ECLI:NL:RBNHO:2022:6948

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9863222 CV EXPL 22-1699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling in kinderopvangzaak wegens onvoldoende onderbouwing van (pre)contractuele informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Freekids B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, Freekids B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 201,21, voortvloeiend uit een overeenkomst tot het verlenen van kinderopvang. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd dat zij aan deze informatieplichten had voldaan. Ondanks dat de eisende partij stelde dat de overeenkomst digitaal tot stand was gekomen, ontbrak het aan de nodige bewijsstukken en onderbouwing om aan te tonen dat de informatieplicht was nageleefd. De kantonrechter merkte op dat de eisende partij onvoldoende had aangetoond welke delen van de overgelegde producties relevant waren voor haar standpunt. Hierdoor werd de vordering afgewezen, en werd de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. De beslissing benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, vooral in gevallen waarin consumentenbescherming aan de orde is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9863222 CV EXPL 22-1699
Uitspraakdatum: 28 juli 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Freekids B.V.
te Zaandam
de eisende partij
gemachtigde: De Schout Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert betaling door de gedaagde partij van € 201,21 (€ 797,86 hoofdsom, € 5,49 rente t/m 7 april 2022, € 40,00 buitengerechtelijke incassokosten, minus het reeds betaalde bedrag van € 642,14), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 8 april 2022 en de proces- en nakosten.
2.2.
De eisende partij heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij, als handelaar, met de gedaagde partij, een consument, een overeenkomst heeft gesloten tot het verlenen van kinderopvang (hierna: de overeenkomst). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate gesteld dat de overeenkomst digitaal tot stand is gekomen. Deze overeenkomst kwalificeert daarmee als een overeenkomst op afstand ex artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, i, h, j, o en p en 6:230v BW worden voldaan.
2.4.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan, waarbij is verwezen naar de overgelegde printscreens van het aanmeldproces, maar – nog daargelaten dat de eisende partij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke delen van die productie relevant zijn voor haar standpunt – daaruit blijkt niet dat daarmee voldaan is aan artikel 6:230m lid 1 BW. Dat (een deel van) de precontractuele informatie als bedoeld in dat wetsartikel op de website van de eisende partij te vinden is, heeft zij niet onderbouwd met stukken.
2.5.
Ook heeft de eisende partij onvoldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. De stelling van de eisende partij dat de gegevens aan de gedaagde partij zijn verstrekt middels een duurzame gegevensdrager, te weten in de online account en per e-mail, is niet onderbouwd met stukken.
2.6.
De kantonrechter merkt verder nog op dat de eisende partij diverse producties heeft overgelegd, zonder (voldoende deugdelijk) te onderbouwen wat de kantonrechter daaruit zou moeten afleiden. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke productie welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren).
Wat is hiervan het gevolg?
2.7.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.8.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.9.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de door de eisende partij aan de vordering ten grondslag gelegde subsidiaire grondslag (ongerechtvaardigde verrijking) en de meer subsidiaire grondslag (onverschuldigde betaling).
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter