ECLI:NL:RBNHO:2022:4451
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op vergoeding bij beëindiging arbeidsrelatie en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een vergoeding van € 23.213 ontving van haar werkgever na beëindiging van haar arbeidsrelatie, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had de vergoeding aangemerkt als belastbaar loon uit dienstbetrekking, wat eiseres betwistte. Eiseres stelde dat de vergoeding een onbelaste immateriële schadevergoeding betrof, omdat zij door haar arbeidsongeschiktheid en de wijze van ontslag psychisch leed had ondervonden. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding, die verband hield met de beëindiging van de dienstbetrekking, als belastbaar loon moest worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar relevante wetgeving en jurisprudentie, waarbij werd benadrukt dat vergoedingen die voortvloeien uit een dienstbetrekking, ongeacht of ze materieel of immaterieel zijn, als loon worden beschouwd, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat er geen verband is met de dienstbetrekking. Eiseres slaagde er niet in om dit bewijs te leveren. Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel verworpen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van ongelijke behandeling in vergelijkbare gevallen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.