ECLI:NL:RBNHO:2022:6541

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
9672875 CV EXPL 22-803
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake informatieplicht bij kinderopvangovereenkomst en herroepingsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 16 maart 2022 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Kinderopvang MaiKids Amsterdam B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 15.495,37, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een kinderopvangovereenkomst die online was afgesloten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplicht van de eisende partij beoordeeld, met name in het kader van de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de informatieplichten, met name het niet informeren van de gedaagde partij over het herroepingsrecht. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen de verlengde wettelijke herroepingstermijn heeft opgezegd. De kantonrechter heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om nadere toelichting te geven over de wijze waarop zij meent te hebben voldaan aan de informatieplichten. De beslissing over de vordering is aangehouden, en de kantonrechter heeft aangegeven dat indien de eisende partij niet aan de opdracht voldoet, er gevolgen zullen zijn op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De zaak benadrukt het belang van het naleven van informatieplichten bij overeenkomsten op afstand, vooral ter bescherming van consumenten. De kantonrechter heeft ook gewezen op de jurisprudentie van de Hoge Raad en het HvJ EU, die van invloed zijn op de beoordeling van dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9672875 \ CV EXPL 22-803
Uitspraakdatum: 16 maart 2022
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kinderopvang MaiKids Amsterdam B.V.
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De procedure

1.1
De eisende partij heeft de gedaagde partijen gedagvaard. Tegen de gedaagde partijen is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 15.495,37, te vermeerderen met de wettelijke rente ‘sedert heden’ en tot betaling van de proceskosten.
2.2.
De eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat partijen een kinderopvangovereenkomst (hierna: de overeenkomst) hebben gesloten. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij (na aanmaning) facturen (gedeeltelijk) onbetaald gelaten.
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat de overeenkomst in dit geval online is afgesloten via haar website en heeft toegelicht dat de consument via haar website een vrijblijvende aanvraag kan doen voor kinderopvang. Volgens de eisende partij wordt de aanvraag vervolgens door haar bevestigd en daarna ontvangt de consument een contract met daarin een startdatum voor de kinderopvang, met het verzoek om vòòr de startdatum aan te geven of men gebruik wenst te maken van de diensten van de eisende partij. De eisende partij stelt dat de overeenkomst tot stand komt nadat de consument de overeenkomst ondertekend heeft geretourneerd aan de eisende partij.
2.5.
Gelet op het voorgaande is de vordering gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677). De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar stelling dat op de onderhavige kinderopvangovereenkomst de uitzonderingsgrond van artikel 6:230h lid 2 onder c BW van toepassing is. Immers, gesteld noch gebleken is dat de onderhavige overeenkomst een overeenkomst betreft met betrekking tot sociale dienstverlening, gericht aan mensen die bijzondere behoefte hebben aan hulp, ondersteuning, bescherming en aanmoediging in een specifieke levensfase.
2.6.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Zij heeft ter onderbouwing schermafdrukken van het aanvraagproces en het aanbod van de eisende partij overgelegd. Daarnaast heeft zij gesteld dat de gedaagde partij op haar website, in het contract en in de algemene voorwaarden alle informatie die nodig is om een weloverwogen besluit te nemen omtrent het aangaan van de overeenkomst, kan terugvinden. Uit de toelichting en stukken blijkt echter niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. Immers, de consument wordt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet gewezen op het herroepingsrecht. Voor wat betreft de sanctie die hieraan is verbonden, verwijst de kantonrechter naar r.o. 2.10.
2.7.
Wat betreft de contractuele informatieplicht heeft de eisende partij niet onderbouwd gesteld dat zij heeft voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW. De eisende partij heeft wel de overeenkomst overgelegd. De overeenkomst, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, omvat een bevestiging van alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie, met uitzondering van de voorwaarden waaronder de consument zijn herroepingsrecht kan inzetten zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW.
2.8.
Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet (volledig) aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW is voldaan.
2.9.
Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.10.
Ten aanzien van de in artikel 6:230m lid 1 onder h BW opgenomen precontractuele informatieplicht heeft de Nederlandse wetgever in een sanctie voorzien. Deze is neergelegd in artikel 6:230o lid 2 BW. De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu in dit geval de overeenkomst op 7 september 2020 tot stand is gekomen en niet gesteld of gebleken is dat de eisende partij de gedaagde partij tussentijds alsnog op juiste wijze (dat wil zeggen duidelijk en in het oog springend) op de wettelijke bedenktijd heeft gewezen, moet worden aangenomen dat de bedenktijd in ieder geval t/m 6 september 2021 heeft gelopen. Uit productie E7 maakt de kantonrechter op dat de gedaagde partij de overeenkomst op 18 juni 2021 heeft opgezegd. Deze opzegging valt binnen de voornoemde verlengde periode van de wettelijke bedenktijd. In het geval van ontbinding binnen de bedenktermijn is de consequentie van het niet voldoen aan deze informatieplicht op grond van artikel 6:230s lid 5 sub a onder 1 of 2 BW dat de gedaagde partij geen kosten draagt voor de aan haar geleverde diensten.
2.11.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder h geschonden (zie voornoemd arrest van de Hoge Raad, r.o. 3.1.11). Daarnaast heeft zij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad en met inachtneming van hetgeen in 2.10 is overwogen, is de kantonrechter mogelijk voornemens om de vordering van de eisende partij af te wijzen. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
2.12.
Alvorens tot afwijzing over te gaan, zal de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid stellen een nadere toelichting en onderbouwing te geven over de wijze waarop zij ten aanzien van het hiervoor geconstateerde, meent (niettemin) te hebben voldaan aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW. De eisende partij dient zich ook uit te laten over de voorgenomen afwijzing. Daarbij dient de eisende partij ook de schriftelijke opzegging door de gedaagde partij over te leggen zodat de inhoud daarvan kan worden betrokken bij de verdere beoordeling.
2.13.
De kantonrechter wijst op het volgende. De periode waarbinnen de rechtbanken (met gebruikmaking van het landelijke informatieformulier) in tussenvonnissen aanvullende informatie opvroegen liep tot 1 januari 2021. Vanaf 1 januari 2021 zou in beginsel geen aanvullende informatie meer worden opgevraagd. De kantonrechter zal, anders dan tot nu toe, ook in zaken als deze gevolgen verbinden aan schending van de informatieverplichtingen. Om die reden wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld om een nadere toelichting te geven. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat in het vervolg de vorderingen in verstekzaken worden beoordeeld op basis van de stellingen in de dagvaarding en de eventueel daarbij overgelegde producties, zonder dat nog aanvullende informatie wordt opgevraagd. De eisende partij dient uit eigen beweging de noodzakelijke informatie in de dagvaarding aan te leveren. Indien dit niet is gebeurd, kan dit leiden tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering.
Gevolgen niet voldoen aan het bevel
2.14.
Indien aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken en de schriftelijke opzegging door de gedaagde partij over te leggen, een en ander bij akte te nemen op de rol van
30 maart 2022;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter