ECLI:NL:RBNHO:2023:11089

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
C/15/335253 / HA ZA 23-3
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Gemeente Zaanstad voor onrechtmatige bouwstop en informatieverstrekking in het kader van een bouwproject door IDEFIX CAPITAL B.V.

In deze zaak vordert IDEFIX CAPITAL B.V. (hierna: Idéfix) schadevergoeding van de Gemeente Zaanstad (hierna: de Gemeente) wegens een onrechtmatige bouwstop die op 4 juli 2019 door de Gemeente is opgelegd. Idéfix is projectontwikkelaar en heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een complex met appartementen, winkels en parkeerplaatsen op de locatie van het voormalige postkantoor in Krommenie. De Gemeente legde een bouwstop op omdat er geconstateerd was dat Idéfix in strijd met de vergunning had gehandeld door zonder goedgekeurd bouwveiligheidsplan te beginnen met de werkzaamheden. Idéfix stelt dat de bouwstop onrechtmatig was, omdat op het moment van de bouwstop de werkzaamheden nog niet waren gestart en er geen overtreding van de vergunning was. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente voldoende heeft aangetoond dat zij een preventieve last onder dwangsom had kunnen opleggen, wat zou hebben geleid tot dezelfde schade voor Idéfix. Hierdoor is het causaal verband tussen de onrechtmatige bouwstop en de schade van Idéfix niet bewezen. Daarnaast heeft Idéfix ook gesteld dat de Gemeente onjuist heeft geïnformeerd over de vereisten voor een kapvergunning en de goedkeuring van het bouwveiligheidsplan. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vorderingen van Idéfix worden afgewezen. Idéfix wordt veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/335253 / HA ZA 23-3
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IDEFIX CAPITAL B.V.,
gevestigd te Assendelft,
eiseres,
advocaat: mr. S.J.M. Bouwman te Haarlem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
zetelend te Zaanstad,
gedaagde,
advocaat: mr. C.J. Loggen-ten Hoopen te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna Idéfix en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 maart 2023, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
  • de door Idéfix in het geding gebrachte aanvullende producties 39 tot en met 41;
  • de mondelinge behandeling van 15 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij Idéfix haar eis heeft verminderd en pleitaantekeningen heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Idéfix is projectontwikkelaar. Een van haar projecten is de ontwikkeling van een complex met appartementen, winkels en parkeerplaatsen op de plek van het voormalige postkantoor in Krommenie, gelegen aan de Noorderhoofdstraat.
2.2.
Op het terrein van het voormalige postkantoor staan aan de kant van de Noorderhoofdstraat drie iepen en op een daarnaast gelegen perceel (dat eigendom is van de Gemeente) bevindt zich één linde (hierna samen aangeduid als: de bomen).
2.3.
Idéfix heeft op 11 april 2018 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. Daarin is vermeld dat de bomen behouden blijven. Bij de vergunningsaanvraag was een impressie gevoegd van het te realiseren bouwwerk waarop ook de bomen waren afgebeeld.
2.4.
Op 8 november 2018 heeft de Gemeente aan Idéfix een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een complex met appartementen, winkels en parkeerplaatsen, onder de voorschriften zoals in de vergunning vermeld. In bijlage 2 bij de vergunning (“Het (ver)bouwen van een bouwwerk”) is onder meer het volgende bepaald:
“1. Voorschriften krachtens artikel 2.22 en volgende van de Wabo
De volgende voorschriften zijn van toepassing:
Uiterlijk 3 weken voor aanvang van de betreffende werkzaamheden moeten in tweevoud ter
goedkeuring bij de afdeling Advies en Toezicht van de sector Klantcontactcentrum (KCC) de volgende bescheiden worden ingediend:
(…)
• uit het oogpunt van het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het bouwen: een veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012, waarvan tevens een monitoringsplan onderdeel uitmaakt i.v.m. mogelijke trillingen als gevolg van heiwerkzaamheden dan wel een motivering waarom een dergelijk plan niet nodig wordt geacht. Hierbij opgemerkt dat het bevoegd gezag de noodzaak van een dergelijk monitoringsplan uiteindelijk bepaal[t]
.
(…).”
2.5.
De betreffende grond is op 22 juni 2018 geleverd aan Idéfix.
2.6.
Idéfix heeft voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden Bouwbedrijf Van der Gragt B.V. ingeschakeld (hierna: de aannemer).
2.7.
De aannemer heeft op 18 juni 2019 namens Idéfix bij de Gemeente een bouwveiligheidsplan ingediend.
2.8.
Per e-mail van 24 juni 2019 heeft de aannemer aan de Gemeente gemeld dat zij de bomen wil terugsnoeien tot “
2 meter door de gevel”, omdat de takken door de steiger heen zouden steken wanneer die wordt geplaatst.
2.9.
Op 27 juni 2019 heeft een toezichthouder van de Gemeente geconstateerd dat de bomen nagenoeg niet werden beschermd en dat de wortels van één van de bomen beschadigd waren door graafwerkzaamheden.
2.10.
Op 3 juli 2019 heeft tussen Idéfix en de aannemer enerzijds en de Gemeente anderzijds een bespreking plaatsgevonden, onder meer over de geconstateerde beschadiging van de wortels van de iepen en de noodzakelijke snoei van de bomen. In die bespreking heeft Idéfix aan de Gemeente medegedeeld dat op 8 juli 2019 zal worden begonnen met heien. De aannemer heeft diezelfde dag per e-mail verslag gedaan van het overleg en vermeld welke aanvullende maatregelen ter bescherming van de bomen zullen worden getroffen.
2.11.
Per brief van 4 juli 2019 heeft de Gemeente Idéfix als volgt bericht (hierna: de bouwstop):

Door een van onze toezichthouders is op 3 juli 2019 geconstateerd dat u, althans onder uw verantwoordelijkheid, (…), in strijd met de voorschriften van de aan u verleende omgevingsvergunning een aanvang hebt genomen met het bouwen van een woongebouw met winkelruimte en parkeerplaatsen. Gelet op het voorgaande hebben wij besloten de bouwwerkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom stil te leggen. De werkzaamheden zijn stilgelegd om te voorkomen dat de illegale situatie ernstiger en omvangrijker wordt.(…) Het bouwveiligheidsplan is niet volledig met betrekking op welke manier de (…) bomen aan de Noorderhoofdstraat worden beschermd bij de bouw. Hierom hebben wij het bouwveiligheidsplan nog niet goedgekeurd. Met de aanvang van de bouwwerkzaamheden handelt u dus in strijd met de voorschriften van de aan u verleende omgevingsvergunning. (…)”
2.12.
In een e-mail van 9 juli 2019 heeft een juridisch adviseur van de Gemeente aan Idéfix medegedeeld dat een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand (hierna: kapvergunning) is vereist en dat die vergunning niet kan worden verleend gelet op de beeldbepalende waarde van de bomen.
2.13.
In opdracht van Idéfix heeft GroenAdvies op 17 juli 2019 een advies gegeven over de bomen. Daarin is (onder meer) vermeld dat de wortels van de middelste iep zijn beschadigd, maar dat de gevolgen daarvan voorkomen kunnen worden door de wortels op korte termijn netjes af te werken. In dat geval kunnen de bomen nog tientallen jaren mee. Ook is vermeld dat de kruin van de vier bomen aan de gebouwzijde met een vijfde deel van het totale kroonvolume moeten worden teruggesnoeid.
2.14.
In opdracht van de Gemeente heeft Cobra Adviseurs in een rapport van 23 juli 2023 gereageerd op het advies van GroenAdvies. Cobra Adviseurs concludeert dat de boom de worstelschade zal overleven. Verder is vermeld dat de verwachting is dat snoeien met maximaal een vijfde deel van het kroonvolume te gering is ingeschat. Het ingrijpend snoeien van de bomen en de bouwfase leveren de kans op van verdere aantasting en kwaliteitsverlies van de bomen. Daarom is ten aanzien van de bomen geen sprake van een duurzame situatie, aldus het rapport van Cobra Adviseurs.
2.15.
Namens de Gemeente is op 7 augustus 2019 aan Idéfix medegedeeld dat de wethouders er voor hebben gekozen de belangen van de ontwikkelaar (Idéfix) in dit geval zwaarder te laten wegen dan het belang van de bomen, zodat een kapvergunning zal worden verleend indien deze wordt aangevraagd.
2.16.
Idéfix heeft op 12 augustus 2019 een kapvergunning aangevraagd.
2.17.
De aannemer van Idéfix heeft op 22 augustus 2019 versie 6 van het bouwveiligheidsplan ingediend bij de Gemeente. De Gemeente heeft vervolgens op 23 augustus 2019 het bouwveiligheidsplan goedgekeurd en de bouwstop ingetrokken.
2.18.
De Gemeente heeft op 28 augustus 2019 een kapvergunning verleend en daarbij bepaald dat de vergunning in werking treedt nadat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken.
2.19.
Op 11 december 2019 heeft de Gemeente het bezwaar van Idéfix tegen de bouwstop van 4 juli 2019 ongegrond verklaard. Op 20 januari 2020 heeft Idéfix beroep ingesteld. Bij uitspraak van 4 mei 2021 heeft de bestuursrechter van deze rechtbank als volgt overwogen en beslist:

4.4 Nu tussen partijen niet in geschil is dat op 4 juli 2019 (nog) geen omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden werden verricht, was er op 4 juli 2019 (nog) geen sprake van overtreding van het vergunningsvoorschrift door eiseres. Verweerder was daarom niet bevoegd om de bouwstop op te leggen.
De beroepsgrond slaagt.
5 Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen. Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank daarom niet toe. (…)
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit; (…)”
2.20.
Per brief van 1 september 2021 heeft Idéfix de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de opgelegde bouwstop. De Gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Idéfix vordert samengevat en na vermindering van eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Idéfix - en aansprakelijk is voor de als gevolg hiervan door Idéfix geleden schade - door (1) het bouwstopbesluit van 3 en 4 juli 2019 en (ii) door Idéfix onjuist en onvolledig voor te lichten en door jegens Idéfix onduidelijkheid te creëren althans te laten bestaan hoe zij goedkeuring van het bouwveiligheidsplan en opheffing van de bouwstop kon bewerkstelligen;
de Gemeente veroordeelt aan Idéfix te vergoeden de door haar geleden en nog te lijden schade ter hoogte van € 79.117,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2019;
een en ander met veroordeling van de Gemeente in de kosten van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Idéfix legt hieraan het volgende ten grondslag. Met de uitspraak van de bestuursrechter staat vast dat het opleggen van de bouwstop door de Gemeente onrechtmatig was jegens Idéfix. Door de bouwstop heeft de bouw vertraging opgelopen, waardoor Idéfix extra kosten heeft gemaakt en het heipalenplan heeft moeten aanpassen. Daarnaast heeft de Gemeente zich schuldig gemaakt aan onrechtmatige informatieverstrekking.
3.3.
De Gemeente betwist de vorderingen van Idéfix, omdat geen sprake is van schade van Idéfix die in causaal verband staat met de bouwstop. Als het onrechtmatig handelen wordt weggedacht zou de Gemeente namelijk een besluit hebben genomen tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom. Dat besluit zou tot dezelfde schade van Idéfix zou hebben geleid. Bovendien heeft de Gemeente Idéfix niet onjuist geïnformeerd of onrechtmatig, aldus nog steeds het betoog van de Gemeente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onrechtmatigheid bouwstop

4.1.
Aan de rechtbank ligt in de eerste plaats de vraag voor of de Gemeente aansprakelijk is tegenover Idéfix op grond van de opgelegde bouwstop van 4 juli 2019.
4.2.
Partijen zijn het er over eens dat met de beslissing van de bestuursrechter de onrechtmatigheid van de bouwstop vaststaat. Voordat sprake kan zijn van aansprakelijkheid van de Gemeente, moet ook komen vast te staan dat een causaal verband bestaat tussen de bouwstop en de schade van Idéfix.
4.3.
Het bestaan van het causaal verband dient in dit geval te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf hoe het bestuursorgaan zou hebben beslist (of gehandeld) indien het niet het onrechtmatige besluit had genomen. Bij deze beoordeling moet worden uitgegaan van het tijdstip waarop het onrechtmatige besluit is genomen. Beoordeeld moet dus worden of de Gemeente - als de onrechtmatige bouwstop wordt weggedacht - op 4 juli 2019 een rechtmatig besluit zou hebben genomen, die tot dezelfde schade van Idéfix zou hebben geleid als de onrechtmatige bouwstop.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. Dat betekent dat het causaal verband tussen de bouwstop en de schade van Idéfix niet is gebleken. Dit oordeel wordt als volgt gemotiveerd.
Standpunten van partijen
4.5.
De Gemeente heeft aangevoerd dat indien zij op de datum van de bouwstop zou hebben geweten dat de bouwstop niet kon worden opgelegd omdat de werkzaamheden nog niet waren gestart, zij dan een rechtmatige preventieve last onder dwangsom (dus een preventieve bouwstop) zou hebben opgelegd. Idéfix stelt - samengevat - dat een dergelijk besluit niet rechtmatig zou zijn geweest, omdat:
het starten van de vergunde werkzaamheden, terwijl er nog geen goedkeuring is gegeven aan het bouwveiligheidsplan, geen overtreding van de vergunning oplevert;
de Gemeente haar goedkeuring aan het bouwveiligheidsplan niet mocht onthouden;
het speculatief is dat Idéfix de vergunde werkzaamheden zou starten;
de Gemeente niet de volledige bouw stil had mogen leggen.
Ad 1: ontbreken goedkeuring van het bouwveiligheidsplan staat aan de start van de bouw in de weg?
4.6.
In de vergunning is het vermeld dat het bouwveiligheidsplan uiterlijk drie weken voor aanvang van de werkzaamheden ter goedkeuring bij de Gemeente moet zijn ingediend. Idéfix betoogt dat zij met het tijdig indienen van het veiligheidsplan aan dit voorschrift heeft voldaan. Uit de vergunning volgt niet dat de goedkeuring van de Gemeente nodig is voor dat de bouwwerkzaamheden kunnen worden gestart. Daarom kon de Gemeente volgens Idéfix op 4 juli 2019 niet rechtmatig een preventieve last onder dwangsom opleggen.
4.7.
De rechtbank gaat hierin niet mee. De bouwvergunning bepaalt uitdrukkelijk dat het bouwveiligheidsplan moet worden ingediend “ter goedkeuring”. Als de uitleg zou worden gevolgd die Idéfix aan dit voorschrift toekent, zou het voorschrift feitelijk zonder betekenis zijn. In dat geval moet immers een bouwveiligheidsplan worden ingediend, maar zou de Gemeente geen middelen in handen hebben indien het bouwveiligheidsplan gebreken vertoont en zou ondanks een (dreigende) onveilige situatie de bouw kunnen worden gestart. Dat is ondenkbaar. De rechtbank is daarom van oordeel dat Idéfix het voorschrift niet op die manier heeft mogen opvatten. Indien de Gemeente op 4 juli 2019 haar goedkeuring mocht onthouden aan het bouwveiligheidsplan, betekent dit dat de Gemeente zich op het standpunt kon stellen dat de vergunde werkzaamheden niet mochten worden gestart.
Ad 2: mocht de Gemeente haar goedkeuring onthouden aan het bouwveiligheidsplan?
4.8.
Idéfix betoogt dat de Gemeente misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid het bouwveiligheidsplan af te keuren. Het bouwveiligheidsplan is volgens Idéfix enkel bedoeld om onveilige situaties te voorkomen. Daarbij mogen op grond van artikelen 8.7 en 8.2 van het Bouwbesluit 2012, waarnaar het voorschrift in de bouwvergunning verwijst, bovendien alleen zaken op een openbaar groen worden betrokken, aldus Idéfix. Volgens Idéfix heeft de Gemeente ten onrechte de kwestie rondom het ontbreken van de kapvergunning in het “bouwspoor” getrokken en aangegrepen als grond om het bouwveiligheidsplan niet goed te keuren. Dit blijkt volgens Idéfix mede uit het gegeven dat het bouwveiligheidsplan dat is goedgekeurd nadat een kapvergunning was aangevraagd, (nagenoeg) gelijkluidend is aan het eerder afgekeurde bouwveiligheidsplan.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Gemeente bij het beoordelen van het bouwveiligheidsplan kunnen betrekken dat een onveilige situatie dreigde te ontstaan voor de bomen. Een onveilige situatie kan immers ook bestaan uit dreigende beschadiging van zaken. Het betoog van Idéfix dat het behoud van nabijgelegen bomen ongerelateerd is aan het doel van (artikel 8.7 van) het Bouwbesluit 2012, is naar het oordeel van de rechtbank strijdig met artikel 8.2 lid 1 sub c van het Bouwbesluit, waarin is vermeld dat de maatregelen in het veiligheidsplan mede betrekking moeten hebben op het voorkomen van beschadiging van (zaken op) openbaar groen.
4.10.
De Gemeente heeft bovendien voldoende toegelicht dat de bomen moeten worden aangemerkt als (zaken op) openbaar groen. Vast staat dat de bomen vanaf de openbare weg zichtbaar zijn en niet zijn afgescheiden van de openbare weg. De bomen maken zelfs onderdeel uit van de ter plaatse aanwezige stoep. De bomen zijn dus ook openbaar toegankelijk. Idéfix heeft onvoldoende concreet weersproken dat de bomen daarom moeten worden aangemerkt als (zaken op) openbaar groen, zodat de rechtbank daarvan dus uitgaat.
4.11.
De Gemeente heeft gemeend dat in het bouwveiligheidsplan onvoldoende maatregelen zijn genomen ter bescherming van de bomen. Dit standpunt van de Gemeente had niet alleen betrekking op de geconstateerde wortelschade, maar hield mede verband met het feit dat de bomen (vergaand) gesnoeid moesten worden om de door Idéfix beoogde bouwwerkzaamheden mogelijk te maken (onder andere: het plaatsen van een heistelling). In het rapport van Cobra Adviseurs van 23 juli 2019 is achteraf bevestigd dat de vrees van de Gemeente voor een onveilige situatie voor de bomen niet ongegrond was. Om ruimte te maken voor de beoogde bouwwerkzaamheden moest meer dan 20% van de bomen worden gesnoeid en was volgens het rapport van Cobra Adviseurs daarmee ten aanzien van de bomen geen sprake van een duurzame situatie. De door Idéfix in het bouwveiligheidsplan voorgestelde maatregelen brachten kennelijk geen verandering in het feit dat de bomen ingrijpend moesten worden gesnoeid om de bouwwerkzaamheden mogelijk te maken. De Gemeente heeft daarmee voldoende toegelicht dat onvoldoende maatregelen waren opgenomen in het bouwveiligheidsplan om de risico’s voor de bomen weg te nemen, zodat de Gemeente haar goedkeuring aan het bouwveiligheidsplan mocht onthouden.
4.12.
Idéfix heeft er terecht op gewezen dat er een verband bestaat tussen deze discussie over het bouwveiligheidsplan en het al dan niet verlenen van de kapvergunning. De rechtbank volgt Idéfix echter niet in haar betoog dat de Gemeente (dus) de kwestie over de kapvergunning ten onrechte in het “bouwspoor” heeft getrokken. De Gemeente heeft toegelicht dat het probleem in het bouwveiligheidsplan is opgelost doordat er een uiteindelijk een kapvergunning is aangevraagd (en later verleend) voor de bomen na voortschrijdend inzicht van wethouders in augustus 2019. Hierdoor kon er bij de beoordeling van het bouwveiligheidsplan uitgegaan worden van de situatie van de bomen ná de snoei. Na de snoei van de bomen was er genoeg ruimte voor de bouwwerkzaamheden (onder meer: het plaatsen van de heistelling), waardoor er geen (verdere) schade voor de bomen meer te vrezen was en het bouwveiligheidsplan alsnog goedgekeurd kon worden. Het gegeven dat op deze wijze de kapvergunning verband houdt met het bouwveiligheidsplan, rechtvaardigt niet de conclusie dat de Gemeente misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid, of in strijd het gehandeld met het specialiteitsbeginsel, door het bouwveiligheidsplan aanvankelijk af te keuren.
4.13.
Idéfix voert aan dat het bouwveiligheidsplan pertinent niet gaat over de vraag of een boom gesnoeid mag worden of niet, omdat dit hoort in de wabo-activiteit ‘vellen van een houtopstand’. Idéfix wordt daarin in zoverre niet gevolgd, dat het dermate vergaand snoeien dat de bomen daardoor niet duurzaam behouden kunnen blijven - zonder dat dit wordt gelegaliseerd door een verleende kapvergunning - wel degelijk binnen het bereik van het bouwveiligheidsplan valt.
4.14.
Idéfix heeft verder aangevoerd dat de Gemeente altijd binnen drie weken goedkeuring verleent aan het bouwveiligheidsplan, zodat Idéfix erop mocht vertrouwen dat dit ook in dit geval zou gebeuren. Daaraan gaat de rechtbank voorbij. Zelfs als het zo is dat de Gemeente in de meeste gevallen (snel) goedkeuring verleent aan een bouwveiligheidsplan (hetgeen de Gemeente overigens heeft weersproken), heeft Idéfix onvoldoende concreet toegelicht dat dit afdoet aan de bevoegdheid van de Gemeente om haar goedkeuring aan het bouwveiligheidsplan in een concreet geval te onthouden, indien daartoe aanleiding bestaat.
Ad 3: Overtreding is speculatief
4.15.
Idéfix stelt dat voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom hoge eisen gelden en dat speculatief is dat de Idéfix zou zijn gaan bouwen.
4.16.
Vooropgesteld wordt dat voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom vereist is dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen. Daarbij is relevant of voorbereidingshandelingen zijn gepleegd en of een voornemen kenbaar is gemaakt.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat op 4 juli 2019 aan deze (strenge) eisen voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom was voldaan. Idéfix heeft namelijk (onder meer op 3 juli 2019) met zo veel woorden tegen de Gemeente gezegd dat op 8 juli 2019 (na het weekend) de eerste palen zouden worden geslagen. Ook had zij daartoe al voorbereidingshandelingen getroffen. Uit de eigen stellingen van Idéfix volgt immers dat op 4 juli 2019 de volledige bouwplaats gereed was en dat alle voorzieningen al waren getroffen om de vergunde werkzaamheden te starten. Daarom was op 4 juli 2019 voldoende zeker dat Idéfix op maandag 8 juli 2019 daadwerkelijk met de werkzaamheden zou starten en kon een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd.
Ad 4: Preventieve bouwstop was onevenredig
4.18.
Tot slot heeft Idéfix aangevoerd dat het stilleggen van de volledige bouw vanwege de discussie over de snoei van de bomen aan rand van de bouwplaats, niet evenredig zou zijn geweest.
4.19.
De rechtbank stelt voorop dat uit het voorgaande volgt dat op 4 juli 2019 niet was voldaan aan een voorschrift dat was verbonden aan de bouwvergunning. Er is immers geen goedgekeurd bouwveiligheidsplan, terwijl de Gemeente haar goedkeuring aan het bouwveiligheidsplan niet ten onrechte heeft onthouden. Dat betekent dat het starten van vergunde bouwwerkzaamheden een overtreding op de bouwvergunning zou opleveren.
4.20.
Idéfix heeft terecht aangevoerd dat een opgelegde last niet verder mag gaan dan nodig om de overtreding te beëindigen (bij een preventieve last onder dwangsom: te voorkomen). In dat geval bestond de overtreding uit het starten van de vergunde werkzaamheden. Daarom ligt het voor de hand dat de preventieve last onder dwangsom betrekking zou hebben op een volledige bouwstop, mede gelet op het feit dat op 4 juli 2019 nog geen sprake was van de mogelijkheid van voortschrijdend wethoudersinzicht, maar het aannemelijk was dat het plan zoals ingediend en vergund was, zou moeten worden aangepast, bijvoorbeeld door de voorgevel in zijn geheel twee meter naar achteren te plaatsen om de bomen te beschermen. Er was dus op 4 juli 2019 ook geen reden voor de Gemeente om af te zien van handhavend optreden (het opleggen van de preventieve last onder dwangsom). Idéfix heeft onvoldoende toegelicht dat op de Gemeente onder die omstandigheden de verplichting rustte om – hoewel een voorschrift van de vergunning niet was vervuld en dus de bouw niet mocht worden gestart – toch een deel van de bouwwerkzaamheden toe te staan.
Idéfix heeft zich beroepen op een uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:941). In die uitspraak was echter aan de orde dat de opgelegde last ook het voortzetten van legale activiteiten onmogelijk maakte. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake. Door het niet voldoen aan het voorschrift is immers iedere start van de vergunde werkzaamheden een overtreding van de vergunning.
Slotsom ten aanzien van het causaal verband
4.21.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Gemeente voldoende heeft toegelicht dat zij op 4 juli 2019 een preventieve last onder dwangsom had kunnen opleggen (en zou hebben opgelegd) als de onrechtmatige bouwstop wordt weggedacht. De preventieve last onder dwangsom zou tot de zelfde schade hebben geleid als de opgelegde bouwstop. Dat betekent dat het causaal verband tussen de onrechtmatige bouwstop en de schade van Idéfix niet is gebleken.
4.22.
Hierbij gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van Idéfix over het stevige signaal dat de bestuursrechter zou hebben afgegeven, door zelf de bouwstop te herroepen en de Gemeente niet de gelegenheid te bieden het besluit te herstellen. De bestuursrechter heeft uitsluitend geoordeeld over de beroepsgrond waarop de zaak is afgedaan (de bouwstop kon niet worden opgelegd, omdat de werkzaamheden op 4 juli 2019 nog niet waren gestart). Dat de bestuursrechter de Gemeente geen gelegenheid heeft gegeven het besluit te herstellen, laat zich bovendien verklaren door het feit dat ten tijde van de uitspraak van de bestuursrechter (4 mei 2021) de bouwstop al door de Gemeente zelf was ingetrokken.
