ECLI:NL:RBNHO:2022:6101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
22/197
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang voor sluiting woning wegens drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, de burgemeester van de gemeente Velsen, hebben een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen om hun woning te sluiten voor de duur van zes maanden vanwege de aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en verboden wapens in de woning. De sluiting was gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid van de gemeente Velsen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 is het verzoek behandeld, waarbij de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de ernst van de overtredingen en de aangetroffen hoeveelheid drugs. De voorzieningenrechter heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoekers, waaronder hun medische situatie en het feit dat zij geen vervangende woonruimte hebben. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten het primaire besluit te schorsen tot de beslissing op bezwaar, omdat het belang van verzoekers om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om tot sluiting over te gaan. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/197

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 maart 2022 in de zaak tussen

[verzoeker 1]en
[verzoeker 2], te [woonplaats], verzoekers
(gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg),
en

de burgemeester van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.J. de Jong en I. van der Worp).

Procesverloop

In het besluit van 19 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers onder aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] in [woonplaats] met ingang van 2 februari 2022 voor de duur van zes maanden te sluiten.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat de feitelijk sluiting wordt uitgesteld tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoekers zijn eigenaar van de woning aan de [locatie] in [woonplaats] (de woning) en wonen daar met hun twee meerderjarige zoons.
2.2
Op 4 januari 2022 heeft verweerder van de politie eenheid Noord-Holland een bestuurlijke rapportage ontvangen. Hieruit blijkt dat naar aanleiding van een onderzoek van de districtsrecherche Kennemerland van de politie eenheid Noord-Holland naar langdurige handel in harddrugs in de gemeente Velsen, op 30 november 2021 in onder meer de woning van verzoekers een doorzoeking plaatsvond. In de woning is in een slaapkamer een tas aangetroffen met daarin een handelshoeveelheid harddrugs en diverse verpakkings- en verwerkingsmaterialen. De aangetroffen hoeveelheid drugs betreft 17,52 gram cocaïne en 2,06 gram heroïne. Verder zijn in de woning weegschalen, versnijdingsmesjes, verpakkingsmaterialen, € 3.275,- aan contant geld, meerdere “dealtelefoons” en twee stroomstootwapens aangetroffen. Tijdens de doorzoeking zijn twee zoons van verzoekers aangehouden.
3. Verweerder heeft de sluiting van de woning bevolen onder toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Ter uitvoering van de bevoegdheid heeft verweerder het Damoclesbeleid Velsen 2021 (het Damoclesbeleid) opgesteld. Uit de beleidsregels volgt dat bij het aantreffen van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 5 gram een woning bij een eerste constatering voor de duur van drie maanden wordt gesloten. Indien sprake is van “verzwarende omstandigheden” kan verweerder van deze sluitingstermijn afwijken. In dit geval heeft verweerder in afwijking van het beleid direct tot sluiting van de woning voor de duur van zes maanden bevolen, omdat in de woning - naast meer dan 5 gram harddrugs - twee verboden wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie zijn aangetroffen, hetgeen verweerder als verzwarende omstandigheid heeft aangemerkt. Ook heeft verweerder het feit dat de twee zoons meerdere Opiumwet, gewelds- en vermogensantecedenten op hun naam hebben staan en er signalen zijn die duiden op beroepsmatigheid als verzwarende omstandigheden aangemerkt.
Bevoegdheid
4. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs in de woning bevoegd was met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet sluiting van de woning te gelasten. Het geschil gaat over de vraag of de door verzoekers aangevoerde omstandigheden zodanig zijn dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om sluiting van de woning te gelasten.
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van het pand evenredig is.
Noodzakelijkheid
Ernst en omvang van de overtreding
5.1
Verzoekers betogen dat verweerder onvoldoende waarde hecht aan de relatief geringe hoeveelheid harddrugs die in de woning is aangetroffen. De aangetroffen hoeveelheid is weliswaar meer dan is toegestaan, maar het is ook geen zeer schokkende hoeveelheid waarvan de aanwezigheid ervan niemand ontgaan kan zijn. Het aangetroffen hoeveelheid heeft een straatwaarde van circa € 740,- tot € 990,-. Daarnaast heeft verweerder geen bewijs dat het aangetroffen bedrag aan contant geld met drugshandel te maken heeft. Ook het enkele feit dat er meerdere telefoons in beslag zijn genomen, maakt niet dat dit “dealtelefoons” zijn. Voorts is niet gebleken dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs het in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Bij het aantreffen van een geringe overschrijding van deze hoeveelheid harddrugs in een woning moet verweerder afwegen of met een minder verstrekkende maatregel kan worden volstaan. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet volgt voorts dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Van dit uitgangspunt mag in ernstige gevallen worden afgeweken. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning kan als een ernstig geval worden aangemerkt. In dit geval is bovendien sprake van een enorme overschrijding van de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarnaast is ook sprake van verzwarende omstandigheden.
Ook is de noodzaak tot sluiting groter omdat IJmuiden een voor drugscriminaliteit kwetsbare kern is gebleken.
5.3
Vaststaat dat in de woning 17,52 gram cocaïne en 2,06 gram heroïne is aangetroffen, zodat sprake is van een handelshoeveelheid harddrugs. Deze aangetroffen hoeveelheid is niet aan te merken als een geringe overschrijding van 0,5 gram harddrugs. Het is immers 39 keer zoveel. Voorts blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de mobiele telefoons die in de woning zijn aangetroffen werden gebruikt als “dealtelefoon”. Bij het onderzoeksteam waren de imei-nummers van deze toestellen bekend. Op deze telefoons werden de bestellingen van drugs doorgegeven. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat het onderzoeksteam ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag sterk het vermoeden dat om geld gaat verkregen uit drugshandel vanwege de omstandigheden, hoeveelheid en de coupures. Gelet hierop heeft verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van een ernstig geval. Het betoog slaagt niet.
Feitelijke handel in de woning
6.1
Verzoekers betogen dat niet is gebleken dat de woning bekend stond bij omwonenden als drugspand of dat sprake was van een loop naar de woning. Er is geen sprake geweest van onrust en verstoring van de openbare orde. Ook zijn er geen verklaringen of meldingen van omwonenden waaruit blijkt dat sprake was van handel. Het willen afgeven van een signaal naar de buitenwereld, sorteert pas effect als de buitenwereld ook heeft geweten dat zich drugs in de woning bevonden en dat daarodoor enige vorm van verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden. Daarnaast zitten de twee zoons van verzoekers nog steeds vast en heeft de doorzoeking enige tijd geleden plaatsgevonden. Niet valt in te zien dat ingrijpen door verweerder nu nog noodzakelijk is.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar een pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. In dit geval is een enorme handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen. Dit levert op zichzelf een afdoende belang bij sluiting op. Daarnaast volgt uit de meldingen die bij Meld Misdaad Anoniem zijn binnengekomen dat de woning in de omgeving bekend staat als een pand van waaruit in drugs wordt gehandeld.
6.3
Zoals de Afdeling in de uitspraak van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435, heeft overwogen is in verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens.
6.4
In dit geval is in de woning een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen, zodat aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Bovendien blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat in september en december 2019 drie meldingen bij Meld Misdaad Anoniem zijn gedaan over drugshandel vanuit de woning en dat een medeverdachte heeft verklaard dat de drugs in de woning wordt verpakt en verwerkt. Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat in 2020 nog negen meldingen bij Meld Misdaad Anoniem zijn gedaan, over onder meer drugshandel vanuit de woning.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de sluiting dan ook noodzakelijk kunnen achten ter herstel van de openbare orde. Het betoog slaagt niet.
Evenredigheid
7. Dat de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. De beoordeling van de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting voor verzoekers spelen hierbij een rol. De voorzieningenrechter zal de belangenafweging die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (volgens de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285).
Verwijtbaarheid
8.1
Verzoekers betogen de aanwezigheid van de aangetroffen harddrugs en overige goederen hen niet kan worden verweten. Zij waren hiervan niet op de hoogte. Dat een maatbeker met cocaïne residu is aangetroffen in de keuken of dat een medeverdachte van hun zoons heeft verklaard dat de drugs werden verpakt en verwerkt in de woning, maakt niet dat verzoekers daardoor wetenschap hadden of hadden moeten hebben van de aanwezigheid van de harddrugs en overige goederen in de woning. Verzoekers hebben nimmer handel in of rondom de woning waargenomen. Het aantreffen van een verboden wapen in de dressoirkast in de woonkamer maakt ook niet dat verzoekers hier wetenschap van hadden.
8.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het niet aannemelijk is dat verzoekers niet op de hoogte waren van het feit dat vanuit hun woning in drugs wordt gehandeld. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de drugs niet alleen in een slaapkamer is aangetroffen, maar dat ook in de keuken een maatbeker is aangetroffen met daarop een wit residu dat positief testte op cocaïne. Daarnaast is één van de stroomstootwapens aangetroffen in een dressoirkast in de woonkamer. Voorts volgt uit een verklaring van een medeverdachte dat de drugs in de woning wordt verpakt en verwerkt. Ook is wetenschap of persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar van de woning in beginsel geen voorwaarde om tot een woningsluiting te kunnen overgaan.
8.3
Zoals de Afdeling in de uitspraak van 2 februari 2022 heeft overwogen kan het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een (hoofd)bewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Wel wordt van de (hoofd)bewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er wel grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht van de ene bewoner op de andere, mede afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester zal, indien hij van zijn bevoegdheid tot sluiting van een woning gebruik maakt, deugdelijk moeten motiveren welk verwijt de (hoofd)bewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt.
8.4
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de drugshandel vanuit de woning. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat in een keukenkast een tas met daarin een maatbeker met een residu van cocaïne is aangetroffen en in een dressoirkast in de woonkamer een stroomstootwapen. Daarnaast hebben de twee zoons die zijn aangehouden verschillende drugs gerelateerde antecedenten op hun naam staan. De voorzieningenrechter acht het, mede gelet op de leeftijd van de zoons, niet aannemelijk dat verzoekers daarvan niet op de hoogte waren. Voorts blijkt uit de meldingen die in 2019 en 2020 bij Meld Misdaad Anoniem zijn binnengekomen dat de drugshandel bij buurtbewoners wel opviel. Dit moet daarom ook voor verzoekers kenbaar zijn geweest. Het betoog slaagt niet.
Gevolgen van de sluiting
9.1
Verzoekers betogen dat het voor hen onmogelijk is om op korte termijn vervangende woonruimte te vinden. Verzoekers staan niet ingeschreven voor een sociale huurwoning en omdat zij beiden een ziektewetuitkering genieten, zijn zij niet in staat een woning in de vrije sector te huren. Bovendien is de heer [verzoeker 1] vanwege zijn psychische en lichamelijke klachten emotioneel gebonden aan de woning. Ook mevrouw [verzoeker 2] gebruikt medicatie. Voorts zijn verzoekers bang hun woning te verliezen, aangezien in alle hypotheekvoorwaarden clausules zijn opgenomen over Opium gerelateerde kwesties.
Voorts betogen verzoekers dat verweerder voor wat betreft de duur van de sluiting ten onrechte van het Damoclesbeleid is afgeweken, omdat geen sprake is van verzwarende omstandigheden.
9.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dat in het geval van verzoekers sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat van sluiting zou moeten worden afgezien is verweerder niet gebleken.
9.3
De voorzieningenrechter ziet in de door verzoekers naar voren gebrachte medische omstandigheden evenwel reden om het primaire besluit te schorsen, zodat deze omstandigheden nader kunnen worden onderzocht. Verweerder dient de medische omstandigheden van verzoekers mee te laten wegen bij de evenredigheidstoets. Voorts zal verweerder in het kader van de heroverweging moeten beoordelen of het sluiten van de woning voor de duur van zes maanden evenredig is.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Het belang van verzoekers om in de woning te kunnen blijven wonen totdat op hun bezwaar is beslist, weegt hierbij zwaarder dan het belang van verweerder om tot spoedige sluiting over te kunnen gaan. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekers niet over vervangende woonruimte beschikken, de zoons van verzoekers in hechtenis zitten en verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de situatie rondom de woning sinds de doorzoeking rustig is.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
12. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punt en op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.