ECLI:NL:RBNHO:2022:11503

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10186679 \ CV EXPL 22-3936
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 december 2022 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en Neçmiye Topal, de gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten die voortvloeien uit Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek. Deze informatieplichten zijn van belang ter bescherming van de consument bij overeenkomsten tussen handelaren en consumenten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Er is geen duidelijke en begrijpelijke toelichting gegeven op de wijze waarop de gedaagde partij is geïnformeerd over de essentiële informatie zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW. Ook is er geen bevestiging overgelegd die voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW. De kantonrechter heeft verwezen naar eerdere rechtspraak, waaronder een vonnis van 26 oktober 2022, waarin soortgelijke tekortkomingen zijn vastgesteld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de proceskosten voor de gedaagde partij vastgesteld op nihil, aangezien deze niet is verschenen. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10186679 \ CV EXPL 22-3936
Uitspraakdatum: 15 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderkantoor Van Lith B.V.
tegen
Neçmiye Topal
wonende te [plaats], gemeente [gemeente]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.3.
In onder meer het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:9548) is geoordeeld dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De (gemachtigde van) eisende partij diende expliciet en op duidelijke manier aan te geven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). In de onderhavige zaak heeft de (gemachtigde van) eisende partij (wederom) nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter (nog steeds) niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Zoals in voornoemd vonnis is overwogen wordt de vordering daarom afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter