ECLI:NL:RBNHO:2022:7809

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
9319479 \ CV EXPL 21-4524
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen na installatie van verwarmingssysteem

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Feenstra Verwarming B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een verwarmingssysteem inclusief warmtepomp en zonneboiler door Feenstra heeft laten installeren. De gedaagde heeft zijn betalingsverplichting opgeschort, omdat hij van mening is dat het systeem niet goed functioneert. De kantonrechter heeft op 13 april 2022 geoordeeld dat de gedaagde zijn klachten onvoldoende heeft onderbouwd. De rechter concludeert dat de gedaagde de openstaande facturen moet betalen, omdat hij in verzuim is geraakt door niet te betalen, ondanks dat hij geen concrete gebreken aan het systeem heeft gemeld op het moment van oplevering. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de facturen en dat de vordering van Feenstra voor het grootste deel wordt toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.934,29, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering voor het overige afgewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9319479 \ CV EXPL 21-4524
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Feenstra Verwarming B.V.
gevestigd te Lelystad
eiseres
verder te noemen: Feenstra
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K.L. Meijer

1.Het procesverloop

1.1.
Feenstra heeft bij dagvaarding van 29 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden, waarop de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaak 9319418 / CV EXPL 21-4523. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Feenstra bij brief van 4 november 2021 nog stukken toegezonden.
1.3.
Na de zitting is de zaak aangehouden tot 19 januari 2022 in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen. De gemachtigde van Feenstra heeft op 18 januari 2022 bericht dat partijen niet tot een schikking zijn gekomen en vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
Feenstra is een bedrijf dat onder meer cv- en warmwatersystemen installeert en onderhoudt.
2.2.
In december 2018 is tussen Feenstra en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen. Op grond van die overeenkomst zou Feenstra in de woning van [gedaagde] een Solvis Ben verwarmingssysteem, inclusief warmtepomp en zonneboiler (hierna ook: het systeem), installeren. Het gaat om een gasloos systeem.
2.3.
Betaling voor de levering en installatie van het systeem zou plaatsvinden in vier termijnen. [gedaagde] heeft de eerste twee termijnen volledig voldaan.
2.4.
Op 11 maart 2019 heeft Feenstra een factuur voor de derde termijn van € 7.555,24 aan [gedaagde] verzonden. [gedaagde] heeft deze factuur niet betaald.
2.5.
Op 20 juni 2019 heeft [gedaagde] getekend voor oplevering van het systeem.
2.6.
Op 8 juli 2019 heeft Feenstra een eindfactuur van € 1.079,32 aan [gedaagde] verzonden. Ook deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald.
2.7.
Op 16 juli 2019 heeft [gedaagde] aan Feenstra geschreven dat hij de eindfactuur wil voldoen, maar dat hij wel verwacht dat Feenstra hem tegemoet komt in de door hem extra gemaakte kosten ten gevolge van een vertraging in de oplevering.
2.8.
Omdat [gedaagde] niet betaalde, is Feenstra een incassoprocedure gestart. Daarop heeft [gedaagde] bij e-mail van 15 november 2019 aan de incassogemachtigde van Feenstra geschreven dat Feenstra bij de installatie van het systeem fouten heeft gemaakt en dat hij niet te spreken is over de wijze waarop Feenstra het project heeft aangepakt.
2.9.
In maart 2021 heeft [gedaagde] BosBoon Expertise ingeschakeld. Op 8 juli 2021 heeft BosBoon onderzoek gedaan naar het systeem. In haar briefrapport van 16 juli 2021 schrijft zij onder meer:
Concluderend kan gesteld worden dat de installaties niet voldoen aan de klantwensen. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat delen van de installatie niet goed functioneren en/of niet goed op elkaar zijn afgestemd, met als gevolg hoof stroomverbruik en onvoldoende warm water/warmte. Wij adviseren om beide installaties voor zowel het feitelijk ontwerp als de goede werking te laten controleren door de fabrikant.

3.De vordering

3.1.
Feenstra vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 9.740,43, te vermeerderen met (verdere) rente en proceskosten. Het genoemde bedrag bestaat uit € 8.634,56 aan hoofdsom, € 299,73 aan wettelijke rente tot 1 mei 2021 en € 806,70 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Feenstra legt – kort weergegeven – aan de vordering ten grondslag dat zij een verwarmingssysteem heeft geleverd en geïnstalleerd maar dat [gedaagde] een deel van de daarvoor verzonden facturen niet betaalt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Volgens [gedaagde] werkt het systeem niet naar behoren. Hij heeft daarover meermalen aan de bel getrokken bij Feenstra. Feenstra blijkt echter niet in staat gebleken de problematiek op te lossen. Feenstra schiet daarmee te kort in de op haar rustende verplichtingen een werkend systeem te leveren. [gedaagde] voert aan dat hij zijn prestatie mag opschorten totdat Feenstra correct nakomt. [gedaagde] voert verder aan dat hij door het ondeugdelijke systeem ook schade lijdt.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] vindt dat hij de facturen pas hoeft te betalen op het moment dat het systeem goed functioneert. [gedaagde] doet daarmee een beroep op opschorting om Feenstra te dwingen haar verplichtingen na te komen. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van [gedaagde] op opschorting niet slaagt. Daarvoor is het volgende van belang.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] in juni 2019 heeft getekend voor oplevering van het systeem. Daaruit kan worden afgeleid dat op dat moment geen sprake was van (kenbare) tekortkomingen. Dit betekent dat [gedaagde] voor het werk diende te betalen. [gedaagde] heeft in elk geval in die periode geen concreet gebrek aan het systeem gemeld, maar enkel een beroep gedaan op verrekening met door hem gemaakte kosten. [gedaagde] heeft dat beroep in deze procedure niet concreet gemaakt, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Door niet te betalen verkeerde [gedaagde] dus in verzuim. Nadien heeft [gedaagde] wel aangegeven dat het systeem niet naar behoren functioneert, maar [gedaagde] heeft dit niet voldoende onderbouwd. Het rapport van BosBoon uit juli 2021 vermeldt weliswaar dat er “duidelijke aanwijzingen zijn dat delen van de installatie niet goed functioneren en/of niet goed op elkaar zijn afgestemd”, maar de kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is waarop deze conclusie is gebaseerd. Ten tijde van het bezoek van BosBoon (in de zomer) was er immers geen warmtevraag, zoals ook uit het rapport blijkt. Bovendien blijkt uit het rapport niet zonder meer dat sprake is van een tekortkoming door Feenstra, laat staan één die opschorting van een aanzienlijk deel van de overeengekomen prijs rechtvaardigt.
5.3.
[gedaagde] heeft ter zitting nog aangevoerd dat zijn energiekosten buitensporig hoog zijn. Feenstra heeft niet betwist dat het elektriciteitsverbruik van [gedaagde] aan de hoge kant is, maar volgens Feenstra betekent dat nog niet dat het systeem niet goed functioneert. Er kunnen ook andere redenen zijn voor het hogere stroomverbruik, aldus Feenstra. [gedaagde] heeft dit betwist. Wat hiervan ook zij, in elk geval kan niet worden gesteld dat het energieverbruik van [gedaagde] zodanig is dat dit aan een defect in het systeem moet liggen. Niet in geschil is dat een warmtepomp nu eenmaal veel stroom verbruikt. Dat Feenstra een concrete toezegging heeft gedaan ten aanzien van een te verwachten kostenbesparing is niet gebleken. De enkele verwijzing naar een opmerking van Feenstra op haar site dat de keuze voor een warmtepomp en zonnepanelen “de beste keuze voor de portemonnee” is, is hiertoe onvoldoende.
5.4.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de facturen. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] de facturen moet betalen.
5.5.
Het voorgaande laat onverlet dat Feenstra (onder meer in het kader van haar garantieverplichtingen) een nieuwe melding van [gedaagde] wel moet onderzoeken en zonodig daarop actie moet ondernemen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.6.
Feenstra maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu Feenstra niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum zij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Wettelijke rente
5.7.
Feenstra vordert wettelijke rente over de hoofdsom. Volgens Feenstra gaat het tot 1 mei 2021 om een bedrag van € 299,73. [gedaagde] heeft hiertegen onvoldoende verweer gevoerd, zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Ook de gevorderde rente over de hoofdsom vanaf 1 mei 2021 zal worden toegewezen
Proceskosten
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de zaak 9319418 / CV EXPL 21-4523, waarin dezelfde gemachtigde voor Feenstra optrad en waarin de gedaagde partij eveneens in de proceskosten wordt veroordeeld, ziet de kantonrechter aanleiding voor de zitting een ½ salarispunt toe te kennen. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Feenstra worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Feenstra van € 8.934,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.634,56 vanaf 1 mei 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Feenstra tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,44
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 466,50 (1½ x € 311,00);
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Feenstra worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter