ECLI:NL:RBNHO:2022:9534

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
9924112 \ CV EXPL 22-3396
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering wegens onvoldoende onderbouwing van (pre)contractuele informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bodemzaak waarbij de eisende partij, Billink B.V., een besloten vennootschap gevestigd te Rotterdam, de gedaagde partij had gedagvaard. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De vordering van Billink B.V. was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) in acht genomen moesten worden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Er ontbrak een met printscreens onderbouwde toelichting van het bestelproces, waardoor de kantonrechter niet kon vaststellen of de gedaagde partij de essentiële informatie, zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW, op duidelijke wijze is verstrekt. Ook was er geen toelichting gegeven over de contractuele verplichtingen van artikel 6:230v lid 7 BW, wat leidde tot de conclusie dat de eisende partij niet aan de wettelijke eisen had voldaan.

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de eisende partij in de proceskosten veroordeeld, die voor de gedaagde partij op nihil zijn vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke informatieplichten in consumententransacties en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De kantonrechter heeft tevens opgemerkt dat in eventuele vervolgprocedures het ontbreken van onderbouwde stellingen kan leiden tot afwijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9924112 \ CV EXPL 22-3396
Uitspraakdatum: 10 augustus 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Billink B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: LikiFin
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft immers nagelaten een met printscreens onderbouwde toelichting van het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.3.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.4.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.5.
Bovendien heeft de kantonrechter geconstateerd dat tussen de eisende partij en de gedaagde partij een kredietovereenkomst is gesloten. Partijen zijn namelijk overeengekomen dat de gedaagde partij het aankoopbedrag van de bij de webshop bestelde goederen na levering van die goederen aan de eisende partij betaalt. Het aan de gedaagde partij verlenen van uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking. Dit betekent dat de eisende partij in dit soort zaken (in het vervolg) ook moet stellen en onderbouwen dat (i) is voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A BW, of (ii) dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 BW. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat (ook) het ontbreken van onderbouwde stellingen op dit punt in eventuele vervolgprocedures kan leiden tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter