ECLI:NL:RBNHO:2022:9946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
HAA 22_5356
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening evenementenvergunningen Sinterklaasintochten Edam-Volendam

Op 10 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de evenementenvergunningen voor de Sinterklaasintochten in de gemeente Edam-Volendam. De verzoekster, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunningen aan twee andere stichtingen voor de intochten op 12 en 13 november 2022 in respectievelijk Oosthuizen en Edam. De verzoekster stelde dat de vergunningen moesten worden geschorst omdat de aanwezigheid van Zwarte Piet zou leiden tot genocide op de Nederlandse etnische en raciale groep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was. De rechter merkte op dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat er een wettelijke regeling of verdrag werd overtreden door de inzet van andere Pieten dan Zwarte Pieten. Bovendien was er geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien de verzoekster niet had aangetoond dat er een dreiging van genocide bestond. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en gaf aan dat de bewoordingen in het verzoekschrift niet passend waren voor een processtuk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5356

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2022 in de zaak tussen

Stichting [naam 1] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

de Burgemeester van de gemeente Edam-Volendam , verweerder.

Als derde-partijen nemen aan het geding deel:
  • Stichting [naam 2], te [plaats 2] en
  • Stichting [naam 3], te [plaats 3] .

Procesverloop

Bij brief van 21 oktober 2022 heeft verzoekster zich gericht tot de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1] met een aantal verzoeken en bij voorbaat ingediende bezwaren die alle zien op de op intocht(en) van Sinterklaas in november 2022 in deze gemeente.
Bij besluiten van 27 oktober 2022 heeft verweerder aan Stichting [naam 3] en Stichting [naam 2] evenementenvergunningen verleend op grond van de Algemene plaatselijke verordening [plaats 1] (Apv) voor de intocht van Sinterklaas in [plaats 5] op zaterdag 12 november 2022 tussen 16.00 uur en 20.00 uur respectievelijk de intocht van Sinterklaas in [plaats 2] op zondag 13 november 2022 tussen 14.00 uur en 16.00 uur.
Bij brief van 31 oktober 2022 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de verleende evenementenvergunningen en pro forma bezwaar gemaakt tegen de (fictieve weigering) te besluiten op de in haar brief van 21 oktober 2022 neergelegde verzoeken. Verzoekster stelt dat haar brief tevens moet worden aangemerkt als ingebrekestelling; zij stelt daarbij verweerder in gebreke op de verzoeken in haar brief van 21 oktober 2022 te beslissen.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening houdt verband met het door verzoekster bij brief van 31 oktober 2022 gemaakte bezwaar.
3. Uit de brieven van verzoekster aan verweerder van 21 oktober 2022 en 31 oktober 2022 en haar verzoek om een voorlopige voorziening begrijpt de voorzieningenrechter dat verzoekster meent dat door het afschaffen van de figuur Zwarte Piet genocide dreigt te worden gepleegd op de Nederlandse etnische en raciale groep als zodanig. In haar verzoek heeft verzoekster de voorzieningenrechter daarom – kort samengevat – gevraagd de verleende evenementenvergunningen die volgens haar voorzien in een afschaffing van de figuur Zwarte Piet te schorsen. Zij heeft de voorzieningenrechter ook gevraagd de verzoeken die zij heeft neergelegd in de brief van 21 oktober 2022 en die door verweerder volgens verzoekster fictief zijn geweigerd, alsnog (voorlopig) in te willigen.
4. Bij de beoordeling van het verzoek stuit de voorzieningenrechter op (in ieder geval) twee formele punten – het spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening en de vraag of verzoekster gelet op haar doelstelling als belanghebbende kan worden aangemerkt – die (mogelijk) in de weg staan aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De voorzieningenrechter verbindt hieraan vooralsnog geen consequenties, omdat voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening ook op andere, inhoudelijke, gronden geen reden bestaat. Daarbij wordt het volgende overwogen.
5.1
Voor zover de brief van 31 oktober 2022 moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen (gesteld) fictieve weigeringen van de verzoeken neergelegd in de brief van 21 oktober 2022, heeft dit bezwaar geen redelijke kans van slagen. Tegen het uitblijven van een besluit op een aanvraag staat namelijk geen bezwaar open, maar beroep, voorafgegaan door het sturen van een ingebrekestelling aan het betrokken bestuursorgaan. Nu sinds de brief van 31 oktober 2022 nog geen twee weken zijn verstreken, ziet de voorzieningenrechter alleen al om die reden geen grond om wegens het uitblijven van beslissingen op de verzoeken in de brief van 21 oktober 2022 een voorlopige voorziening te treffen.
5.2
Voor zover de brief van 31 oktober 2022 moet worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aan derde-partijen verleende evenementenvergunningen, geldt dat de burgemeester, gelet op artikel 1:8 van de Apv de gevraagde vergunningen alleen kan weigeren in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2014 [1] moet het beoordelen van een evenementenvergunning plaatsvinden binnen de marges van een beperkt ‘openbare orde’ begrip, in die zin dat met dit begrip gedoeld wordt op het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse. De invulling van de Sinterklaasintochten, meer in het bijzonder of daarbij al dan niet Zwarte Pieten zijn betrokken, valt daar niet onder. In de evenementenvergunningen is (daarom) ook niets bepaald over de invulling van de intocht en de aanwezigheid en het uiterlijk van de Pieten.
5.3
De door verzoekster ingediende stukken maken duidelijk dat het bij intochten van Sinterklaas (blijven) fungeren van Zwarte Pieten voor verzoekster een ernstige kwestie betreft. Verzoekster heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat bij de inzet van andere Pieten dan Zwarte Pieten een wettelijke regeling of verdrag is overtreden of dreigt te worden overtreden. Verzoekster verwijst weliswaar naar het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Trb. 1960, 32), maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat en op welke wijze genocide als bedoeld in dit verdrag dreigt wanneer geen Zwarte Pieten (zouden) figureren bij de intochten van Sinterklaas in [plaats 5] en [plaats 2] .
6. Gezien het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond af. Voor een proceskostenveroordeling of griffierechtvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.
7. Ten slot merkt de voorzieningenrechter nog op dat de bewoordingen in de slotzinnen van het verzoekschrift (waaronder ‘tribunaal’ en ‘vuurpeloton’) niet thuis horen in een processtuk. Verzoekster moet er rekening mee houden dat de rechtbank een volgend verzoekschrift of beroepschrift met deze of vergelijkbare bewoordingen mogelijk niet in behandeling zal nemen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. E. Jochem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.