ECLI:NL:RBNHO:2022:10841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
10187309 \ CV EXPL 22-3955
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht bij koop op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 8 december 2022 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de rechtspersoon Coeo Securitisation Ltd., gevestigd te Dublin, Ierland, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard op basis van een overeenkomst op afstand, waarbij de kantonrechter ambtshalve heeft getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij aan de precontractuele informatieplichten heeft voldaan, maar heeft geoordeeld dat de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW niet is nageleefd. De eisende partij heeft een bestelbevestiging overgelegd, maar deze voldeed niet aan de eisen omdat de zogenoemde header ontbrak. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de e-mail daadwerkelijk was verzonden en naar welk adres.

De kantonrechter heeft, in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad, besloten dat de schending van de informatieplichten gevolgen moet hebben. De overeenkomst is gedeeltelijk vernietigd voor 25% van de koopprijs. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 42,41, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10187309 \ CV EXPL 22-3955
Uitspraakdatum: 8 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Ltd.
gevestigd te Dublin, Ierland
de eisende partij
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij met de door haar overgelegde stukken en toelichting daarop voldoende onderbouwd toegelicht dat bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.3.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
De contractuele informatieplicht
2.4.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Zij heeft de bestelbevestiging van de bestelling van de gedaagde partij overgelegd, maar zonder de zogenoemde header.
2.5.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webshop van de eisende partij worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet (voldoende) onderbouwd met stukken.
2.6.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde koopprijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
De eisende partij vordert van de gedaagde partij een bedrag van € 106,49. Blijkens de overgelegde factuur bedraagt de vordering op de gedaagde partij echter € 56,54. De kantonrechter gaat dan ook uit van dit bedrag. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.8. is overwogen, is van deze oorspronkelijke hoofdsom van € 56,54 een bedrag van € 42,41
(€ 56,54‬ x 0,75) toewijsbaar.
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de aanmaning is verstuurd en naar welk adres. De overgelegde schermafdruk uit het systeem van de handelaar is (ook) niet voldoende, omdat daaruit niet blijkt dat de e-mail is verstuurd en naar welk adres.
2.11.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 42,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 105,31 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter