ECLI:NL:RBNHO:2023:11069

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10570002 \ CV EXPL 23-2051
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden in consument-handelaar overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 juli 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. en een gedaagde partij zonder bekende woon- of verblijfplaats. De eisende partij vorderde betaling van € 273,42, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van een overeenkomst die door T-Mobile was gesloten met de gedaagde partij. T-Mobile had deze overeenkomst wegens wanbetaling ontbonden en de vordering overgedragen aan de eisende partij. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten die gelden voor overeenkomsten tussen consumenten en handelaren. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan, waardoor de vordering tot betaling van de abonnementskosten toewijsbaar was.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij zich op wettelijke rechten beroept en dat het beding in de algemene voorwaarden ten aanzien van schadevergoeding niet onredelijk is. Echter, de kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de eisende partij in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de vraag of de bepalingen inzake buitengerechtelijke incassokosten in de algemene voorwaarden oneerlijk zijn ten opzichte van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden en de eisende partij bevolen om bij akte op de rol de stellingen nader toe te lichten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10570002 \ CV EXPL 23-2051
Uitspraakdatum: 13 juli 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: Legalsteps B.V.
tegen
[gedaagde]
zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar met briefadres te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 273,42, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij stelt dat T-Mobile op 5 februari 2018 in een van haar winkels met de gedaagde partij een overeenkomst met betrekking tot data- en/of telecommunicatiediensten (de abonnementskosten) heeft gesloten. T-Mobile heeft deze overeenkomst op 1 augustus 2018 wegens wanbetaling ontbonden en heeft haar vordering vervolgens overgedragen aan de eisende partij. De eisende partij vordert nakoming van de overeenkomsten voor zover de gedaagde partij daarin tekort is geschoten en schadevergoeding wegens de (gedeeltelijke) ontbinding daarvan.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230l BW. De vordering tot betaling van de abonnementskosten ter hoogte van
€ 100,49is dan ook toewijsbaar, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kosten voor ‘Gebruikskosten buiten bundel Go’ van
€ 3,85zijn eveneens toewijsbaar.
2.5.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is ook toewijsbaar.
Schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten
2.6.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten als volgt. De eisende partij baseert haar vordering tot schadevergoeding op artikel 11 van de Algemene Voorwaarden T-Mobile Netherlands B.V. Abonnee Consument, geldig vanaf 29 juni 2017 (hierna: de algemene voorwaarden). De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is gebaseerd op artikel 6:96 BW. De kantonrechter stelt echter vast dat artikel 11 van de algemene voorwaarden ook ziet op buitengerechtelijke incassokosten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.7.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest van het Hof van Justitie van 27 januari 2021, gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.8.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.9.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.10.
In artikel 11 van de algemene voorwaarden is het volgende beding opgenomen:
“Je zult begrijpen dat wij onze diensten alleen kunnen aanbieden als jij op tijd je betalingsverplichtingen nakomt. Bij niet tijdige betaling behouden wij ons al onze wettelijke rechten voor. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de levering van onze diensten opschorten, buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen en de vordering overdragen aan een incassobureau.”
2.11.
In dit beding is geen specifieke regeling voor schadevergoeding opgenomen. De kantonrechter begrijpt daarom dat de eisende partij bedoelt dat zij zich op grond van dit beding ten aanzien van een tekortkoming door een consument beroept op haar wettelijke rechten en in dit geval de overeenkomst heeft ontbonden. Nu in zoverre alleen een beroep wordt gedaan op wettelijke rechten, acht de kantonrechter dit beding ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding niet onredelijk.
2.12.
Nu de eisende partij de overeenkomst heeft ontbonden op grond van artikel 6:265 BW wegens wanbetaling door de gedaagde partij, heeft zij terecht een beroep gedaan op artikel 6:277 BW. De eisende partij stelt dat zij het schadebedrag heeft berekend door de na ontbinding resterende loopduur van de overeenkomst (in maanden) te vermenigvuldigen met 50% van de maandprijs van de goedkoopste bundel die de gedaagde partij had kunnen kiezen. Dit is in lijn met rapport Ambtshalve Toetsing III, zodat ook dit bedrag van
€ 169,08toewijsbaar is, net zoals de rente over dit bedrag.
2.13.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten geldt het volgende. Het is aan de kantonrechter om ambtshalve te beoordelen of artikel 11 van de algemene voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van de gedaagde partij. Op grond van de wet is een consument pas een incassokostenvergoeding verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) genoemde eisen voldoet. Een dergelijke brief is blijkens de overgelegde stukken op 9 februari 2023 aan de gedaagde partij verzonden. De kantonrechter merkt op dat de eisende partij reeds voorafgaand aan het versturen van voornoemde veertiendagenbrief, namelijk op 11 juni 2018, een bedrag van € 15,00 aan buitengerechtelijke incassokosten bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht. Gesteld noch gebleken is dat voorafgaand aan deze factuur een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is verstuurd. De e-mail die is overgelegd als productie 5 voldoet niet aan die eisen. Hoewel de eisende partij dit bedrag niet vordert in deze procedure, heeft de kantonrechter het vermoeden dat het beding in artikel 11 van de algemene voorwaarden voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten daardoor ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover uit te laten.
2.14.
Indien de eisende partij aan deze opdracht niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
Conclusie
2.15.
Gelet op het voorgaande wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.13 is overwogen.
2.16.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
10 augustus 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.13 is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter