Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
American Express Europe S.A.
1.Procesverloop
2.Overwegingen
Een aantal bepalingen van dwingend recht dient blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad ambtshalve te worden toegepast, ook al betreft het geen bepalingen van openbare orde. Dit berust deels op de eerdergenoemde regel dat de rechter ambtshalve dient na te gaan of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten het gevorderde kunnen dragen, maar daarbuiten ook op de beschermende strekking van de betreffende wetsbepaling en/of de wens om bij samenloop van Unierecht en (louter) Nederlands recht te geraken tot een hanteerbaar stelsel.” (pnt. 6.7.1.) “
De Richtlijn voorziet (…) in dwingendrechtelijke informatieverplichtingen en vereist doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctionering door het nationale recht.” (pnt. 6.15.) Een en ander “(…)
teneinde een effectieve bescherming van de consument te verzekeren die aan de specifieke omstandigheden van het geval is aangepast(…).” (pnt. 6.19.)
- de schriftelijke kredietovereenkomst en eventuele bijlagen;
- de op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden;
- stukken waaruit blijkt dat de gedaagde partij gelet op artikel 33, aanhef en onder c, sub 1, Wck (oud) dan wel 7:77 lid 1, aanhef en onder c, sub 1 BW op de voorgeschreven wijze in gebreke is gesteld en vervolgens het saldo ineens is opgeëist (zie ook: Gerechtshof ’s Hertogenbosch, 11 november 2014, ECLI:NL:GSHE:2014:4678);
- een toelichting op de wijze waarop de eisende partij heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen, zoals bedoeld in de artikelen 7:59 tot en met 7:73 BW, artikel 33 lid 1 t/m 5 Wck (oud), en aan de kredietwaardigheidstoets van artikel 8 van de richtlijn en artikel 4:34 Wft.
3.De beslissing
15 juni 2022;