. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Eiseres heeft op 12 juli 2021 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft de ontvangst van dit bezwaarschrift bij brief van 24 augustus 2021 bevestigd. Bij brief van 21 december 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld en vervolgens is zij op 10 februari 2022 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift.
Met eiseres stelt de rechtbank dan ook vast dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij voor de beroepsmatig verleende bijstand heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht toegekend voor een bedrag van € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759, bij een wegingsfactor 0,5 voor het lichte gewicht van deze zaak, omdat het geschil beperkt is tot formele aspecten van niet tijdig beslissen en de dwangsom). Toegekend wordt € 379,50.