ECLI:NL:RBNHO:2023:1998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
HAA 21/6273
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Het UWV had vastgesteld dat eiseres op 3 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 13,91%. Eiseres, die zich op 6 maart 2019 ziekmeldde, was van mening dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld en dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend. De rechtbank heeft de zaak op 20 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische en arbeidskundige onderbouwing van de beslissing deugdelijk was. Eiseres had verschillende medische rapporten ingediend ter ondersteuning van haar standpunt, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie niet leidde tot een andere conclusie over haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op de medische situatie op de datum in geding, en dat latere ontwikkelingen niet relevant zijn voor deze beoordeling.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zij op de relevante datum niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een uitkering. De rechtbank wees erop dat eiseres de mogelijkheid had om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6273

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.U.J. Hopman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: W. van Nieuwburg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar (hierna: het bestreden besluit) van het UWV van 6 oktober 2021. Het gaat om het besluit op de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 13,91%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 7 januari 2022 en 27 oktober 2022. Ook heeft het UWV gereageerd op vragen van de rechtbank met een rapport van de verzekeringsarts B&B van 23 januari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als teamondersteuner voor 31,91 uur per week. Op 6 maart 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Eiseres is na de ziekmelding weer een beperkt aantal uren gaan werken.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek het besluit genomen dat in de inleiding is genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 3 maart 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk voor 13,91%. Het UWV heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 10 september 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
5 oktober 2021.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert primair aan dat er sprake is van een onzorgvuldige en ongemotiveerde medische besluitvorming. Eiseres voelt zich niet gehoord in bezwaar. Zij is van mening dat er geen sprake is van een onafhankelijke, objectieve, onbevooroordeelde heroverweging. Zij verzoekt de rechtbank mede daarom om een deskundige in te schakelen. Subsidiair voert zij aan dat er sprake is van onjuiste medische besluitvorming. Zij is van mening dat er onvoldoende beperkingen in de FML zijn opgenomen, waaronder op het vlak van persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. Daarbij stelt eiseres ook dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Eiseres onderbouwt haar standpunt met medische informatie van een pijnspecialist, neuroloog, (GZ-)psycholoog en een verwijsbrief van de huisarts.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Hierbij wil de rechtbank opmerken dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen. Dit betekent dat de behandelingen en medicatie die ten tijde van de datum in geding geen rol speelden, dus ook geen rol kunnen spelen in de beoordeling.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 3 maart 2021 voor 13,91% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Eiseres vindt dat zij onjuist is bejegend door de verzekeringsarts B&B, hiertoe heeft zij ook een klacht ingediend bij het UWV. Het UWV heeft de klacht verder behandeld. Hoezeer de rechtbank de door eiseres ervaren situatie betreurt, in dit geschil is alleen de medische en arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit aan de orde. De rechtbank zal deze medische en arbeidskundige onderbouwing nader bespreken aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. Eiseres stelt dat er sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming en dat niet al haar klachten zijn meegenomen in de beoordeling. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Voor de zorgvuldigheid van de besluitvorming is van belang dat alle relevante informatie met betrekking tot de medische situatie van eiseres ten tijde van de datum in geding is meegenomen in de beoordeling. Uit het rapport van zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B volgt dat zij het medische dossier hebben bestudeerd. Daarnaast is eiseres gezien op een spreekuur door de verzekeringsarts waarbij zowel een lichamelijk als psychisch onderzoek is verricht. Verder is eiseres door de verzekeringsarts B&B gehoord op een hoorzitting. Ook hebben de verzekeringsartsen de in het dossier aanwezige medische informatie van de revalidatiearts en de bedrijfsarts bij de beoordeling betrokken. Dit geldt ook voor de in beroep ingebrachte informatie van de psycholoog en de pijnspecialist. De verzekeringsarts B&B heeft deze informatie bestudeerd en in de rapporten van 7 januari 2022 en 27 oktober 2022 besproken. Gelet op deze onderzoeksactiviteit ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiseres hebben gemist.
11. Eiseres stelt dat niet alles wat zij tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht terug te lezen is in het rapport van de verzekeringsarts B&B. Hierover wil de rechtbank opmerken dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 maart 2021. De nieuwe klachten die eiseres ten tijde van het hoorzitting van 10 september 2021 ervaarde, de nieuwe therapieën die eiseres toen volgde en de recente verhogingen van de medicatie zijn daarom niet van belang voor de medische beoordeling. Dat de verzekeringsarts B&B niet al deze omstandigheden heeft genoteerd maakt niet dat het onderzoek als onzorgvuldig moet worden beschouwd.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 3 maart 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Ter zitting is duidelijk geworden dat eiseres recentelijk de diagnose PTSS heeft gekregen. Volgens eiseres verklaart de PTSS de psychische klachten en de spierspanning. De PTSS speelde volgens haar namelijk ook ten tijde van de datum in geding. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht waaruit deze diagnose blijkt. De rechtbank volgt de stelling van eiseres niet, omdat niet is vast komen te staan dat ten tijde van de datum in geding er ook sprake was van PTSS. De verzekeringsartsen hoeven deze diagnose dus ook niet mee te nemen in de beoordeling.
