ECLI:NL:RBNHO:2022:11342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
10198050
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering inzake informatieplicht bij overeenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de besloten vennootschap Babino B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Babino B.V., had de gedaagde gedagvaard en verzocht om een vordering die gebaseerd was op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter benadrukte dat het niet de bedoeling is dat de consument zelf op zoek moet gaan naar de benodigde informatie, en dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd dat zij aan deze verplichtingen had voldaan. Hierdoor werd de vordering afgewezen. De proceskosten werden aan de eisende partij opgelegd, die in deze zaak ongelijk kreeg. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10198050 \ CV EXPL 22-4068
Uitspraakdatum: 8 december 2022 (bij vervroeging)
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Babino B.V.
gevestigd te Assendelft
de eisende partij
gemachtigde: L.V. Snijder en H.J. Boswinkel
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij online een inschrijfformulier heeft ingevuld. Enige tijd later (op het moment dat er een plek vrijkwam voor het kind van de gedaagde partij) heeft de eisende partij een aanbod tot het aangaan van een overeenkomst per e-mail aan de gedaagde partij verzonden. Nadat het aanbod aan de gedaagde partij is toegezonden, heeft er een intakegesprek plaatsgevonden. De gedaagde partij heeft het aanbod vervolgens per e-mail aan de eisende partij geretourneerd. De kantonrechter is met de eisende partij van oordeel dat daardoor sprake is van aanvaarding zodat de overeenkomst met het terugsturen van het aanbod tot stand is gekomen.
De overeenkomst kwalificeert daarmee als overeenkomst op afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de bepalingen van artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW.
2.3.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Weliswaar heeft de eisende partij gesteld dat de informatie over de voornaamste kenmerken van de door de eisende partij aangeboden diensten (artikel 6:230m lid 1 sub a BW) (zoals de adresgegevens, de tarieven, het pedagogisch beleid, de openingstijden van de buitenschoolse opvang en de contactinformatie) op de website van de eisende partij te vinden is, maar dit volstaat niet. Het is immers niet de bedoeling dat de consument zelf op zoek moet gaan naar de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie. Ten aanzien van de overige in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde subonderdelen heeft de eisende partij slechts in zijn algemeenheid gesteld dat is voldaan aan artikel 6:230m lid 1 BW en daarbij verwezen naar de overgelegde schermafdrukken van het aanmeldproces. Het is echter niet aan de kantonrechter om eigenhandig op te zoek te gaan naar informatie in het dossier.
2.4.
De eisende partij heeft bovendien niet voldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Zij heeft weliswaar verwezen naar de overgelegde overeenkomst en toegelicht dat de handelsnaam en het adres van de eisende partij, de prijzen van de aangeboden diensten, de wijze van betaling en de termijn waarbinnen de eisende partij zich heeft verbonden tot het leveren van de diensten op de overeenkomst staan, maar dat betreft nog niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie.
Wat is hiervan het gevolg?
2.5.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.6.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter