ECLI:NL:RBNHO:2022:11963

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/15/323147 / HA ZA 21-648
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een schenkingsovereenkomst en terugbetaling van een geldlening in het kader van een nalatenschap

In deze civiele zaak vordert eiser nakoming van een schenkingsovereenkomst die hij heeft gesloten met zijn levensgezel, kort voor haar overlijden. Daarnaast vraagt hij om terugbetaling van een geldlening. De gedaagden, de executeurs van de nalatenschap van de schenker, betwisten de ontvankelijkheid van eiser en stellen dat de schenking is herroepen en vervallen door het overlijden van de schenker. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden terecht zijn gedagvaard in hun hoedanigheid van executeurs. De schenking valt buiten de reikwijdte van artikel 7:177 BW en de herroeping heeft geen rechtsgevolg gehad. De rechtbank concludeert dat de schenkingsovereenkomst moet worden nagekomen door de executeurs, terwijl de andere vorderingen van eiser worden afgewezen. De rechtbank wijst de vordering tot terugbetaling van de geldlening af, omdat deze niet als lening kan worden aangemerkt. De vordering in reconventie van de gedaagden wordt eveneens afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor misbruik van omstandigheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/323147 / HA ZA 21-648
Vonnis van 19 oktober 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. M.H.J. van Riessen te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde/eiser1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde/eiser2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie, eiseressen in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. J. van der Wende te Rosmalen.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder] en [gedaagde/eiser1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 november 2021 met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties van de zijde van [gedaagde/eiser1] ;
  • het tussenvonnis van 16 maart 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de mondelinge behandeling van 23 september 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij namens [eiser/verweerder] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

Eiser vordert nakoming van een schenkingsovereenkomst die hij heeft gesloten met zijn levensgezel, kort voordat zij kwam te overlijden. Ook wil hij terugbetaling van een geldlening.
Gedaagden zijn de executeurs in de nalatenschap van de schenker. Zij betogen dat eiser niet-ontvankelijk is, omdat gedaagden ten onrechte pro se zijn gedagvaard. Ook voeren zij aan dat áls al sprake is geweest van een schenking, eiser geen nakoming kan vorderen, omdat de schenking door de schenker is herroepen en de schenking bovendien is vervallen door het overlijden van de schenker (artikel 7:177 BW). Daarnaast stellen gedaagden dat eiser misbruik heeft gemaakt van de abnormale geestestoestand van de schenker.
De rechtbank komt tot het oordeel dat gedaagden (terecht) zijn gedagvaard in hun hoedanigheid van executeurs. De schenking valt bovendien buiten de reikwijdte van artikel 7:177 BW en de herroeping van de schenking heeft geen rechtsgevolg gehad. Van misbruik van omstandigheden is evenmin gebleken. De schenkingsovereenkomst moet daarom worden nagekomen door de executeurs. De andere vorderingen worden afgewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser/verweerder] was sinds omstreeks 1998 de levensgezel van [A.] .
3.2.
[A.] woonde samen met [eiser/verweerder] in de woning van [eiser/verweerder] op [woonplaats] . [A.] had daarnaast een eigen woning in [woonplaats] .
3.3.
Op 7 juli 2020 heeft [eiser/verweerder] aan [A.] een bedrag van € 1.500,- overgemaakt, met als omschrijving “
Lening”. Tussen [eiser/verweerder] en [A.] heeft op 8 juli 2020 een WhatsApp-conversatie plaatsgevonden, met de volgende inhoud (waarbij [A.] is aangeduid als “
[A.]”):
“08-07-2020 09:23 - [eiser/verweerder] : 1500 overgemaakt (…)
08-07-2020 09:41 - [A.] : Oke, neem dat op, limiet verhoogd. Dus 1500 naar [B.] . 500 naar [C.] . (…)
08-07-2020 09:46 - [eiser/verweerder] : Naar [D.][een zoon van [eiser/verweerder] , toevoeging rechtbank]
08-07-2020 09:47 - [A.] : Alleen de 1500 neem ik aan.
08-07-2020 09:48 - [eiser/verweerder] : 500 voor [C.] maar die is ziek (…)
08-07-2020 09:49 - [A.] : (…) Dan geef ik alles aan [D.] .
08-07-2020 09:49 - [eiser/verweerder] : Ook goed”
3.4.
Begin september 2020 heeft [A.] te horen gekregen dat zij ernstig ziek was. Zij is in het ziekenhuis in [woonplaats] opgenomen. Op 19 september 2020 is zij onder medische begeleiding naar Nederland teruggevlogen. Zij is op 23 september 2020 opgenomen in een ziekenhuis in Nederland.
3.5.
[eiser/verweerder] en [A.] hebben gesproken over de schenking door [A.] aan [eiser/verweerder] van aanvankelijk een ketting en later een horloge van het merk Rolex. Tussen [eiser/verweerder] en [A.] heeft op 1 en 3 oktober 2020 de volgende WhatsApp-conversatie plaatsgevonden (waarbij [eiser/verweerder] wordt aangeduid als ‘ [eiser/verweerder] ’ en [A.] als ‘ [A.] ’):
“[19:10, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Moet 20% aanbetalen voor reserveren
[20:15, 01-10-2020] [A.] : En korting?
[20:16, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Ongeveer 10% maar een duurdere wijzerplaat van 4300
[20:18, 01-10-2020] [A.] : Dus dan is het toch een andere klok.
[20:20, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Nee dezelfde van de foto alleen met 3 baketten en 8 briljantjes zoal jij die hebt Die plaat moeten ze bestellen en komt later
(20:23, 01-10-2020] [A.] ; Leg morgen maar uit van die Rolex. Drinkt niet meer door
[20:23, 01-10-20201 [eiser/verweerder] : Ok
[21:36, 01-10-2020] [A.] : Ja, zo toch?
[21:39, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Ja wijzerplaat moet besteld worden Rolex maakt op dit moment
geen gouden horloges daar de goudprijs nu te hoog is
[21:40, 01-10-2020] [A.] : Oke, wat is dan de prijs - de korting?
[21:40, 01-10-20201 [eiser/verweerder] : 38.500
[21:41, 01-10-2020] [A.] : Of we doen dat morgen. Ogen vallen dicht. En moet nog wel week geduldig wachten op geld voor de aanbetaling.
[21:42, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Ik kan aanbetalen
[21:42, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Met CC
[21:43, 01-10-2020] [A.] : Oke, doe je dat vast. Kijk eerst morgen met alles bij elkaar grabbelen. Moet ik uitrekenen
[21:43, 01-10-2020] [eiser/verweerder] : Bellen eerst nog even
[21:45, 01-10-2020] [A.] : Ja, trusten
[11:08, 03-10-2020] [eiser/verweerder] : Kan jij mij een overzichtje sturen op welke data en hoeveel geld je mij kan geven Dan kan ik dat meenemen als ik zometeen naar Rolex ga
[20:26, 03-10-2020] [eiser/verweerder] : Gekocht € 38.000,00 met diamanten € 5000,00 aanbetaald
(21:09, 03-10-2020] [A.] : Top, praten morgen wel hoe alles is afgesproken
[21:09, 03-10-2020] [eiser/verweerder] : Dank je schat
[21:10, 03-10-2020] [A.] : Komt goed het geld, even geduld voor de geldboom komt.”
3.6.
Op 3 oktober 2022 heeft [eiser/verweerder] een horloge van het merk Rolex gekocht voor een koopsom van € 38.000,-. Hij heeft een aanbetaling voldaan van € 5.000,-.
3.7.
Tussen [eiser/verweerder] en [A.] hebben telefoongesprekken plaatsgevonden op (onder meer) 4 en 5 oktober 2020, die door [eiser/verweerder] zijn opgenomen.
3.8.
[A.] heeft op 6 oktober 2020 een betaling verricht aan de bankrekening van [eiser/verweerder] ter hoogte van € 5.000,-, met als omschrijving “
achterstallig levensonderhoud”. In een WhatsApp-bericht van diezelfde datum schrijft [eiser/verweerder] : “
Bedankt voor de poen”, waarop [A.] heeft geantwoord: “
Komt nog meer”.
3.9.
[eiser/verweerder] is op 7 oktober 2020 naar Nederland gereisd. Hij heeft [A.] in de daarop volgende dagen meerdere malen bezocht in het ziekenhuis, waarbij tussen hen onenigheid is ontstaan. [A.] heeft op enig moment de relatie met [eiser/verweerder] beëindigd.
3.10.
Op 11 oktober 2020 heeft [A.] bij testament over haar nalatenschap beschikt. In dat testament heeft [A.] aan [eiser/verweerder] gelegateerd een recht van vruchtgebruik van haar horloge. Tot executeur zijn benoemd [gedaagde/eiser1] (schoondochters van [A.] ).
3.11.
In een e-mail van 12 oktober 2020 (22.07 uur) heeft [A.] het volgende geschreven aan [eiser/verweerder] :

(…) Voor zover ik kan vinden, zie onder Europesche richtlijnen kan je de Rolex, binnen 14 dagen annuleren. Je hebt 14 dagen bedenktijd, kan de aanbetaling ongedaan maken en de wil tot aankoop annuleren, (…).
3.12.
[A.] is op 20 oktober 2020 overleden.
3.13.
[gedaagde/eiser1] hebben hun benoeming tot executeur aanvaard.
3.14.
Op 9, 10 en 12 november 2020 heeft [eiser/verweerder] de resterende koopsom van het Rolex-horloge (ter hoogte van € 33.000,-) in deelbetalingen voldaan aan de verkoper.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[eiser/verweerder] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde/eiser1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 33.000,- betreffende het nog openstaande bedrag op basis van een schenkingsovereenkomst tussen [eiser/verweerder] en [A.] , te betalen binnen veertien dagen na betekening dit vonnis;
[gedaagde/eiser1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.500,- betreffende een terugbetalingsverplichting op basis van een leningsovereenkomst tussen [eiser/verweerder] en [A.] , te betalen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
[gedaagde/eiser1] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente per 11 juli 2021, althans datum dagvaarding;
een en ander met veroordeling van [gedaagde/eiser1] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.
4.2.
[gedaagde/eiser1] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijk reconventie
4.3.
[gedaagde/eiser1] vordert in voorwaardelijke reconventie samengevat - dat, voor zover de rechtbank de vorderingen in conventie zou toewijzen, de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de schenkingsovereenkomst inzake het Rolex-horloge tussen [A.] en [eiser/verweerder] vernietigt, met veroordeling van [eiser/verweerder] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.4.
[eiser/verweerder] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Ontvankelijkheid?
5.1.
[eiser/verweerder] stelt dat hij vorderingen heeft op de nalatenschap van [A.] . Tussen partijen staat vast dat de taak van [gedaagde/eiser1] als executeurs in de nalatenschap van [A.] nog niet is geëindigd. Op grond van artikel 4:145 BW moeten de vorderingen van [eiser/verweerder] daarom worden ingesteld tegen [gedaagde/eiser1] in hun hoedanigheid van executeur.
5.2.
[gedaagde/eiser1] hebben als meest verstrekkende verweer gevoerd dat [eiser/verweerder] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat [gedaagde/eiser1] pro se zijn gedagvaard en niet in hoedanigheid van executeur.
De rechtbank volgt dit verweer van [gedaagde/eiser1] niet en overweegt daartoe als volgt.
5.3.
De vraag in welke hoedanigheid een partij optreedt, vergt uitleg van de dagvaarding. In verband met de aard van dat stuk en de belangen van de wederpartij moeten strenge eisen worden gesteld aan de duidelijkheid van de formulering van het exploot. Deze strenge eisen brengen echter niet mee dat steeds - uitdrukkelijk - melding moet worden gemaakt van de hoedanigheid van de procespartij (vgl. HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1435, r.o. 3.5).
5.4.
Op het voorblad van de dagvaarding is niet vermeld dat [gedaagde/eiser1] worden gedagvaard in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] . Gelet op het voorgaande leidt dit enkele feit nog niet tot het oordeel dat [eiser/verweerder] niet-ontvankelijk is. Het komt aan op uitleg van de dagvaarding. Daarbij acht de rechtbank van belang dat in de dagvaarding wordt vermeld dat [gedaagde/eiser1] executeurs zijn (vgl. randnummer 32).
Daarbij komt dat [gedaagde/eiser1] , voor zover [eiser/verweerder] bekend is, geen andere hoedanigheid hebben in het kader van de nalatenschap van [A.] . [eiser/verweerder] weet namelijk niet wie de erfgenaam/erfgenamen van [A.] is/zijn.
Het is in de dagvaarding bovendien zonder meer duidelijk dat [eiser/verweerder] stelt vorderingen te hebben op (de nalatenschap van) [A.] en niet op [gedaagde/eiser1] zelf. Dat blijkt ook voldoende duidelijk uit de formulering van het petitum: de vorderingen zijn uitdrukkelijk gebaseerd op een schenkingsovereenkomst en een leningsovereenkomst
met [A.]. [eiser/verweerder] neemt tot slot evenmin stellingen in die de indruk kunnen wekken dat hij betoogt dat [gedaagde/eiser1] met hun privévermogen aansprakelijk zijn.
5.5.
De rechtbank is daarom van oordeel dat uit de dagvaarding voldoende duidelijk volgt dat de vorderingen worden ingesteld tegen [gedaagde/eiser1] in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] en dat [gedaagde/eiser1] de dagvaarding ook aldus hebben begrepen en hebben moeten begrijpen. Dat betekent da [eiser/verweerder] ontvankelijk is in zijn vorderingen en dat aan de inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen.
Schenking?(vordering 1)
5.6.
[gedaagde/eiser1] betogen dat [A.] aan [eiser/verweerder] aanvankelijk (de aankoopprijs van) een ketting en later een horloge wilde schenken, maar dat nooit overeenstemming is bereikt over welk horloge.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser/verweerder] met de WhatsApp-correspondentie van 1 en 3 oktober 2020 voldoende heeft aangetoond dat tussen hem en [A.] op 3 oktober 2020 een schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen. Daaruit blijkt ook dat de schenking de aankoopprijs van € 38.000,- voor het horloge van het merk Rolex betrof, waarvan foto’s zijn gevoegd bij de WhatsApp-berichten, en dat [A.] daarmee instemde. Het verweer dat geen overeenstemming is bereikt of dat de schenking te onbepaald was, slaagt dus niet.
Schenking bij dode?
5.8.
[gedaagde/eiser1] hebben zich er vervolgens op beroepen dat de schenking is vervallen. Volgens [gedaagde/eiser1] had de schenking de strekking dat zij pas na het overlijden van de [A.] zal worden uitgevoerd. Omdat de schenking niet bij notariële akte of codicil is vastgelegd, is de schenking vervallen (artikel 7:177 BW), aldus [gedaagde/eiser1] .
5.9.
Ook hierin geeft de rechtbank [gedaagde/eiser1] geen gelijk, gelet op het navolgende.
5.10.
Tussen partijen staat vast dat de schenking van de aankoopsom van het horloge niet is vastgelegd in het testament of een codicil (het legaat aan [eiser/verweerder] van het vruchtgebruik van een (dames-)horloge, betreft een ander horloge dan het horloge dat in deze procedure tussen partijen in geschil is). Dit betekent dat indien sprake is van een schenking bij dode in de zin van artikel 7:177 BW, die schenking is komen te vervallen. Of er sprake is van een schenking bij dode zal via de regels van uitleg van overeenkomsten moeten worden vastgesteld.
5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat op 3 oktober 2020 tussen [eiser/verweerder] en [A.] is afgesproken dat [A.] het horloge bij leven zou schenken aan [eiser/verweerder] . Dat leidt de rechtbank af uit de WhatsApp-berichten van 1 en 3 oktober 2020. Daarin bespreken [A.] en [eiser/verweerder] immers dat [A.] gaat uitrekenen hoe zij
“alles bij elkaar[gaat]
grabbelen”en dat [eiser/verweerder] “
nog wel week geduldig[moet]
wachten op geld voor de aanbetaling”.Vervolgens heeft [eiser/verweerder] aan [A.] gevraagd om
“een overzichtje[te]
sturen op welke data en hoeveel geld je mij kan geven (…)”.Deze afspraken wijzen er op dat de afspraak tussen partijen inhield dat met de uitvoering van de schenking vrijwel direct (binnen één week na 3 oktober 2020) door [A.] zelf (en dus niet pas door haar executeurs) zou worden gestart.
5.12.
Dit vindt naar het oordeel van de rechtbank bovendien bevestiging in het feit dat het bedrag van de aanbetaling (€ 5.000,-) op 6 oktober 2020 door [A.] is betaald aan [eiser/verweerder] , kennelijk in het kader van de nakoming van de schenkingsovereenkomst. Weliswaar is als omschrijving bij die betaling vermeld “
achterstallig levensonderhoud” maar uit de stellingen van beide partijen begrijpt de rechtbank dat dergelijke betalingen van [A.] aan [eiser/verweerder] voor levensonderhoud niet gebruikelijk waren. Gelet op de datum van de betaling (drie dagen na het sluiten van de schenkingsovereenkomst) en de omvang van het bedrag (exact het bedrag van de door [eiser/verweerder] voldane aanbetaling van € 5.000,-) is voldoende aangetoond dat die betaling een uitvoeringshandeling van de schenking betrof. Daarbij heeft [A.] bovendien in een bericht van 6 oktober 2020 geschreven: “
Komt nog meer”. Ook hierin leest de rechtbank bevestiging dat het de partijbedoeling was dat de schenking niet pas na overlijden zou worden uitgevoerd.
De stelling van [gedaagde/eiser1] dat [A.] heeft gezegd dat [eiser/verweerder] moest wachten op zijn geld (tot na haar overlijden) en dat [eiser/verweerder] desondanks op eigen risico heeft besloten het horloge alvast te kopen, wordt daarom niet gevolgd.
5.13.
[gedaagde/eiser1] hebben er op gewezen dat onder andere in de (telefoon-)gesprekken van 4 en 5 oktober 2020 tussen [A.] en [eiser/verweerder] is besproken dat [A.] de schenking van het horloge zou vermelden in haar testament en dat [eiser/verweerder] het geld voor het horloge zou verkrijgen uit de nalatenschap van [A.] , nadat de woning van [A.] zou zijn verkocht. De schenking aan [eiser/verweerder] zou in mindering strekken op hetgeen de kleindochter van [eiser/verweerder] ( [naam] ) zou krijgen uit de nalatenschap van [A.] . Volgens [gedaagde/eiser1] blijkt hieruit de bedoeling van [A.] om de schenking pas na haar overlijden te effectueren.
5.14.
Ook hierin geeft de rechtbank [gedaagde/eiser1] geen gelijk. Uit deze mededelingen wordt duidelijk dat [A.] kennelijk op dat moment (4 en 5 oktober 2020) heeft geconstateerd dat zij niet over voldoende liquide middelen beschikte om direct uitvoering te geven aan de afgesproken schenking en dat de uitvoering van de schenkingsovereenkomst daarom feitelijk pas kon plaatsvinden na haar overlijden. Dat doet echter niet af aan het gegeven dat [A.] en [eiser/verweerder] op 3 oktober 2020 een direct opeisbare schenking zijn overeengekomen. De omstandigheid dat de schenkingsovereenkomst niet direct door [A.] is nagekomen, klaarblijkelijk omdat later bleek dat daarvoor onvoldoende geld beschikbaar was, brengt geen verandering in de strekking van de schenking.
5.15.
Voor zover het (al bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst) de bedoeling van [A.] was dat de schenking pas zou worden uitgevoerd na de verkoop van haar woning in [woonplaats] , hetgeen verder in het midden kan blijven, rechtvaardigt dit niet de conclusie dat de schenking de strekking heeft om pas na het overlijden van [A.] te worden uitgevoerd. [eiser/verweerder] heeft namelijk gesteld, en [gedaagde/eiser1] hebben niet weersproken, dat [A.] de verkoop van haar woning al bij leven in werking had gezet, door een makelaar een verkoopopdracht te geven.
5.16.
De conclusie van het voorgaande is dat de schenking buiten de reikwijdte van artikel 7:177 BW valt. De schenking is daarom niet vervallen.
Herroeping van de schenking?
5.17.
[gedaagde/eiser1] hebben aangevoerd dat [A.] de schenking heeft herroepen.
5.18.
Overwogen wordt dat het inderdaad, zoals [gedaagde/eiser1] stellen, aannemelijk is dat [A.] de schenking van het horloge aan heeft
willenherroepen. Dat kan immers worden afgeleid uit onder meer de e-mail van 12 oktober 2020 (geciteerd in 3.11 van dit vonnis), waarin [A.] (nadat zij de relatie met [eiser/verweerder] had beëindigd) [eiser/verweerder] adviseert om de aankoop van het horloge bij de verkoper te annuleren. Of [A.] daadwerkelijk de schenking heeft willen herroepen kan echter verder in het midden blijven, gelet op het navolgende.
5.19.
Uitgangspunt is dat een schenkingsovereenkomst, net zoals iedere andere overeenkomst, moet worden nagekomen. Dat betekent ook dat de schenker in beginsel niet kan terugkomen op een schenking. Dit laatste is slechts anders:
zolang de schenking nog niet is aanvaard; of
indien bij het aangaan van de schenking is bedongen dat de schenking kan worden herroepen.
5.20.
Voor zover [gedaagde/eiser1] ter zitting hebben aangevoerd dat de schenking door [A.] kon worden herroepen omdat de schenking nog niet door [eiser/verweerder] was aanvaard, wordt dit verweer niet gevolgd. Uit de WhatsApp-correspondentie van 1 en 3 oktober 2020 kan niet anders worden afgeleid dan dat [eiser/verweerder] de schenking van de koopprijs van het horloge van € 38.000,- heeft aanvaard.
5.21.
Volgens [gedaagde/eiser1] zijn partijen een schenking onder ontbindende voorwaarde van herroeping overeengekomen. Zij hebben daartoe slechts aangevoerd dat de schenking mondeling is overeengekomen. Dat enkele feit rechtvaardigt op zichzelf echter niet de conclusie dat sprake is van een herroepelijke schenking. [gedaagde/eiser1] hebben geen andere feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat bij het aangaan van de schenking een ontbindende voorwaarde is bedongen, terwijl dat wel op hun weg lag. De stelplicht (en bij voldoende gemotiveerde betwisting, de bewijslast) van het bestaan van een ontbindende voorwaarden rust immers op hen. Omdat [gedaagde/eiser1] onvoldoende concrete stellingen hebben ingenomen, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.22.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voor zover [A.] de schenking heeft herroepen, die herroeping geen rechtsgevolg heeft gehad. Daarom kan [eiser/verweerder] in beginsel nakoming vorderen van de overeengekomen schenking. Het beroep op vernietiging van de schenkingsovereenkomst wordt in reconventie besproken.
Geldlening (vordering 2)
5.23.
[eiser/verweerder] vordert terugbetaling van de geldlening die hij op 7 juli 2020 stelt te hebben verstrekt aan [A.] ter hoogte van € 1.500,-.
5.24.
[gedaagde/eiser1] hebben zich tegen deze vordering verweerd met het betoog dat geen sprake was een lening. [eiser/verweerder] heeft het genoemde bedrag overgemaakt aan [A.] , zodat zij het geld contant kon opnemen en kon overhandigen aan een zoon van [eiser/verweerder] .
5.25.
De rechtbank stel vast dat dit verweer van [gedaagde/eiser1] direct steun vindt in de WhatsApp-berichten van 8 juli 2020 (geciteerd in 3.3 van dit vonnis) en door [eiser/verweerder] niet is weersproken, zodat deze gang van zaken vast staat. Daarom kan [eiser/verweerder] geen aanspraak maken op terugbetaling van het overgemaakte bedrag van € 1.500,-. Dit leidt tot afwijzing van deze vordering van [eiser/verweerder] .
in (voorwaardelijke) reconventie
Vervulling voorwaarde reconventionele vordering
5.26.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank de vorderingen met betrekking tot de schenking in conventie zou toewijzen. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, beschouwt de rechtbank de voorwaarde als vervuld, zodat aan de beoordeling van de reconventionele vordering wordt toegekomen.
Vernietiging?
5.27.
[gedaagde/eiser1] vorderen dat de rechtbank de schenking vernietigt omdat volgens [gedaagde/eiser1] sprake is geweest van misbruik van omstandigheden (in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW). Ter onderbouwing van deze vordering hebben [gedaagde/eiser1] aangevoerd dat [A.] door een abnormale geestestoestand werd bewogen tot het sluiten van de schenkingsovereenkomst, omdat zij:
  • ernstig ziek was, zich in haar laatste levensfase bevond en veel moest regelen;
  • niet gesteund werd door [eiser/verweerder] , maar door [eiser/verweerder] juist onder druk werd gezet om tot schenking van het horloge over te gaan;
  • medicatie gebruikte voor pijnbestrijding en aangaf erg moe te zijn, waardoor zij zaken niet altijd meer kon overzien.
