ECLI:NL:RBNHO:2022:5582

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
9600514
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid en overtreding van een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen BK Bouw- en Milieuadvies B.V. (eiseres) en een werknemer (gedaagde) over de geldigheid van een relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was vervolgens in contact gekomen met een ex-relatie van BK, wat leidde tot de vordering van BK om te verklaren dat de werknemer het relatiebeding had overtreden. De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding geldig was en dat de werknemer het had overtreden. BK vorderde een boete van € 34.000,00, die was opgebouwd uit een vast bedrag en een bedrag per dag van overtreding. De kantonrechter wees de vordering toe, omdat niet was gebleken dat de boete buitensporig was. De werknemer had geen toestemming van BK voor zijn werkzaamheden voor de ex-relatie en de kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd dat hij geen overtreding had gepleegd. De kantonrechter wees ook de tegenvordering van de werknemer af, waarin hij stelde dat het relatiebeding nietig was. De proceskosten werden toegewezen aan BK, en de kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9600514 \ CV EXPL 21-6383
Uitspraakdatum: 8 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BK Bouw- en Milieuadvies B.V.
gevestigd te IJmuiden
eiseres
verder te noemen: BK
gemachtigde: mr. M. Schildwacht
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. G.M. Roze
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of een in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding geldig is en of de werknemer het relatiebeding heeft overtreden. De kantonrechter oordeelt dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. Voor matiging van de boete is geen aanleiding, omdat niet is gebleken dat de boete in de gegeven omstandigheden buitensporig en daarom onaanvaardbaar is.

1.Het procesverloop

1.1.
BK heeft bij dagvaarding van 16 december 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. BK heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.2.
Op 13 mei 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is op 1 juli 2002 bij de rechtsvoorganger van BK in dienst getreden.
2.2.
De functie van [gedaagde] was Senior Adviseur Bouw- en Milieuadvies voor 36 uur per week met een salaris van € 4.770,00 bruto per maand exclusief 8 % vakantietoeslag en emolumenten.
2.3.
Partijen zijn op 16 februari 2016 schriftelijk een relatiebeding overeengekomen dat luidt:
“Het is u zonder voorgaande schriftelijke toestemming van BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. verboden om gedurende één jaar na het einde van de overeenkomst - direct of indirect - met relaties van BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. op enigerlei wijze zakelijke contacten te leggen, en/of te onderhouden en/of werkzaamheden voor te verrichten, betaald of onbetaald.Relaties van BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. zijn alle natuurlijke en rechtspersonen met wie BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. gedurende een periode van 12 maanden voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten heeft onderhouden, daaronder begrepen (rechts)personen met wie BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. in onderhandeling is (geweest) om diensten en/of producten aan te leveren.In geval u in strijd handelt met het genoemde verbod, verbeurt u ten behoeve van BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. een direct - zonder verdere sommatie of ingebrekestelling - opeisbare boete van € 10.000,00 per overtreding evenals € 1.000,00 per dag dat u in overtreding bent, onverminderd het recht van BK Bouw & Milieuadvies B.V. en/of BK ingenieurs B.V. om daarnaast volledige schadevergoeding van u te vorderen.”
2.4.
[gedaagde] heeft de laatste jaren namens BK in-house adviezen en ondersteuning geleverd aan Omgevingsdienst IJmond, Omgevingsdienst Noord-Holland Noord en Gemeente Texel.
2.5.
[gedaagde] heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met [xxx] en heeft op 26 mei 2021 zijn arbeidsovereenkomst met BK met ingang van 1 juli 2021 opgezegd.
2.6.
Op 2 juni 2021 heeft [gedaagde] e-mails waarin hij BK informeert over de duur van de lopende projecten bij Omgevingsdienst IJmond en Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, met als bijlagen een overeenkomst en een offerte, naar zijn privé e-mailadres verzonden.
2.7.
Partijen hebben afspraken gemaakt over het na het einde van de arbeidsovereenkomst met BK afronden van de opdrachten voor Omgevingsdienst Noord-Holland Noord en Gemeente Texel bij [xxx] . Deze afspraken heeft BK op 29 juni 2021 schriftelijk vastgelegd en daarbij is tevens aangegeven dat het relatiebeding voor overige projecten en klantcontacten onverminderd blijft gelden.
2.8.
Omgevingsdienst IJmond heeft de overeenkomst met BK die op 1 juli 2022 afliep en vanaf 2019 acht keer is verlengd, niet verlengd.
2.9.
Bij BK is op 1 september 2021 op het e-mailadres van [gedaagde] bij Omgevingsdienst IJmond, een e-mailadres dat was gekoppeld aan het e-mailadres van [gedaagde] bij BK, een
e-mail binnengekomen van een medewerker van de OVER-gemeenten waarin deze medewerker antwoordt op een e-mail van [gedaagde] van dezelfde datum. In deze e-mail heeft [gedaagde] laten weten dat zijn inhuur bij Omgevingsdienst IJmond per 1 september 2021 weer is ingegaan, na een afwezigheid van twee maanden. Op 6 september 2021 is bij BK op dit e-mailadres een e-mail binnengekomen van een medewerker van Omgevingsdienst IJmond waarin zij antwoordt op een e-mail van [gedaagde] . In die e-mail heeft [gedaagde] bericht
“Ik ben er weer. Nu via [xxx] (Schagen).. heel blij met die overstap!! En weer inhuur bij ODU. (…)”. BK heeft voor het laatst op 13 september 2021 e-mails ontvangen tussen [gedaagde] en medewerkers van Omgevingsdienst IJmond.
2.10.
De gemachtigde van BK heeft [gedaagde] op 21 september 2021 erop gewezen dat hij het relatiebeding heeft overtreden en een boete is verschuldigd, en [gedaagde] gesommeerd de overtreding te staken en gestaakt te houden.
2.11.
Per brief van 28 september 2021 heeft [gedaagde] via zijn gemachtigde betwist dat partijen een relatiebeding hebben afgesproken en als deze al is overeengekomen dat geen sprake is van overtreding daarvan. Omgevingsdienst IJmond heeft volgens [gedaagde] namelijk de overeenkomst met BK beëindigd, omdat BK geen gekwalificeerd personeel meer heeft en heeft vervolgens zelf [xxx] benaderd en om een offerte verzocht. Verder is in de brief aangegeven dat Omgevingsdienst IJmond geen relatie meer is van BK en dat [gedaagde] pas na acceptatie van de offerte - wat nog niet is gebeurd - voor Omgevingsdienst IJmond kan werken. Ten slotte is in deze brief bericht dat [gedaagde] gedurende de discussie geen werk zal verrichten voor Omgevingsdienst IJmond.
2.12.
De gemachtigden van partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over de vraag of het relatiebeding stand zal houden na een belangenafweging en over de verschuldigdheid en hoogte van de boete.

3.De vordering

3.1.
BK vordert, na wijziging van eis tijdens de zitting, dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan BK van de contractuele boete van € 34.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
BK legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] het relatiebeding heeft overtreden door zijn contact met en werk voor Omgevingsdienst IJmond. Dit blijkt uit de e-mails die [gedaagde] vanaf 1 september 2021 vanuit zijn e-mailadres bij Omgevingsdienst IJmond heeft gestuurd. Vervolgens is BK gebleken dat [gedaagde] vanuit zijn e-mailadres bij BK de overeenkomsten met Omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland Noord naar zijn privé e-mailadres heeft verstuurd. Daarmee heeft [gedaagde] zijn geheimhoudingsverplichting geschonden, die hij op grond van het goed werknemerschap heeft en wat eveneens het opleggen van een boete rechtvaardigt. [gedaagde] is als gevolg van de overtreding van het relatiebeding vanaf in ieder geval 1 september 2021 een boete verschuldigd aan BK. BK heeft belang bij nakoming van het relatie- en boetebeding. Zij heeft [gedaagde] met haar relatie Omgevingsdienst IJmond een band laten opbouwen en het is geen toeval dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst tegen dezelfde datum heeft opgezegd als de einddatum van de overeenkomst tussen BK en Omgevingsdienst IJmond.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan - samengevat - dat hij bij [xxx] de kans kreeg zijn managementambities waar te maken. De nieuwe functie van [gedaagde] is een substantiële positieverbetering. [gedaagde] heeft gesproken met de heer [naam 1] van BK over het voortzetten van werkzaamheden voor de Omgevingsdienst IJmond en heeft hiervoor toestemming verkregen. [gedaagde] heeft de e-mail met overeenkomst en offerte inderdaad naar zijn privé e-mailadres verstuurd, maar daarin staan buiten de tariefstelling, waarvan [gedaagde] al op de hoogte was, geen bijzonderheden. Deze stukken heeft [gedaagde] niet aan [xxx] verstrekt. Omgevingsdienst IJmond heeft de relatie met BK beëindigd, omdat BK geen gekwalificeerd personeel kon leveren. [gedaagde] is vervolgens door Omgevingsdienst IJmond benaderd en heeft enkele incidentele opdrachten uitgevoerd, vooruitlopend op de acceptatie van de door [xxx] verstuurde offerte van 29 juli 2021. [gedaagde] betwist dat hij het relatiebeding heeft overtreden. De contacten met Omgevingsdienst IJmond hebben namelijk geen schade toegebracht aan BK of haar bedrijfsdebiet, omdat Omgevingsdienst IJmond geen relatie meer was van BK. [gedaagde] heeft Omgevingsdienst IJmond ook niet bewogen de relatie met BK te beëindigen, de overeenkomst liep af. Bovendien is het relatiebeding nietig, gelet op grond van het belemmeringsverbod van artikel 9a WAADI, en vernietigbaar, omdat het belang van [gedaagde] onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het belang van BK. Voor zover het relatiebeding wel is overtreden beroept [gedaagde] zich op matiging van de boete.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering, na wijziging van de vordering tijdens de zitting, dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het tussen partijen gesloten relatiebeding nietig is.
4.3.
BK betwist de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] een boete moet betalen aan BK wegens overtreding van het relatiebeding. Tussen partijen is niet in geschil dat in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een relatiebeding is opgenomen dat [gedaagde] verbiedt om gedurende een jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst met relaties van BK zakelijke contacten te hebben en/of te onderhouden en/of werkzaamheden voor deze relaties te verrichten. Ook is niet (meer) in geschil dat dit verbod tevens ziet op ex-relaties van BK, voor zover de relatie niet langer dan twaalf maanden voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst met BK is beëindigd. Partijen zijn het er inmiddels dan ook over eens dat Omgevingsdienst IJmond onder de werking van het relatiebeding valt. De tegenvordering die hierop ziet is ter zitting ingetrokken.
Is het relatiebeding nietig?
5.2.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer dat het relatiebeding nietig is, omdat deze in strijd is met het belemmeringsverbod. [1] Dit verbod houdt in dat een uitzendbureau niet mag belemmeren dat uitzendkrachten - met wie zij een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding heeft en ter beschikking stelt aan een inlenende onderneming om daar onder leiding en toezicht van die inlener te werken - na afloop van de terbeschikkingstelling een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding aangaan met de inlener. BK heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van arbeidsbemiddeling en daartoe aangevoerd dat zij overeenkomsten van opdracht sluit met opdrachtgevers over het geven van advies op het gebied van bouw en milieu. In dat kader heeft [gedaagde] volgens BK onder haar leiding en toezicht de opdracht op het kantoor van onder andere Omgevingsdienst IJmond uitgevoerd. [gedaagde] heeft vervolgens op geen enkele wijze onderbouwd dat BK een uitzendbureau is en hij een uitzendkracht is die ter beschikking is gesteld van Omgevingsdienst IJmond om daar onder haar leiding en toezicht te werken. Bovendien is [gedaagde] niet in dienst getreden van Omgevingsdienst IJmond, maar van [xxx] , en heeft BK hem daarin op geen enkele manier belemmerd. Aan [gedaagde] komt dan ook niet de bescherming in de hiervoor vermelde zin toe. Het beroep van [gedaagde] op nietigheid van het relatiebeding slaagt dus niet.
Is het relatiebeding vernietigbaar?
5.3.
Het relatiebeding is dus geldig. De vraag of [gedaagde] in zijn belang in verhouding tot het te beschermen belang van BK onbillijk wordt benadeeld, kan onbeantwoord blijven. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft [gedaagde] het standpunt dat sprake is van onbillijke benadeling niet gehandhaafd en de tegenvordering tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het relatiebeding op die grond ingetrokken.
Is het relatiebeding overtreden?
5.4.
Gelet op het voorgaande is het relatiebeding geldig en is vernietiging daarvan niet aan de orde. Ook staat vast dat Omgevingsdienst IJmond een ex-relatie is van BK die onder de werking van het relatiebeding valt. Verder staat vast dat [gedaagde] rond half juli 2021 contact heeft gehad met Omgevingsdienst IJmond, namens [xxx] een offerte heeft opgemaakt en gestuurd aan Omgevingsdienst IJmond en dat hij in de periode van 1 september tot en met 24 september 2021 voor Omgevingsdienst IJmond heeft gewerkt. Dit heeft [gedaagde] immers tijdens de zitting bevestigd.
5.5.
Volgens [gedaagde] heeft hij het relatiebeding niet geschonden, omdat hij telefonisch toestemming heeft gekregen van BK om in afwijking van het relatiebeding contact te hebben en werkzaamheden uit te voeren voor Omgevingsdienst IJmond. Waaruit de toestemming blijkt, wanneer dat telefoongesprek precies heeft plaatsgevonden en wat tijdens dat gesprek is besproken heeft [gedaagde] echter niet onderbouwd, terwijl BK het telefoongesprek en de verleende toestemming gemotiveerd heeft weersproken. Dat telefonisch toestemming is gegeven ligt ook niet voor de hand, aangezien voor het afronden van de werkzaamheden voor Omgevingsdienst Noord-Holland Noord en Gemeente Texel uitdrukkelijk en schriftelijke toestemming is gegeven, terwijl daarvan ten aanzien van Omgevingsdienst IJmond geen sprake is geweest. Het verweer dat [gedaagde] toestemming had is bovendien pas in deze procedure naar voren gebracht, terwijl partijen daarvoor al uitvoerig hebben gecorrespondeerd over het relatiebeding en de verbeurde boete. Dat er door BK toestemming zou zijn verleend, komt de kantonrechter dan ook weinig aannemelijk voor.
5.6.
[gedaagde] heeft gelet op het voorgaande onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hij toestemming had voor het contact met en het werk voor Omgevingsdienst IJmond. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan het bewijsaanbod van [gedaagde] op dit punt. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, wanneer niet aan de stelplicht is voldaan.
5.7.
[gedaagde] heeft dus het relatiebeding geschonden, wat betekent dat hij op grond van dat beding in beginsel een boete is verschuldigd van € 10.000,00 ineens en € 1.000,00 per dag vanaf 1 september 2021 tot en met 24 september 2021, zijnde in totaal € 34.000,00.
Is er ruimte voor matiging van de boete?
5.8.
[gedaagde] heeft verzocht de boete te matigen, omdat BK geen schade heeft geleden en [gedaagde] financieel niet in staat is de boete te betalen. Een boete kan alleen worden gematigd als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. [2] Dit betekent dat de kantonrechter pas van haar bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. [3] Daarbij zal de kantonrechter moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
5.9.
BK heeft voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat zij schade leidt door overtreding van het beding. De hoogte van de door [gedaagde] berekende schade is betwist door BK, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd en komt de kantonrechter onaannemelijk voor. Bovendien bestaat de schade uit meer dan de inkomsten die [gedaagde] voor [xxx] heeft verdiend met de uitvoering van de opdracht voor Omgevingsdienst IJmond. BK heeft haar belangen bij het relatiebeding en de gevolgen voor haar bedrijfsdebiet uitvoerig onderbouwd. Met het relatiebeding wordt volgens BK voorkomen dat relaties bij vertrek van een werknemer, die door haar is opgeleid, een persoonlijke band heeft kunnen opbouwen met haar relaties en kennis heeft van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van BK, de relatie beëindigen of niet meer terugkomen. Ook kan het relatiebeding worden omzeild als deze niet zou gelden voor ex-relaties, omdat een relatie dan de overeenkomst kan beëindigen en de werknemer vervolgens in contact kan treden met deze relatie. Relaties en ex-relaties kunnen een ongerechtvaardigd voordeel krijgen door direct of indirect met werknemers van BK zaken te doen. Verder is het relatiebeding met meerdere werknemers afgesproken zodat zij ook daarom belang heeft bij nakoming van het relatiebeding.
5.10.
Verder weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] in de brief van 29 juni 2021 uitdrukkelijk is gewezen op het relatiebeding. Hij wist dus dat dit beding gold. Dat hij zich van geen kwaad bewust was, is dan ook niet aannemelijk gemaakt. De gang van zaken
- onder andere het doorsturen van de offerte van BK aan Omgevingsdienst IJmond naar zijn privé e-mailadres en het uitbrengen van een identieke offerte aan Omgevingsdienst IJmond met een iets gunstiger tarief - wekt eerder de indruk dat [gedaagde] bewust heeft gehandeld. Daarbij is niet gebleken van enig inzicht van [gedaagde] in de aard en de ernst van de overtreding. [gedaagde] kon en moest weten dat het overeengekomen relatiebeding juist is bedoeld om een situatie als deze te voorkomen. Verder is de situatie verergerd doordat [gedaagde] na de sommatie door de gemachtigde van BK onjuiste dan wel onware standpunten heeft ingenomen, en waar hij later op is teruggekomen. Ten slotte is door [gedaagde] niet deugdelijk onderbouwd dat de boete van € 34.000,00 een financiële last is die hij niet zou kunnen dragen en heeft hij geen andere relevante omstandigheden genoemd die aanleiding zouden kunnen zijn voor matiging.
5.11.
De kantonrechter ziet dan ook geen grond om de boete matigen. De gevorderde boete van € 34.000,00 zal daarom worden toegewezen.
Zijn de nevenvorderingen toewijsbaar?
5.12.
BK vordert verder een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] wordt veroordeeld. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat niet is gebleken dat in de aanmaning aan [gedaagde] (volgens BK de brief van 21 september 2021) een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
5.13.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat [gedaagde] met de betalingsverplichting in verzuim verkeert. BK heeft gesteld dat de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 moet worden toegewezen, maar op dat moment was [gedaagde] volgens haar eigen stellingen in de dagvaarding nog niet in verzuim. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zoals BK subsidiair heeft gevorderd, te weten vanaf 16 december 2021.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door BK worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten zullen worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
de tegenvordering
5.15.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het relatiebeding geldig is. De gevorderde verklaring voor recht dat het beding nietig is zal dan ook worden afgewezen.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering ziet de kantonrechter aanleiding deze proceskosten op nihil te begroten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan BK van € 34.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van BK tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 102,15
griffierecht € 1.013,00
salaris gemachtigde € 996,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door BK worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor BK worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 9a Waadi.
2.Artikel 6:94 lid 1 BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 16 februari 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2018:207 (Turan/Easystaff).