ECLI:NL:RBNHO:2022:6949

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9663083 CV EXPL 22-604
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in een kinderopvangzaak met afwijzing van de vordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Kinderopvang Den Helder en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingediend, maar de kantonrechter heeft deze afgewezen. Dit volgde op een tussenvonnis van 9 maart 2022, waarin de kantonrechter de eisende partij de gelegenheid gaf om haar vordering nader toe te lichten. De eisende partij diende op 11 mei 2022 een akte in, waarin zij stelde dat de tussen partijen gesloten kinderopvangovereenkomst op afstand tot stand was gekomen en dat zij had voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten uit het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter oordeelde echter dat de eisende partij onvoldoende had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan. De rechter benadrukte dat het aan de eisende partij was om expliciet en duidelijk aan te geven welke informatie uit de overgelegde producties relevant was voor haar standpunt. De enkele verwijzing naar producties was niet voldoende. De kantonrechter wees op de noodzaak voor de eisende partij om de relevante informatie te arceren en duidelijk te maken hoe deze informatie voldeed aan de wettelijke eisen.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat de eisende partij niet had voldaan aan de eisen van de dagvaarding en de relevante feiten niet volledig en naar waarheid had aangevoerd. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9663083 \ CV EXPL 22-604
Uitspraakdatum: 27 juli 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Kinderopvang Den Helder
gevestigd te Den Helder
de eisende partij
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 9 maart 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten. Op 11 mei 2022 heeft de eisende partij een akte ingediend.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is onder meer geoordeeld dat niet duidelijk was op welke wijze de tussen partijen gesloten kinderopvangovereenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand was gekomen (op afstand of binnen verkoopruimte). Verder heeft de kantonrechter in het tussenvonnis geoordeeld dat zij een nadere toelichting wenste over de wijze waarop de eisende partij aan haar informatieplichten heeft voldaan.
2.2.
De eisende partij heeft in de akte van 11 mei 2022 een toelichting gegeven op de totstandkoming van de overeenkomst. Zij heeft gesteld dat de overeenkomst op afstand tot stand is gekomen en dat zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten uit de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.3.
De overeenkomst is digitaal tot stand gekomen en kwalificeert daarmee, zoals de eisende partij dus terecht stelt, als een overeenkomst op afstand. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, i, h, j, o en p en 6:230v BW worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de eisende partij naar het
oordeel van de kantonrechter onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij aan de betreffende (pre)contractuele informatieplichten heeft voldaan. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan, waarbij is verwezen naar de overgelegde plaatsingsovereenkomst, de algemene voorwaarden, een overzicht van de prijs per maand en informatie over het incassotraject, maar dat is niet voldoende. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke productie welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). Daaraan heeft de eisende partij niet voldaan.
2.5.
Ook heeft de eisende partij onvoldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. De enkele verwijzing naar printscreens van het ouderportaal van de eisende partij, waarin volgens haar ‘
belangrijke documenten zoals facturen, offertes en jaaropgaven, tarieven en getekende plaatsingsovereenkomsten’ staan, is daartoe onvoldoende. Nog daargelaten dat de eisende partij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke delen van die productie relevant zijn voor haar standpunt, is ook onvoldoende gesteld dat daarmee is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 BW.
Wat is hiervan het gevolg?
2.6.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.7.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter