ECLI:NL:RBNHO:2022:10953

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
21/2119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van 24 maart 2021, waarin haar bezwaar tegen een besluit van 24 maart 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 6 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van verweerder en de derde-partij, de besloten vennootschap North Sea Venue (NSV), aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat eiseres wel degelijk procesbelang had bij haar bezwaar, ondanks het feit dat de tent op 5 februari 2020 was afgebroken en er vanwege de Covid-19 pandemie geen nieuwe overtredingen meer te verwachten waren. De rechtbank stelt vast dat er sprake was van herhaalde overtredingen door NSV, die zonder de benodigde omgevingsvergunning een chill-out tent had geplaatst. Dit leidde tot de conclusie dat de vrees van eiseres voor nieuwe overtredingen gerechtvaardigd was, en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen zes weken na de uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres moet beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en een vergoeding van de proceskosten aan eiseres, die in totaal € 1.518,- bedraagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Zaandam, eiseres,

(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad(verweerder),
(gemachtigde: mr. G.M. Pierik).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de besloten vennootschap North Sea Venue uit Zaandam(NSV),
(gemachtigde mr. D.A.J. Sturhoofd).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen verweerders besluit van 24 maart 2021 om het bezwaar van eiseres (gericht tegen verweerders besluit van 24 maart 2020) niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft het beroep op 6 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van NSV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.1
Eiseres woont samen met haar ouders in de woning op het adres [adres] te Zaandam. [naam 1] exploiteert samen met eiseres vanuit de woning een [bedrijf] . De woning staat op perceel [perceel 1] .
1.2
Ter zitting is door eiseres onweersproken gesteld dat zij ook in gebruik heeft de rond de woning gelegen percelen [perceel 2] (in zijn geheel), [perceel 3] (voor een deel) en [perceel 4] (voor een deel). De rechtbank gaat hier daarom bij de beoordeling van het geschil van uit.
1.3
NSV exploiteert een (zware) horeca-inrichting (horeca categorie 3) in het pand op het adres Hemkade 48, gelegen op perceel [perceel 5] . De gronden in gebruik bij NSV bestaan uit de rond de horeca-inrichting gelegen percelen [perceel 6] , [perceel 7] , 8467 en [perceel 8] .
2. Op 30 januari 2020 heeft verweerder een brief van Familie [naam 2] ontvangen, waarin staat dat is geconstateerd dat op de Hemkade 48 weer grote tenten zijn opgebouwd, dat in die tenten wordt overnacht en dat dit in strijd is met de voorschriften van de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan. Verweerder wordt daarom verzocht om direct tot handhaving over te gaan.
Primair besluit
3. Bij besluit van 24 maart 2020 heeft verweerder in reactie hierop aan Familie [naam 2] meegedeeld dat bij controle door toezichthouders op 3 februari 2020 op het terrein van NSV een tent is aangetroffen die daar zonder omgevingsvergunning niet mag staan. Omdat inmiddels een omgevingsvergunning voor het meerdere malen per jaar plaatsen van de tent is aangevraagd en verweerder bereid is hieraan medewerking te verlenen is volgens verweerder geen kans op herhaling van de overtreding. Het verzoek om handhaving heeft verweerder daarom afgewezen.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit onder verwijzing naar het advies van de externe hoor- en adviescommissie van 20 februari 2021 op het standpunt gesteld dat eiseres geen belang meer heeft bij het besluit om niet te handhaven, omdat de tent op 5 februari 2020 is afgebroken, waarmee de overtreding is beëindigd, en er op korte termijn vanwege Covid-19 pandemie geen herhaling van de overtreding meer te verwachten valt. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat binnenkort een voorbereidingsbesluit zal worden genomen voor het Balkenhaventerrein en het plaatsen van tenten in strijd is met het in dit voorbereidingsbesluit opgenomen verbod om gebruik van gronden te wijzigen. Verweerder heeft vooruitlopend op dit voorbereidingsbesluit de gevraagde omgevingsvergunning voor het meerdere malen per jaar plaatsen van de tent afgewezen. Het is daarmee voor alle partijen duidelijk dat handhavend zal worden opgetreden als in de toekomst toch nog een tent zal worden geplaatst. Ook daarom hoeft niet meer voor toekomstige overtredingen te worden gevreesd.
Beroepsgronden
5. In beroep heeft eiseres erop gewezen dat verweerder heeft erkend dat sprake is van een (herhaalde) overtreding, dat er vanwege het voorbereidingsbesluit dat verweerder heeft aangekondigd geen zicht (meer) is op legalisatie en dat verweerder de vergunningaanvraag voor de chill-out tent om die reden uiteindelijk ook daadwerkelijk heeft afgewezen. Verweerder had daarom moeten besluiten om tot handhaving over te gaan. Dat in de nabije toekomst vanwege de Covid-19 maatregelen voorlopig geen nieuwe overtredingen meer te verwachten zijn, maakt dit niet anders. Er is gegronde vrees voor herhaling. Zodra het voor NSV weer mogelijk is om evenementen te organiseren, valt volgens eiseres te vrezen dat er weer een chill-out tent wordt neergezet.
Beoordeling
6. De rechtbank moet beoordelen of eiseres in bezwaar nog procesbelang had bij de beoordeling van haar bezwaarschrift. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. [1]
7. Vast staat dat NSV meermalen een chill-out tent op het terrein behorende tot de inrichting op het adres Hemkade 48 heeft geplaatst, zonder een daarvoor benodigde omgevingsvergunning. Er is dus sprake van herhaalde overtredingen. Gelet hierop was de vrees van eiseres voor nieuwe gelijksoortige overtredingen in beginsel gerechtvaardigd en was (de heroverweging van) het besluit op het handhavingsverzoek voor eiseres nog van feitelijke betekenis vanwege haar belang bij het voorkomen van mogelijke overtredingen in de toekomst. Dat door de Covid-19 maatregelen tijdelijk geen grote evenementen meer mochten worden georganiseerd maakt dit niet anders, omdat niet uit te sluiten was dat deze tijdelijke Covid-19 maatregelen in de (zeer) nabije toekomst weer zouden komen te vervallen. Dat een voorbereidingsbesluit genomen zou worden (onder meer inhoudende een verbod op het plaatsen en gebruiken van een chill-out tent bij buitenevenementen) brengt evenmin met zich dat feitelijk geen nieuwe overtredingen meer zullen kunnen plaatsvinden. Eiseres had daarom naar het oordeel van de rechtbank nog procesbelang bij een beslissing op haar bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder alsnog met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres moet beslissen. Dat betekent dat verweerder alsnog inhoudelijk op het bezwaar van eiseres moet beslissen. Daarbij moet verweerder uitgaan van de (feitelijke en juridische) situatie zoals die op het moment van die nieuwe beslissing is. Verweerder krijgt voor deze nieuwe beslissing op bezwaar zes weken de tijd.
9. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding van proceskosten bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen;
  • bepaalt dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van
€ 181,00 vergoedt;
- veroordeelt de verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:615).