ECLI:NL:RBNHO:2022:9360
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schadevergoedingsverzoek op basis van Wvggz na niet tijdige uitvoering van crisismaatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, die in een GGZ-instelling was opgenomen, stelde dat de officier van justitie niet aan zijn inspanningsverplichting had voldaan door niet onverwijld over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Verzoeker had een crisismaatregel opgelegd gekregen door de burgemeester en was vervolgens in voorlopige hechtenis genomen na een ernstig incident binnen de GGZ-instelling. Hij verzocht de rechtbank om een schadevergoeding van € 2.300,- voor de onrechtmatige vrijheidsbeperking die hij had ervaren.
De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, inclusief de argumenten van zowel verzoeker als verweerder. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie, gezien de omstandigheden van de zaak, niet in strijd met de Wvggz had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie de keuze had gemaakt om het strafrechtelijk traject te volgen, wat in lijn is met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van een schending van de wet door de officier van justitie. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open tegen deze uitspraak.