ECLI:NL:RBNHO:2022:7811

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
9319418 \ CV EXPL 21-4523
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen na installatie van verwarmingssysteem

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Feenstra Verwarming B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een verwarmingssysteem, inclusief warmtepomp en zonneboiler, in zijn woning heeft laten installeren. De gedaagde heeft zijn betalingsverplichtingen opgeschort, omdat hij van mening is dat het systeem niet naar behoren functioneert. De kantonrechter heeft op 13 april 2022 geoordeeld dat de gedaagde zijn klachten onvoldoende heeft onderbouwd. Feenstra heeft de gedaagde bij dagvaarding van 29 juni 2021 aangesproken op de openstaande facturen, die voortvloeien uit de overeenkomst van 1 december 2018. De gedaagde heeft weliswaar een deel van de facturen betaald, maar heeft de betaling van de laatste termijnen opgeschort vanwege vermeende gebreken aan het systeem. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over de gebreken en dat hij na november 2019 geen nieuwe klachten heeft gemeld. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.131,08, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9319418 \ CV EXPL 21-4523
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Feenstra Verwarming B.V.
gevestigd te Lelystad
eiseres
verder te noemen: Feenstra
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K.L. Meijer

1.Het procesverloop

1.1.
Feenstra heeft bij dagvaarding van 29 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden, waarop de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaak 9319479 / CV EXPL 21-4524. [gedaagde] heeft via een digitale verbinding deelgenomen aan de zitting. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Feenstra bij brief van 4 november 2021 nog stukken toegezonden.
1.3.
Na de zitting is de zaak aangehouden tot 19 januari 2022 in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen. De gemachtigde van Feenstra heeft op 18 januari 2022 bericht dat partijen niet tot een schikking zijn gekomen en vonnis gevraagd.

2.Feiten

2.1.
Feenstra is een bedrijf dat onder meer cv- en warmwatersystemen installeert en onderhoudt.
2.2.
Op 1 december 2018 is tussen Feenstra en [gedaagde] een overeenkomst tot stand gekomen. Op grond van die overeenkomst zou Feenstra in de woning van [gedaagde] een Solvis Ben verwarmingssysteem, inclusief warmtepomp en zonneboiler (hierna ook: het systeem), installeren.
2.3.
Betaling voor de levering en installatie van het systeem zou plaatsvinden in vier termijnen. [gedaagde] heeft de eerste twee termijnen volledig voldaan.
2.4.
Op 12 maart 2019 heeft Feenstra een factuur (met factuurnummer [factuurnummer 1] ) voor de derde termijn van € 6.290,58 aan [gedaagde] verzonden. [gedaagde] heeft hiervan € 3.058,15 aan Feenstra betaald.
2.5.
Op 29 april 2019 heeft Feenstra een factuur (met factuurnummer [factuurnummer 2] ) voor de vierde termijn ad € 898,65 aan [gedaagde] verzonden. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.
2.6.
[gedaagde] heeft aan Feenstra laten weten dat hij het openstaande bedrag niet heeft betaald omdat het systeem nog niet naar behoren functioneert. Feenstra heeft daarop toegezegd op 24 juni 2019 naar het systeem te komen kijken.
2.7.
Op 30 oktober 2019 heeft Feenstra contact opgenomen met [gedaagde] over de openstaande facturen. Volgens Feenstra zijn de gebreken inmiddels verholpen en is er geen reden voor financiële compensatie van [gedaagde] . Wel heeft Feenstra aan [gedaagde] € 150,00 aan VVV-bonnen aangeboden.
2.8.
[gedaagde] heeft hierop aangegeven dat het systeem nog steeds niet naar behoren werkt. Hij schrijft onder meer:
Waar eerst geen verwarming was is het momenteel niet kouder te krijgen dan 24/25 graden. A.s. maandag komt er wederom een monteur. Eerder heeft deze monteur ook gekeken naar de rookgasafvoer omdat het apparaat steeds in storing gaat (flameloss), meerdere keren per dag. Hij heeft de rookgasafvoer afgesteld zoals het zou moeten, hij gaf aan dat dit veel te laag was (of te hoog; in elk geval niet goed). Helaas bleef de storing aanhouden. (…) Hoe dan ook, wij slapen al een tijdje slecht, eerst door de koude en nu door warmte. Daarnaast hebben wij nog maar weinig vertrouwen in de apparatuur, want ik vraag me bijvoorbeeld ook af hoe het komt dat de gasbrander steeds aangaat, terwijl we een dure warmtepomp in de mechanische ventilatie hebben, maar dit niet terugpompt naar de Solvis. Althans, de leidingen voelen niet warm aan, terwijl het binnen toch, zoals ik net schreef, standaard tussen de 22 en 25 graden is.
2.9.
In november 2019 is Feenstra twee keer bij [gedaagde] langsgegaan om naar het systeem te kijken.
2.10.
In maart 2021 heeft [gedaagde] BosBoon Expertise ingeschakeld. Op 8 juli 2021 heeft BosBoon onderzoek gedaan naar het systeem. In haar briefrapport van 16 juli 2021 schijft zij onder meer:
Concluderend kan gesteld worden dat de installaties niet voldoen aan de klantwensen. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat delen van de installatie niet goed functioneren en/of niet goed op elkaar zijn afgestemd, met als gevolg hoog stroomverbruik en onvoldoende warm water/warmte. Wij adviseren om beide installaties voor zowel het feitelijke ontwerp als de goede werking te laten controleren door de fabrikant.

3.De vordering

3.1.
Feenstra vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4.874,40, te vermeerderen met (verdere) rente en proceskosten. Het genoemde bedrag bestaat volgens Feenstra uit € 4.171,08 aan openstaande facturen, € 161,30 aan wettelijke rente tot 1 mei 2021 en € 542,10 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Feenstra legt – kort weergegeven – aan de vordering ten grondslag dat zij een verwarmingssysteem heeft geleverd en geïnstalleerd maar dat [gedaagde] een deel van de daarvoor verzonden facturen niet betaalt.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Volgens [gedaagde] werkt het systeem niet naar behoren. Hij heeft daarover meermalen aan de bel getrokken bij Feenstra. Feenstra blijkt echter niet in staat de problematiek op te lossen. Feenstra schiet daarmee te kort in de op haar rustende verplichtingen om een werkend systeem te leveren. [gedaagde] voert aan dat hij zijn prestatie mag opschorten totdat Feenstra correct nakomt. [gedaagde] voert verder aan dat hij door het ondeugdelijke systeem ook schade lijdt.

5.De beoordeling

5.1.
[gedaagde] vindt dat hij de facturen pas hoeft te betalen op het moment dat het systeem goed functioneert. [gedaagde] doet daarmee een beroep op opschorting om Feenstra te dwingen haar verplichtingen na te komen. [gedaagde] mag dit in beginsel doen, want Feenstra behoort een deugdelijk systeem aan [gedaagde] te leveren. Dit geldt zeker omdat [gedaagde] het systeem mede heeft gekozen op basis van adviezen van Feenstra. Wel moet de opschorting in redelijke verhouding staan tot de reden hiervoor. En omdat Feenstra betwist dat het systeem niet goed functioneert, is het ook aan [gedaagde] om zijn stellingen nader te onderbouwen. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] dat onvoldoende heeft gedaan.
5.2.
De kantonrechter neemt aan dat [gedaagde] in 2019 problemen heeft ervaren met het systeem. Uit de stukken blijkt dat Feenstra toen ook meerdere malen bij [gedaagde] is langsgegaan om naar het systeem te kijken. De laatste keer dat Feenstra dat heeft gedaan was in november 2019. Onvoldoende is gebleken dat de problemen toen niet zijn opgelost. In elk geval staat vast dat [gedaagde] na november 2019 geen contact meer heeft opgenomen met Feenstra om nieuwe klachten te melden. Ook zijn er geen (recente) stukken waaruit blijkt dat het systeem niet naar behoren functioneert. Het rapport van BosBoon uit juli 2021 vermeldt weliswaar dat er “duidelijke aanwijzingen zijn dat delen van de installatie niet goed functioneren en/of niet goed op elkaar zijn afgestemd”, maar de kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is waarop deze conclusie is gebaseerd. Ten tijde van het bezoek van BosBoon (in de zomer) was er immers geen warmtevraag, zoals ook uit het rapport blijkt. Bovendien blijkt uit het rapport niet zonder meer dat sprake is van een tekortkoming door Feenstra, laat staan één die opschorting van een aanzienlijk deel van de overeengekomen prijs rechtvaardigt.
5.3.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat zijn energiekosten hoger zijn dan hij had mogen verwachten. Feenstra heeft niet betwist dat het elektriciteitsverbruik van [gedaagde] aan de hoge kant is, maar volgens Feenstra betekent dat nog niet dat het systeem niet goed functioneert. Er kunnen ook andere redenen zijn voor het hogere stroomverbruik, aldus Feenstra. [gedaagde] heeft dit betwist. Wat hiervan ook zij, in elk geval kan niet worden gesteld dat het energieverbruik van [gedaagde] zodanig is dat dit aan een defect in het systeem moet liggen. Niet in geschil is dat een warmtepomp nu eenmaal veel stroom verbruikt. Dat Feenstra een concrete toezegging heeft gedaan ten aanzien van een te verwachten kostenbesparing is evenmin gebleken. Het voorgaande laat onverlet dat Feenstra (onder meer in het kader van haar garantieverplichtingen) een nieuwe melding van [gedaagde] wel moet onderzoeken en zonodig daarop actie moet ondernemen.
5.4.
[gedaagde] heeft verder niet gesteld of onderbouwd dat hij schade heeft geleden die hij met de vordering van Feenstra mag verrekenen. Ook heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de facturen. De conclusie is dat [gedaagde] de facturen moet betalen. De kantonrechter zal echter in plaats van de gevorderde € 4.171,08 een bedrag van € 4.131,08 aan hoofdsom toewijzen, aangezien dit het openstaande saldo van de twee facturen betreft (€ 3.232,43 + € 898,65).
Buitengerechtelijke incassokosten
5.5.
Feenstra maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Wettelijke rente
5.6.
Feenstra vordert wettelijke rente over de hoofdsom. Volgens Feenstra gaat het tot 1 mei 2021 om een bedrag van € 161,30. Nu een deel van de hoofdsom wordt afgewezen kan dit bedrag niet worden toegewezen. De kantonrechter zal de wettelijke rente over de hoofdsom toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat [gedaagde] op een eerder moment in verzuim is geraakt. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] in november 2019 nog gerechtigd was zijn betalingsverplichting op te schorten, zodat van verzuim geen sprake was. Van een ingebrekestelling na november 2019 is niet gebleken.
Proceskosten
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de zaak 9319479 / CV EXPL 21-4524, waarin dezelfde gemachtigde voor Feenstra optrad en waarin de gedaagde partij eveneens in de proceskosten wordt veroordeeld, ziet de kantonrechter aanleiding voor de zitting een ½ salarispunt toe te kennen. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Feenstra worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Feenstra van € 4.131,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 juni 2021;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Feenstra tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 89,44
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 373,50 (1,5 x € 249,00);
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Feenstra worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter