ECLI:NL:RBNHO:2022:9541

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
9939188 \ CV EXPL 22-2149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering op basis van niet-naleving precontractuele informatieplichten en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 15 september 2022 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V., Intrum Justitia Nederland B.V., Vattenfall Sales Nederland N.V. en N.V. Nuon Sales Nederland als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard op basis van een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas, waarbij de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van facturen. Vattenfall heeft haar vordering op de gedaagde partij gecedeerd aan de eisende partij.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan, ook al was er geen verweer van de gedaagde partij. De eisende partij heeft niet voldoende feiten en gronden aangevoerd die noodzakelijk zijn voor de beslissing, waardoor de vordering is afgewezen.

Daarnaast heeft de eisende partij subsidiair een vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking ingediend, maar ook deze grondslag werd door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen, waardoor de gedaagde partij niet ongerechtvaardigd was verrijkt. De eisende partij is in het ongelijk gesteld en is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9939188 \ CV EXPL 22-2149
Uitspraakdatum: 15 september 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van
Intrum Justitia Nederland B.V., rechtsopvolger van
Vattenfall Sales Nederland N.V., voorheen genaamd
N.V. Nuon Sales Nederland
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder J.J. Sikkema
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de gedaagde partij een overeenkomst heeft gesloten met Vattenfall Sales Nederland N.V. (hierna: Vattenfall) ten aanzien van de levering van elektriciteit en gas aan het opgegeven leveringsadres van de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft de betalingstermijn van minstens één factuur laten verstrijken. Vattenfall heeft haar vordering op de gedaagde partij gecedeerd aan de eisende partij, aldus de eisende partij.
2.2.
De eisende partij heeft gesteld dat het niet mogelijk is om aan te geven op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen. Het volgens de eisende partij niet mogelijk om aantoonbaar te maken dat volledig is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten.
Wat is hiervan het gevolg?
2.5.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.6.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6
Subsidiair vordert de eisende partij toewijzing van de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW. Volgens de eisende partij is de gedaagde partij ongerechtvaardigd verrijkt doordat de gedaagde partij willens en wetens energie heeft gebruikt die de eisende partij heeft geleverd, terwijl daar geen rechtvaardigingsgrond voor was zoals een wettelijke regeling of rechtshandeling. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot de levering van energie tot stand is gekomen die de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij rechtvaardigt.
2.7.
De eisende partij voert meer subsidiair aan dat in het geval het bestaan van een overeenkomst tussen partijen niet wordt aangenomen, sprake is van onverschuldigde betaling en dat de vordering op die grond kan worden toegewezen. Het bestaan van een overeenkomst tussen partijen staat echter vast, zodat de voorwaarde voor deze stelling niet vervuld is en bovendien geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling. Ook deze grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering.
2.8.
De eisende partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter