In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Kinderopvang Den Helder en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingediend, maar de kantonrechter heeft deze afgewezen. Dit volgde op een tussenvonnis van 9 maart 2022, waarin de kantonrechter de eisende partij de gelegenheid gaf om haar vordering nader toe te lichten. De eisende partij diende op 11 mei 2022 een akte in, waarin zij stelde dat de tussen partijen gesloten kinderopvangovereenkomst op afstand tot stand was gekomen en dat zij had voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten uit het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter oordeelde echter dat de eisende partij onvoldoende had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan. De rechter benadrukte dat het aan de eisende partij was om expliciet en duidelijk aan te geven welke informatie uit de overgelegde producties relevant was voor haar standpunt. De enkele verwijzing naar producties was niet voldoende. De kantonrechter wees op de noodzaak voor de eisende partij om de relevante informatie te arceren en duidelijk te maken hoe deze informatie voldeed aan de wettelijke eisen.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat de eisende partij niet had voldaan aan de eisen van de dagvaarding en de relevante feiten niet volledig en naar waarheid had aangevoerd. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.