ECLI:NL:RBNHO:2023:14239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
10472504 \ CV EXPL 23-1889
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake overeenkomst kinderopvang en toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 1 november 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Kinderopvang West-Friesland en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 2.890,19, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden van de overeenkomst getoetst. De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Tevens is er een toetsing uitgevoerd op de algemene voorwaarden, waarbij de kantonrechter zich baseert op de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Het prijswijzigingsbeding in de algemene voorwaarden is vermoedelijk oneerlijk, omdat het niet voldoet aan de vereisten van transparantie en de consument onvoldoende mogelijkheden biedt om de overeenkomst op te zeggen bij een eenzijdige wijziging. De eisende partij is opgedragen om nadere toelichting te geven over de toepassing van het prijswijzigingsbeding en de gevolgen daarvan voor de vordering. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de eisende partij aan deze verplichting heeft voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10472504 \ CV EXPL 23-1889
Uitspraakdatum: 1 november 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Kinderopvang West-Friesland
gevestigd te Hoorn
de eisende partij
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 2.890,19, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.507,20. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en de nakosten.
Ambtshalve toetsing van de informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.5.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [2]
2.6.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.7.
De bedingen in de algemene voorwaarden moeten voldoen aan het transparantievereiste als vermeld in artikel 6:238 lid 2 BW. Dit houdt in dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst in staat moet zijn om de concrete werking van het beding te begrijpen, en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen te beoordelen. Kortgezegd: de bedingen dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. Gebrek aan transparantie van een beding betekent niet noodzakelijkerwijs dat het beding ook oneerlijk is. Het is een omstandigheid die meeweegt bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding. [3]
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomsten de algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 van de Brancheorganisatie Kinderopvang (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn verklaard.
2.9.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 17 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Dat artikel is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.10.
Artikel 16 lid 2 van de algemene voorwaarden bevat een prijswijzigingsbeding: “
De Ondernemer is bevoegd om de overeengekomen prijs na drie maanden na de Ingangsdatum aan te passen, waaronder te verhogen. De Ondernemer kondigt een dergelijke prijswijzigingen van te voren aan. De prijswijziging gaat niet eerder in dan één kalendermaand, vermeerderd met één week na de aankondiging.
De kantonrechter stelt vast dat dit beding valt onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [4] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging. Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet artikel 16 van de algemene voorwaarden niet. Gelet hierop wordt dit beding vermoed oneerlijk te zijn.
2.11.
Op dit moment is niet bekend of de eisende partij gebruik heeft gemaakt van dit prijswijzigingsbeding gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij. Daarover dient de eisende partij de kantonrechter te informeren en dat inzichtelijk te maken onder overlegging van de door haar gehanteerde prijzen. Als de eisende partij de prijzen gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft gewijzigd, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat dit beding oneerlijk is en de gevolgen daarvan voor (de hoogte van) de vordering
.In geval van vernietiging van dit beding is immers alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd.
Conclusie
2.12.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven ten aanzien van rechtsoverweging 2.11 en 2.12. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
29 november 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Vb)
3.HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830 (Euribor), r.o. 3.4
4.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.