ECLI:NL:RBNHO:2022:11512

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10206749 \ CV EXPL 22-5487
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de eisende partij, Coeo Securitisation Limited, een vennootschap naar vreemd recht gevestigd te Dublin, Ierland, die optreedt via haar gemachtigde, Deurwaarderkantoor Van Lith B.V., in een civiele procedure tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij niet heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten getoetst en vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak, waarin is benadrukt dat de eisende partij expliciet en duidelijk moet aangeven waar de relevante informatie te vinden is in de documentatie. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor de vordering is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die ongelijk heeft gekregen, en zijn vastgesteld op nihil voor de gedaagde partij. Het vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 14 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10206749 \ CV EXPL 22-5487
Uitspraakdatum: 14 december 2022 (bij vervroeging)
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderkantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.3.
In onder meer het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:9548) is geoordeeld dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De (gemachtigde van) eisende partij diende expliciet en op duidelijke manier aan te geven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). In de onderhavige zaak heeft de (gemachtigde van) eisende partij (wederom) nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter (nog steeds) niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Zoals in voornoemd vonnis is overwogen wordt de vordering daarom afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter