ECLI:NL:RBNHO:2022:8027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
9691364 \ CV EXPL 22-551
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van precontractuele en contractuele informatieplichten in koopovereenkomst op afstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 11 augustus 2022 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen NTI B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, NTI B.V., heeft de gedaagde gedagvaard op basis van een koopovereenkomst op afstand, waarbij de gedaagde partij de studiekosten van € 693,45 onbetaald heeft gelaten. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De rechtbank oordeelt dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. De overgelegde documenten, waaronder schermafdrukken van het inschrijfproces, zijn niet voldoende om te concluderen dat de gedaagde adequaat is geïnformeerd over het herroepingsrecht. De rechtbank stelt vast dat de eisende partij de essentiële informatieplicht heeft geschonden, wat leidt tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moet worden.

De kantonrechter heeft de eisende partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 645,95, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de informatieplichten in overeenkomsten tussen handelaren en consumenten, en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9691364 \ CV EXPL 22-551
Uitspraakdatum: 11 augustus 2022
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
NTI B.V., mede handelend onder de naam
N.T.I. Nederlands Talen Instituut;
Hogeschool NTI;
NTI-Hogeschool;
NTI University;
NTI MBO-College;
Uitgeverij Educatief;
Educatief;
A.A.L.O.;
A.A.L.O. Opleidingen;
Schrijversacademie;
N.T.I.-Voordeelshop;
NOF Nederlands Opleidingsinstituut voor de Fitnessbranche;
CECZ;
Centraal Exameninstituut Complementaire Zorg;
NTI;
AALO
gevestigd te Leiden
de eisende partij
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.2.
De eisende partij stelt – kort weergegeven – dat zij met de gedaagde partij op 13 augustus 2019 online een studieovereenkomst heeft gesloten. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij de studiekosten van € 693,45 onbetaald heeft gelaten. Volgens de eisende partij is voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW. Ter onderbouwing heeft zij, onder meer, schermafdrukken van het inschrijfproces en de inschrijfbevestiging overgelegd.
2.3.
Uit de toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. In de overgelegde schermafdrukken wordt slechts vermeld “
14 dagen vrijblijvend op proef”, maar dat is niet een op een duidelijke en begrijpelijke manier verwijzen naar het herroepingsrecht in de precontractuele fase. De eisende stelt dat het herroepingsrecht te vinden is onder het kopje ‘Studeren bij NTI’ en op www.nti.nl/herroepingsrecht, maar naar het oordeel van de kantonrechter volstaat deze wijze van informatieverstrekking niet, nu de gedaagde partij zelf op zoek dient te gaan naar deze informatie. Bovendien verwijst de eisende partij naar artikel 3 van de inschrijfvoorwaarden, maar informatie over het herroepingsrecht staat niet in dat artikel opgenomen.
De contractuele informatieplichten
2.4.
De eisende partij vindt dat zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW. De eisende partij stelt dat na voltooiing van het aanmeldproces door eiseres per e-mail een bevestiging van de definitieve inschrijving is verzonden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de eisende partij de inschrijfbevestiging overgelegd, maar zonder de zogenoemde header.
2.5.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet een aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging van de webshop van de eisende partij worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. Tevens staat in de inschrijfbevestiging niets over het herroepingsrecht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW vermeld, ook in zoverre is niet voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW.
2.6.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de eisende partij niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW heeft voldaan en zal daarvoor een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder h BW geschonden. Daarnaast heeft zij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde koopprijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 693,45, een bedrag van € 520,09 (€ 693,45 x 0,75) toewijsbaar.
2.10.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 125,86.
2.11.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals onder de beslissing is opgenomen.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 645,95, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 520,09 vanaf 1 februari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 129,42 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 124,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter