In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 13 januari 2021. Eiseres ontving op 1 mei 2021 een brief van de Belastingdienst waarin werd aangegeven dat er nog geen reden was om € 30.000 te betalen, omdat de situatie nog niet volledig was beoordeeld. Op 29 december 2021 werd eiseres geïnformeerd dat er meer tijd nodig was voor de beoordeling en dat zij pas over zes maanden aan de beurt zou zijn. Eiseres heeft de Belastingdienst op 1 januari 2022 in gebreke gesteld, maar pas op 23 april 2022, meer dan twee weken na deze ingebrekestelling, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de Belastingdienst niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Tevens moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50 aan eiseres vergoeden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden, omdat er geen beroepsmatig verleende bijstand is aangetoond.