ECLI:NL:RBNHO:2022:11513

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
10184914 \ CV EXPL 22-5230
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 december 2022 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten die voortvloeien uit Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek. Deze informatieplichten zijn van belang ter bescherming van de consument bij het sluiten van overeenkomsten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet expliciet en duidelijk heeft aangegeven welke informatie uit de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek op welke manier is verstrekt aan de gedaagde partij. Dit gebrek aan onderbouwing heeft geleid tot de conclusie dat de vordering van de eisende partij moet worden afgewezen. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2022, waarin soortgelijke tekortkomingen zijn vastgesteld.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de eisende partij de proceskosten moet vergoeden, die zijn vastgesteld op nihil voor de gedaagde partij, aangezien deze niet is verschenen. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de eisende partij niet in de gelegenheid gesteld om haar vordering alsnog nader toe te lichten, conform het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10184914 \ CV EXPL 22-5230
Uitspraakdatum: 14 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar vreemd recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Deurwaarderkantoor Van Lith B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende in de gemeente [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.3.
In onder meer het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:9548) is geoordeeld dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De (gemachtigde van) eisende partij diende expliciet en op duidelijke manier aan te geven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). In de onderhavige zaak heeft de (gemachtigde van) eisende partij (wederom) nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter (nog steeds) niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Zoals in voornoemd vonnis is overwogen wordt de vordering daarom afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter