ECLI:NL:RBNHO:2022:9679
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], gevestigd te Amsterdam, en [gedaagde], wonende te Aerdenhout. De zaak betreft de vraag of [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is aan [eiseres]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 februari 2022, waarna beide partijen hun standpunten hebben toegelicht in akten. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling bevestigd dat [eiseres] voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Echter, de kern van de zaak draait om de vraag of [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, waarbij artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Dit artikel vereist dat [gedaagde] door [eiseres] vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, en dat deze aanmaning de schuldenaar heeft bereikt. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de veertiendagenbrief daadwerkelijk door [gedaagde] is ontvangen. De aanmaning van 31 maart 2021 voldeed niet aan de eisen, omdat [eiseres] niet kon aantonen dat de brief op het juiste adres was aangekomen. Hierdoor wordt de vordering van [eiseres] afgewezen, en worden de proceskosten voor rekening van [eiseres] gesteld, omdat zij ongelijk heeft gekregen.