5.28.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze omstandigheden, afzonderlijk en ook in onderlinge samenhang bezien, niet leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden, gelet op het navolgende.
5.29.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat [A.] , ook in haar laatste levensfase en ondanks haar ernstige ziekte, goed in staat was haar wil te bepalen en te uiten. Weliswaar is duidelijk dat [eiser/verweerder] bij [A.] heeft aangedrongen op de schenking van het horloge, maar dat [eiser/verweerder] bij het sluiten van de schenkingsovereenkomst (dus op 1 en 3 oktober 2020) ontoelaatbare druk heeft uitgeoefend op [A.] , en dat [A.] dáárdoor is bewogen tot het sluiten van de schenkingsovereenkomst, is onvoldoende concreet gesteld. Dit standpunt van [gedaagde/eiser1] is kennelijk (met name) gebaseerd op de inhoud van de gesprekken tussen [eiser/verweerder] en [A.] op 4 en 5 oktober 2020 (telefonisch), en tussen 7 en 12 oktober 2020 (in het ziekenhuis). De inhoud van die gesprekken is echter niet relevant voor de vraag of door [eiser/verweerder] ontoelaatbare druk is uitgeoefend, omdat de schenkingsovereenkomst op dat moment al tot stand was gekomen. Die gesprekken gingen enkel nog over de uitvoering van die schenkingsovereenkomst.
5.30.
Wel is duidelijk dat [A.] (ook) kort voorafgaand aan het sluiten van de schenkingsovereenkomst, heeft aangegeven dat het allemaal niet meer tot haar doordringt (
“Leg morgen maar uit van die Rolex. Drinkt niet meer door”) en dat zij moe is (“
Of we doen dat morgen. Ogen vallen dicht”). Aan het verzoek van [A.] om de volgende dag verder te praten over het horloge heeft [eiser/verweerder] echter kennelijk gehoor gegeven: de schenkingsovereenkomst is immers pas twee dagen later tot stand gekomen, op 3 oktober 2020. Dat op dat moment sprake was van een abnormale geestestoestand van [A.] en dat [eiser/verweerder] daarvan misbruik heeft gemaakt, is door [gedaagde/eiser1] onvoldoende concreet toegelicht. Hierbij weegt de rechtbank ook mee dat [gedaagde/eiser1] niet hebben toegelicht welke invloed de medicatie en/of pijnbestrijding op de oordeelsvorming van [A.] hebben gehad en dat [gedaagde/eiser1] ook zelf onderkennen dat [A.] (over het algemeen) heel goed wist wat zij deed.
5.31.
Omdat [gedaagde/eiser1] onvoldoende concrete stellingen hebben ingenomen die kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van een misbruik van omstandigheden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Artikel 7:176 BW vindt daarom geen toepassing.
5.32.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen. [gedaagde/eiser1] (in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] ) zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op € 721,- (tarief III x 2 punten x factor 0,5).
in conventie (vervolg)
Vorderingen 1 en 3
5.33.
Vordering 1 in conventie is toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Ook de onweersproken wettelijke rente met ingang van 11 juli 2021 (vordering 3) zal worden toegewezen.
Proceskosten in conventie
5.34.
[gedaagde/eiser1] (in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] ) zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
  • dagvaardingskosten: € 242,78;
  • griffierecht: € 952,-;
  • salaris advocaat:
totaal: € 2.636,78.
5.35.
[eiser/verweerder] vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde/eiser1] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (vlg. HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover daadwerkelijk nakosten zijn gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] , in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] Margaretha [A.] , hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 33.000,- aan [eiser/verweerder] betreffende het nog openstaande bedrag op basis van een schenkingsovereenkomst tussen [eiser/verweerder] en [A.] , te betalen binnen veertien dagen na betekening dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag per 11 juli 2021 tot de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] , in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] Margaretha [A.] , in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 2.636,78;
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het anders of meer gevorderde in conventie;
in reconventie
6.5.
wijst de vordering in reconventie af;
6.6.
veroordeelt [gedaagde/eiser1] , in hun hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [A.] Margaretha [A.] , in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 721,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1538