ECLI:NL:RBNHO:2022:9552

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
10123460 \ CV EXPL 22-5813
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Greenacre Capital Group B.V. en Incassopartners B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar tegen de gedaagde is verstek verleend. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de handelaar verplicht is om te voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. De rechter heeft benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de handelaar is om gemotiveerd te stellen en onderbouwen dat aan de informatieplichten is voldaan, ook als er geen verweer is gevoerd door de gedaagde partij. De eisende partij heeft nagelaten om relevante documentatie, zoals schermafdrukken van het bestelproces, te overleggen, waardoor de kantonrechter niet kon vaststellen of de gedaagde partij de essentiële informatie heeft ontvangen die vereist is volgens de wet.

Daarnaast heeft de kantonrechter opgemerkt dat de eisende partij niet voldoende heeft toegelicht hoe de bestelknop functioneert en welke informatie aan de gedaagde is verstrekt over de betalingsverplichting. De eisende partij heeft ook niet voldaan aan de contractuele informatieplicht met betrekking tot de kredietovereenkomst die tussen de partijen is gesloten. De kantonrechter heeft de eisende partij erop gewezen dat het ontbreken van onderbouwde stellingen in toekomstige procedures kan leiden tot afwijzing van de vordering.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering afgewezen, omdat de eisende partij niet aan de wettelijke eisen heeft voldaan. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10123460 \ CV EXPL 22-5813
Uitspraakdatum: 19 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Greenacre Capital Group B.V., voorheen genaamd
Incassopartners B.V.
gevestigd te Leiden
de eisende partij
gemachtigde: LikiFin
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
Artikel 6:230m lid 1 BW
2.3.
De eisende partij heeft nagelaten een met schermafdrukken onderbouwde toelichting op het bestelproces te overleggen, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt.
Artikel 6:230v lid 3 BW
2.4.
De eisende partij heeft ook niet voldoende toegelicht hoe de bestelknop luidt die de consument moet aanklikken voordat het bestelproces wordt afgerond en waarbij voor de consument een betalingsverplichting ontstaat. De eisende partij moet concreet stellen en onderbouwen welke bestelknop de consument moet aanklikken en hoe de bewoordingen op die bestelknop luiden. Dit heeft zij nagelaten. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat aan de gedaagde partij een duidelijke mededeling is gedaan dat met het aanklikken van de bestelknop een betalingsverplichting wordt aangegaan en dat dus voldaan is aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW.
Artikel 6:230v lid 7 BW
2.5.
Tevens heeft eisende partij niet voldoende toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. De eisende partij heeft een bestelbevestiging overgelegd, zonder daarop een toelichting te geven. Bovendien ontbreekt een zogenaamde header zodat (ook) niet kan worden vastgesteld dat deze aan de gedaagde partij is gestuurd.
Consumentenkredietovereenkomst
2.6.
Tot slot heeft de kantonrechter geconstateerd dat tussen de (rechtsvoorganger van de) eisende partij en de gedaagde partij een kredietovereenkomst is gesloten. Partijen zijn namelijk overeengekomen dat de gedaagde partij het aankoopbedrag van de bij de webwinkel bestelde goederen na levering van die goederen aan de (rechtsvoorganger van de) eisende partij betaalt. Het aan de gedaagde partij verlenen van uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking. Dit betekent dat de eisende partij in dit soort zaken (in het vervolg) ook moet stellen en onderbouwen (i) dat is voldaan aan de bepalingen van titel 7:2A BW of (ii) dat sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 7:58 lid 2 BW. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat (ook) het ontbreken van onderbouwde stellingen op dit punt in eventuele vervolgprocedures kan leiden tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
Wat is hiervan het gevolg?
2.7.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.8.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter