In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2022 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen de vennootschap Hoist Finance AB, gevestigd te Stockholm en kantoorhoudende te Amsterdam, als eisende partij, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering van de eisende partij was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat de overeenkomst op afstand correct tot stand is gekomen en dat de informatieplicht is nageleefd. De eisende partij heeft geen adequate toelichting gegeven over de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, noch heeft zij bewijs geleverd dat de gedaagde partij de benodigde informatie heeft ontvangen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering op de primaire grond werd afgewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de subsidiaire vordering van de eisende partij op grond van ongerechtvaardigde verrijking of onverschuldigde betaling afgewezen, omdat er een geldige overeenkomst tot levering van energie tussen partijen bestond. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat, zelfs als de overeenkomst via de website was gesloten, de eisende partij niet had voldaan aan de verplichtingen van het Burgerlijk Wetboek, wat zou leiden tot vernietigbaarheid van de overeenkomst.
De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagde partij, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij afgewezen en de proceskosten vastgesteld op nihil.