4.23.
Omdat het causaal verband (het condicio sine qua non-verband) niet is gebleken, is niet aan de vereisten voor het vaststellen van aansprakelijkheid van de Gemeente voldaan.
Voor zover Idéfix desondanks een verklaring voor recht verlangt dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld (in de zin dat aan het eerste vereiste van artikel 6:162 BW is voldaan), heeft Idéfix haar belang daarbij niet toegelicht. Daarom wordt de gevorderde verklaring voor recht ook niet gedeeltelijk toegewezen.
De eerste grondslag van de vorderingen van Idéfix kan dus niet slagen.
Onrechtmatige informatieverstrekking
4.24.
Idéfix heeft verder aangevoerd dat de Gemeente haar onjuist heeft geïnformeerd en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, door:
  • op 3 juli 2019 afspraken te maken over extra maatregelen ter bescherming van de bomen, om daarna op 4 juli 2019 van gedachten te veranderen en de bouwstop op te leggen;
  • niet duidelijk te maken hoe Idéfix kon bewerkstelligen dat de bouwstop opgeheven zou worden en waar het bouwveiligheidsplan aan moest voldoen;
  • zich aanvankelijk op het standpunt te stellen dat een kapvergunning vereist was en niet kon worden verleend (en daarmee aan te sturen op een irreële wijziging van het bouwplan);
  • niet te waarschuwen dat de kapvergunning niet meteen in werking zou treden.
Afspraken van 3 juli 2019
4.25.
De rechtbank ziet in de verslaglegging van de bespreking van 3 juli 2019, waarop Idéfix zich beroept, geen steun voor de stelling van Idéfix dat de Gemeente heeft toegezegd dat de bouw gestart kon worden op 8 juli 2019. Uit de e-mail die de aannemer de avond na de bespreking heeft opgesteld volgt dat Idéfix voorstellen heeft gedaan voor extra maatregelen, maar dat de Gemeente die blijkbaar onvoldoende vond om de risico’s voor de bomen weg te nemen; hij schrijft dat hij het betreurt dat na het constructieve overleg de Gemeente het heiwerk nog niet toestaat. Dat de Gemeente is teruggekomen op eerder gemaakte afspraken is daarom niet gebleken.
Opheffen bouwstop
4.26.
De rechtbank begrijpt het betoog van de Gemeente aldus dat Idéfix pas eind juni 2019 heeft gemeld dat de bomen ingrijpend gesnoeid moesten worden om de bouwwerkzaamheden uit te kunnen voeren en dat ook voor de Gemeente toen enige tijd onduidelijk is geweest of (en hoe) de vergunde werkzaamheden uitgevoerd konden worden en tegelijkertijd aan het belang van het behoud van de bomen tegemoet gekomen kon worden.
4.27.
Idéfix heeft in reactie daarop aangevoerd dat - zeker als de bomen volgens de Gemeente beeldbepalend en dus beschermd waren - de Gemeente al bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag van 11 april 2018 had moeten constateren dat de bomen gesnoeid zouden worden. Op een daarbij gevoegde impressie was dat volgens Idéfix immers zichtbaar. Voor zover de bomen inderdaad beeldbepalend zijn, betekent dit dat de Gemeente ofwel de bouwvergunning had moeten weigeren, ofwel concreet aan Idéfix had moeten vermelden welke maatregelen nodig waren voor de bomen om het bouwveiligheidsplan te kunnen goedkeuren.
4.28.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat pas eind juni 2019 uitdrukkelijk en met zoveel woorden is gemeld dat de bomen zouden worden gesnoeid, een omstandigheid is die in ieder geval mede voor risico van Idéfix komt. De verantwoordelijkheid van de Gemeente gaat naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet zo ver, dat zij de bouwvergunning had moeten weigeren of voor Idéfix had moeten uitzoeken welke maatregelen getroffen moesten worden om de bomen te beschermen, enkel en alleen omdat (volgens Idéfix) op een impressie bij de vergunningsaanvraag zichtbaar is dat de bomen zijn gesnoeid (ten opzichte van de bestaande situatie, die volgens de Gemeente bij de vergunningverlener niet bekend was).
4.29.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de Gemeente niet kan worden verweten dat na 3 juli 2019 enige tijd onduidelijkheid heeft bestaan over de vraag hoe de bouwstop opgeheven kon worden. Die onduidelijkheid is namelijk niet het gevolg van onjuiste of onvolledige communicatie door de Gemeente, maar het gevolg van ook bij de Gemeente bestaande onzekerheid over de vraag hoe met de bomen-problematiek om te gaan. Van onrechtmatige informatieverstrekking door de Gemeente is gelet daarop geen sprake.
Kapvergunning
4.30.
Verder verwijt Idéfix aan de Gemeente dat de Gemeente (onder meer op 9 juli 2019) ten onrechte heeft gemeld (i) dat een kapvergunning nodig was, en (ii) dat die kapvergunning niet verleend kon worden.
4.31.
De rechtbank is van oordeel dat de niet is gebleken dat deze informatieverstrekking door de Gemeente onjuist is geweest. In het rapport van Cobra Adviseurs is immers vermeld dat met de beoogde ingrijpend snoei (meer dan 20%) geen sprake is van een duurzame situatie ten aanzien van de bomen en dat er risico’s zijn voor behoud van de bomen. In die zin is dus sprake van het vellen van een houtopstand (daaronder wordt op grond van het destijds geldende artikel 4:10 sub e APV immers ook verstaan: “
het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben”). Omdat de bomen bovendien op een openbare plaats stonden kon de Gemeente het standpunt innemen dat een kapvergunning vereist was (artikel 4:11 lid 1 van de APV). De Gemeente heeft dit ook aan Idéfix toegelicht in haar e-mail van 26 juli 2019. Idéfix heeft de juistheid daarvan in deze procedure onvoldoende weersproken.
Aan toetsing aan artikel 5.84 Verordening Fysieke Leefomgeving (waarop de Gemeente zich ter zitting heeft beroepen) komt de rechtbank overigens niet toe, omdat die verordening pas op 1 januari 2020 tot stand is gekomen.
4.32.
Volgens Idéfix is uiteindelijk (in oktober 2019) niet meer dan 20% van de bomen gesnoeid, zodat een kapvergunning volgens Idéfix niet nodig was. Dit is echter niet relevant voor de vraag of de Gemeente Idéfix in juli 2019 onjuist heeft geïnformeerd, zodat hieraan verder voorbij wordt gegaan.
4.33.
Verder heeft de Gemeente toegelicht dat onder het geldende beleid van de Gemeente de kapvergunning niet verleend kon worden, gelet op de beeldbepalende waarde van de bomen (de weigeringsgrond van artikel 4:11 lid 2 sub e APV). In deze procedure heeft Idéfix onvoldoende toegelicht dat dit onjuist was. De stelling dat ‘beeldbepalende bomen’ geen objectief criterium is, is daarvoor in ieder geval onvoldoende. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat onder het toenmalige beleid van de Gemeente sprake was van een weigeringsgrond voor het verlenen van een kapvergunning.
4.34.
De Gemeente heeft verder toegelicht dat daarin verandering gekomen, omdat het beleid is gewijzigd op 7 augustus 2019, in die zin dat de wethouders het belang van de ontwikkeling van het project van Idéfix zwaarder vonden wegen dan het risico dat de bomen wellicht niet behouden zouden blijven. Van dat gewijzigde beleid heeft de Gemeente Idéfix direct op de hoogte gebracht. Van onrechtmatige informatieverstrekking is daarom niet gebleken.
Inwerkingtreding kapvergunning
4.35.
De rechtbank ziet tot slot ook geen verplichting van de Gemeente om uitdrukkelijk aan Idéfix te melden dat de te verlenen kapvergunning niet direct in werking zou treden. Deze uitgestelde inwerkingtreding volgt immers uit de wet (art. 6.1 lid 2 jo. 2.2 lid 1 sub g Wabo). Van onrechtmatig handelen van de Gemeente is daarom geen sprake. De door Idéfix genoemde omstandigheden (de voorgeschiedenis, de reeds ontstane vertraging en dat het feit dat het slechts ging om snoei) zijn, zonder nadere toelichting van Idéfix, onvoldoende om daarin verandering te brengen.
Slotsom informatieverstrekking
4.36.
Het voorgaande betekent dat ook de tweede grondslag van de vorderingen van Idéfix niet kan slagen.
Slotsom en proceskosten
4.37.
Een en ander leidt tot de slotsom dat de vorderingen van Idéfix zullen worden afgewezen.
4.38.
Idéfix wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Gemeente worden begroot op € 5.203,-, waarvan € 2.837,- aan griffierecht en € 2.366‬,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 1.183). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat een veroordeling tot betaling van de nakosten (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Idéfix in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 5.203,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1538