ECLI:NL:RBNHO:2022:6952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
9625047
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van precontractuele informatieplichten bij koop op afstand met sanctie van 25% korting op de hoofdsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de vennootschap Coeo Securitisation Limited, gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had een vordering ingesteld met betrekking tot de schending van de precontractuele informatieplichten bij een koop op afstand. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 7 april 2022 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader toe te lichten, wat heeft geleid tot een akte op 12 mei 2022.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 6:230v lid 7 BW. De eisende partij had een bestelbevestiging moeten overleggen die aan de eisen van dat artikel voldeed, maar het overgelegde bewijs was onvoldoende. De kantonrechter heeft daarom besloten om een sanctie toe te passen, waarbij de overeenkomst gedeeltelijk werd vernietigd voor 25% van de verschuldigde hoofdsom. Dit besluit is in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 80,93, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Tevens is de eisende partij erop gewezen dat haar onderbouwing van de (pre)contractuele informatieplichten niet voldoende was. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en onderbouwde presentatie van bewijsstukken in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9625047 \ CV EXPL 22-119
Uitspraakdatum: 28 juli 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Swier cs gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 7 april 2022 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten. Dat heeft zij gedaan bij akte van 12 mei 2022.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter ziet aanleiding om terug te komen op haar oordeel in het tussenvonnis.
De precontractuele informatieplichten
2.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij met de door haar bij akte overgelegde stukken en toelichting daarop voldoende onderbouwd toegelicht dat bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.3.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
De contractuele informatieplicht
2.4.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. Zij heeft ter onderbouwing een bestelbevestiging overgelegd, waarvan zij stelt dat deze naar het door de gedaagde partij opgegeven e-mailadres is verzonden.
2.5.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webshop van de eisende partij worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 107,90, een bedrag van € 80,93 (€ 107,90 x 0,75) toewijsbaar.
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De overgelegde afschriften van de e-mails is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mails zijn verstuurd en naar welk adres.
2.11.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals onder de beslissing is opgenomen.
2.12.
LET OP!
De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan en er is een opsomming gegeven van de subonderdelen van artikel 6:230m lid 1 BW, waarbij wordt verwezen naar overgelegde schermafbeeldingen van de webwinkel, algemene voorwaarden en een bestelbevestiging, maar dit is niet voldoende. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar (bepaalde pagina’s van) de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren). De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat vanaf 1 oktober 2022 het ontbreken van een dergelijke onderbouwing kan leiden tot afwijzing van de vordering.
2.13.
De eisende partij heeft niet toegelicht waarom zij twee identieke dagvaardingen op dezelfde dag heeft uitgebracht aan de gedaagde partij. De gedaagde partij zal daarom alleen in de zaak geregistreerd onder kenmerk 9625059 CV EXPL 22-120 in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde proceskosten in deze zaak zullen worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 80,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 december 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter