Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een opgelegde boete voor het parkeren van een voertuig waar dat niet was toegestaan, aangeduid met bord E1 (parkeerverbod). De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde N.G.A. Voorbach, had eerder beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 23 juni 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, evenals de gemachtigde van de betrokkene, A. Khadri.
De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet voldoende kon worden vastgesteld. De betrokkene betwistte dat hij een bord E1 had gepasseerd en voerde aan dat er geen toereikend schouwrapport was over de bebording. De kantonrechter oordeelde dat de ambtenaar die de sanctie had opgelegd, niet had aangetoond dat de relevante bebording aanwezig en zichtbaar was op het moment van de vermeende overtreding. De bewijsstukken die door de vertegenwoordiger van de officier van justitie waren overgelegd, toonden aan dat de bebording niet binnen de vereiste termijn van zes maanden voor de gedraging was gecontroleerd.
Gelet op deze overwegingen verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd bepaald dat de officier van justitie het bedrag dat de betrokkene als zekerheidstelling had betaald, moest terugbetalen. De kantonrechter veroordeelde de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.284,75. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P.E. Oomens, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.