14. Eiseres stelt dat een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Ter zitting vertelde eiseres dat zij momenteel 24 uur per week werkt in de administratieve sector. Dit werk is qua zwaarte vergelijkbaar met de functie teamondersteuner. Vanwege verhoogde herstelbehoefte kan zij niet meer uren werken. De bedrijfsarts had destijds dan ook een urenbeperking geïndiceerd. Gelet op de uitspraak van 10 februari 2021 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet daarom nu ook een urenbeperking worden aangenomen volgens eiseres. [1] Verder gebruikt eiseres de medicijnen venlafaxine en pregabaline. Een bijwerking van het medicijn pregabaline is slaperigheid. Ook dit is volgens eiseres een indicatie dat een urenbeperking moet worden aangenomen.
15. De verzekeringsartsen hebben naar het oordeel van de rechtbank duidelijk uitgelegd waarom er geen urenbeperking is opgenomen. De verzekeringsarts geeft aan dat gelet op de aard van de klachten en beperkingen het voorstelbaar is dat in niet volledig passende werkzaamheden een indicatie bestaat om rekening te houden met een beperking ten aanzien van arbeidsduur omdat er dan sprake is van relatieve overbelasting. Uitgaande van volledig passende arbeid ontbreekt het volgens de verzekeringsarts echter aan argumenten voor een beperking van de arbeidsduur. Hierbij toetst de verzekeringsarts ook kenbaar aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De verzekeringsarts B&B neemt dit oordeel over. Uit het rapport van 7 januari 2022 blijkt dat de verzekeringsarts B&B heeft getoetst of er een indicatie was voor een urenbeperking op energetische overwegingen, gelet op de moeheidsklachten van eiseres. Hij stelt dat de moeheidsklachten niet kunnen worden herleid tot een geobjectiveerde aandoening. Hierbij haalt de verzekeringsarts B&B de Standaard Verminderde Arbeidsduur aan. In deze standaard staan een aantal diagnoses waarbij een urenbeperking in overweging kan worden genomen, dit betreffen volgens hem grotendeels fysieke aandoeningen die een beroep doen op de fysieke conditie, zoals infectieziekten, maligniteiten of auto-immuunaandoeningen en depressieve stoornis met een verstoord slaappatroon. De nek- of hoofdpijn bij een tendomyogene aandoening als WAD biedt volgens hem onvoldoende aanknopingspunten om een urenbeperking aan te nemen. In het rapport van 23 januari 2023 stelt de verzekeringsarts B&B dat de spierspanning, waar de pijnklachten in de nek uit voortkomen, ook geen urenbeperking impliceren, er kan worden volstaan met beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. De verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 10 februari 2021 maakt dit niet anders. De feiten en omstandigheden van die uitspraak verschillen namelijk van de feiten en omstandigheden die in deze procedure spelen. Hierbij zijn belangrijke verschillen dat de verzekeringsarts aan de Standaard Duurbelasting in Arbeid heeft getoetst en dat de urenbeperking die de bedrijfsarts had aangenomen slechts betrekking had op de arbeid die eiseres verrichtte in het kader van re-integratie. Verder stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 23 januari 2023 dat het medicijn venlafaxine behoort tot categorie I waardoor geen beperking ten aanzien van persoonlijk risico of beroepsmatig vervoer is geïmpliceerd. Dat eiseres het medicijn pregabline gebruikt heeft zij vermeld tijdens de hoorzitting met de verzekeringsarts B&B. Dit heeft de verzekeringsarts B&B dus al bij de beoordeling betrokken en heeft niet geleid tot het aannemen van een urenbeperking.
16. Eiseres stelt dat er onvoldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie ingediend van de
de pijnspecialist en de neuroloog. Ook heeft zij brieven van een psycholoog en een GZ-psycholoog uit 2017 en 2018 ingediend. Ondanks dat deze brieven niet direct iets zeggen over de datum in geding, laat de informatie volgens eiseres wel zien hoe zij zogezegd in elkaar zit. Verder heeft eiseres een brief van de huisarts ingediend waarin zij wordt verwezen voor EMDR wegens mogelijke PTSS. Ter zitting is duidelijk geworden dat eiseres met name vindt dat er onvoldoende beperkingen zijn opgenomen voor de vermoeidheid die eiseres ervaart vanwege haar psychische klachten.
17. De verzekeringsarts B&B stelt dat de primaire oordeelsvorming in het geheel kan worden gevolgd. Wat betreft de klachten zijn volgens hem bij de hoorzitting geen nieuwe gezichtspunten opgedaan. Uit de verschillende rapporten van de verzekeringsarts B&B blijkt dat ook de in beroep ingediende medische informatie niet tot extra beperkingen leidt. In het rapport van 7 januari 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat WAD als een somatoforme stoornis wordt gezien en dat de depressieve stoornis in 2021 in remissie was. Dit leidde volgens de verzekeringsarts B&B niet tot extra beperkingen. In het rapport van 27 oktober 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat de overgelegde brieven van de pijnspecialist niet van toegevoegde waarde zijn voor de oordeelsvorming. In die brieven wordt de hoofdpijn bij herhaling bevestigd en wordt de pijn beschreven maar geen bewegingsbeperking. In het rapport van 7 januari 2022 heeft de verzekeringsarts B&B gesteld dat de hoofdpijnklachten de hoofdklacht vormden in de eerder ingediende brief van een revalidatiearts. Deze zijn daarmee impliciet in de oordeelsvorming verwerkt. Verder stelt de verzekeringsarts B&B in antwoord op vragen van de rechtbank in het rapport van
23 januari 2023 dat de pijnklachten in de nek voortkomen uit spierspanning. Er waren geen fysieke aanknopingspunten voor deze spierspanning, dus zeer waarschijnlijk kwamen deze voort uit mentale factoren. Uit dit rapport volgt dat voor deze spierspanning beperkingen zijn aangenomen in persoonlijk en sociaal functioneren. De rechtbank kan dit volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen.
18. Ter zitting heeft eiseres verteld dat zij zich niet begrepen voelt. Zij zegt dat zij niet zeurt maar doorgaat, zij moet vechten om overeind te blijven. Het doet haar pijn dat de verzekeringsartsen zeggen dat zij veel medicatie gebruikt maar dat zij verder zeggen dat er niets aan de hand is. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een nadere medisch objectieve onderbouwing om verdere beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiseres ervaart op 3 maart 2021.
Verzoek om deskundige benoeming
19. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige in te schakelen. Ter onderbouwing van het standpunt verwijst eiseres naar de Korošec uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Zij stelt dat niet aan de eerste en derde stap van de beoordelingscriteria van deze uitspraak is voldaan omdat er geen sprake is van een onafhankelijke, objectieve, onbevooroordeelde heroverweging door de verzekeringsarts B&B. Daarnaast vindt eiseres dat de brieven van de (GZ-)psycholoog uit 2017 en 2018 voldoende twijfel doen rijzen aan de juistheid van het medisch standpunt van het UWV.
20. De CRvB heeft de gezichtspunten van het arrest Korošec uitgewerkt in een uitspraak van 30 juni 2017. [2] De CRvB heeft in deze uitspraak een driestappenschema opgesteld, namelijk de zorgvuldigheid van de besluitvorming, of er sprake is van equality of arms en de inhoudelijke beoordeling. De rechtbank is van mening dat de besluitvorming zorgvuldig is geweest. Zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank van mening dat de rapporten van de verzekeringsartsen blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en dat zij een deugdelijke motivering bevatten. Daarnaast is de rechtbank van mening dat eiseres voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen. Eiseres heeft zowel in bezwaar als in beroep de mogelijkheid gehad om aanvullende medische informatie in te dienen. Zij heeft hier ook gebruik van gemaakt door bij het beroepschrift medische informatie van de (GZ-)psycholoog te overleggen en later nog informatie van de pijnspecialist en neuroloog aan te leveren en een verwijsbrief van de huisarts. De verzekeringsarts B&B heeft deze medische informatie bestudeerd en voldoende gemotiveerd waarom deze informatie niet tot een ander standpunt leidt. Daarnaast is de rechtbank van mening dat er sprake is van een juiste inhoudelijke beoordeling, ter motivering hiervan verwijst de rechtbank naar het bovenstaande.
21. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 3 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 11 maart 2021. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
22. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 11 maart 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als teamondersteuner omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en twee reservefuncties opgeleverd. Volgens de arbeidsdeskundige B&B zijn de functies ongewijzigd geschikt voor eiseres.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen
van producten);
- ( SBC-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
En de reservefuncties (SBC-code 315133) Administratief medewerker (document scannen) en (SBC-code 271093) Machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
23. Eiseres stelt dat zij zich met haar beperkingen niet in staat acht om gedurende een volledige werkweek de geduide functies te verrichten. Ook is zij van mening dat zij de functie Productiemedewerker industrie niet kan verrichten omdat zij vaak last heeft van dode/tintelende vingers en vanwege haar oogklachten. De functie vereist namelijk een goede oog/handcoördinatie omdat kleine componenten gepakt moeten worden. De rechtbank merkt op dat wat betreft het vereiste van een goede oog/handcoördinatie geen beperkingen zijn opgenomen in de FML en dat er voor de functie Productiemedewerker industrie dus ook geen signaleringen zijn. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
24. De arbeidsdeskundige heeft in de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Eiseres heeft hiertegen in beroep ook geen argumenten aangevoerd. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 3 maart 2021 met de middelste van de drie voor de schatting geduide functies 86,09% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 13,91% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

26. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 3 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 13,91%.
27. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 maart 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 10 februari 2021 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2021:278.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.