In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker wiens rijbewijs is geschorst door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De schorsing is opgelegd omdat de verzoeker, die dagelijks de medicijnen suboxone en temgesic gebruikt, mogelijk ongeschikt is om voertuigen te besturen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de schorsing op goede gronden is opgelegd, aangezien de medicatie behoort tot de medicijngroep Opioïden en een ernstige invloed kan hebben op de rijvaardigheid. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat het aan het CBR is om, op basis van medisch onderzoek, te beoordelen of de verzoeker veilig kan deelnemen aan het verkeer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de schorsing van het rijbewijs in stand blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een onderzoek naar de rijgeschiktheid van personen die geneesmiddelen uit categorie III gebruiken, en dat de wetgeving het CBR dwingt om dergelijke onderzoeken op te leggen ter bevordering van de verkeersveiligheid.