ECLI:NL:RBNHO:2023:13798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10337849 \ WM VERZ 23-284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor parkeren in verboden zone

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een opgelegde boete voor het parkeren van een voertuig waar dat niet was toegestaan, aangeduid met bord E1 (parkeerverbod). De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde N.G.A. Voorbach, had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 23 juni 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, evenals de gemachtigde van de betrokkene, A. Khadri.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet voldoende kon worden vastgesteld. De betrokkene betwistte dat hij een bord E1 had gepasseerd en voerde aan dat er geen toereikend schouwrapport was over de bebording. De kantonrechter oordeelde dat de ambtenaar die de sanctie had opgelegd, niet had aangetoond dat de relevante bebording aanwezig en zichtbaar was op het moment van de vermeende overtreding. De bewijsstukken die door de vertegenwoordiger van de officier van justitie waren overgelegd, toonden aan dat de bebording niet binnen de vereiste termijn van zes maanden voor de gedraging was gecontroleerd.

Gelet op deze overwegingen verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat de betrokkene als zekerheidstelling had betaald, moest terugbetalen. De kantonrechter veroordeelde de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.284,75. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 10337849 \ WM VERZ 23-284
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 7 juli 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene)
gemachtigde : N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is A. Khadri verschenen.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod)
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde heeft in het beroepschrift kort samengevat aangevoerd dat betrokkene betwist dat hij een bord E1 is gepasseerd. Uit het dossier is niet gebleken dat voor aanvang van de controle de bebording is gecontroleerd. Uit het dossier is niet gebleken van een toereikend schouwrapport. Betrokkene heeft de rijroute geduid. Ook doet de plaats waar betrokkene parkeerde zich voor als parkeerhaven. Er is verzocht om een fysieke hoorzitting, maar er heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. De hoorplicht is geschonden en dit dient tot matiging te leiden. Tot slot wordt om vergoeding van de proceskosten verzocht. Ter zitting is namens gemachtigde het beroepschrift nader toegelicht.
Een daartoe aangewezen ambtenaar kan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wahv een administratieve sanctie opleggen voor onder meer een gedraging die door deze ambtenaar zelf is vastgesteld. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens.
In dit geval was de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd zelf ter plaatse. In het algemeen mag in zo’n geval worden aangenomen dat de ambtenaar heeft vastgesteld dat de relevante bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is. In het proces-verbaal van 1 februari 2022 heeft de verbalisant verklaard dat hij uit ervaring en navraag bij de wegbeheerder wist dat op het terrein van Schiphol een parkeerverbodszone geldt en dat bij elke toegangsweg tot het luchthaventerrein bord E1 staat, met het onderbord “ZONE”. In dit geval kan er niet van worden uitgegaan dat de ambtenaar de aanwezigheid van de borden E1 heeft gecontroleerd.
Dit brengt mee dat in dit geval uit nadere stukken zou moeten blijken dat op de route die de betrokkene heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken een bord E1 aanwezig was op enig moment niet meer dan zes maanden vóór en niet meer dan zes maanden ná de vermeende gedraging. Is één van deze termijnen langer, dan zal uit (nadere) stukken moeten blijken dat na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen (vgl. het arrest van het hof van 12 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:7804).
Ter zitting is door de zittingsvertegenwoordiger verklaard dat de rijroute door haar is gecontroleerd, en zijn een tweetal uitdraaien uit Google Maps Streetview overgelegd met betrekking tot de aanwezige bebording op de door de betrokkene aangegeven route. Deze uitdraaien tonen de ter plaatse aanwezige bebording in de maanden maart 2021 en november 2021. Tussen maart 2021 en de verweten gedraging op 11 oktober 2021 zit meer dan zes maanden. Aldus kan niet worden vastgesteld dat deze bebording aanwezig was op enig moment niet meer dan zes maanden vóór en niet meer dan zes maanden ná de gedraging.
Gelet hierop kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat ten tijde van het vaststellen van de gedraging op de door de betrokkene gevolgde route een bord E1 aanwezig was. Dit betekent dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. De inleidende beschikking kan dus niet in stand blijven. Hetgeen overigens door de betrokkene naar voren is gebracht behoeft daarmee geen bespreking meer.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling.
De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie ingediend en is door de officier van justitie gehoord. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de kantonrechter ingediend en is verschenen op de zitting. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend, behalve voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie. Hiervoor wordt een halve punt toegekend (ECLI:NL:GHARL:2022:280).
De waarde van een procespunt voor de fase van het administratief beroep is € 597,00. De waarde van een procespunt voor de fase van het beroep is € 837,00. Aangezien de aard van de procedure licht is zal een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.284,75.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.284,75 aan de gemachtigde zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: