ECLI:NL:RBNHO:2022:11510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10206696 \ CV EXPL 22-5483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van precontractuele en contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de eisende partij, Basic-Fit Nederland B.V., en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard op basis van een overeenkomst die via de website tot stand is gekomen, kwalificerend als een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan de informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. De overgelegde stukken toonden niet aan dat de gedaagde partij adequaat op het herroepingsrecht is gewezen. De kantonrechter benadrukte dat het niet voldoende is dat informatie op de website beschikbaar is; deze moet op een duidelijke en in het oog springende manier worden verstrekt voordat de consument zich aanmeldt.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eisende partij ook niet heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW, omdat de bevestiging van de overeenkomst niet op de juiste wijze aan de gedaagde partij is verzonden. Gezien de schending van de informatieplichten heeft de kantonrechter besloten de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, waardoor 25% van de verschuldigde hoofdsom niet toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 105,23, inclusief wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de kant van de eisende partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10206696 \ CV EXPL 22-5483
Uitspraakdatum: 14 december 2022 (bij vervroeging)
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Basic-Fit Nederland B.V.,handelend onder de naam
Basic-Fit Hoorn
gevestigd te Hoofddorp
de eisende partij
gemachtigde: L.V. Snijder en H.J. Boswinkel
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft gesteld dat de overeenkomst via de website tot stand is gekomen. De overeenkomst kwalificeert daarmee als een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de bepalingen van artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW.
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Zij heeft ter onderbouwing een weergave van het online aanmeldproces voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. Uit de overgelegde schermafdrukken blijkt niet dat de gedaagde partij gedurende het aanmeldproces concreet op het herroepingsrecht is gewezen. Het enkele feit dat de informatie over het herroepingsrecht op de website van de eisende partij te vinden is volstaat naar het oordeel van de kantonrechter niet. Het is immers niet de bedoeling dat de consument zelf op zoek moet gaan naar de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.6.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Zij heeft ter onderbouwing een algemene bevestigingsmail overgelegd.
2.7.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bevestiging van de overeenkomst worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bevestigingsmail/brief. Die ontbreekt in dit geval. Bovendien ontbreekt de zogenoemde header, zodat niet kan worden vastgesteld dat de bevestiging van de overeenkomst daadwerkelijk aan de gedaagde partij is verstuurd. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet (voldoende) onderbouwd met stukken.
2.8.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.9.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.10.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de in overweging 2.11. te noemen sanctie verbinden.
2.11.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht(en) zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder h BW geschonden. Daarnaast heeft zij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.12.
Gelet op het voorgaande is van de hoofdsom van € 86,97, een bedrag van € 65,23
(€ 86,97 x 0.75) toewijsbaar.
2.13.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 40,00.
2.14.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.15.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 105,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 65,23 vanaf 7 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,22 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 37,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter