ECLI:NL:RBNHO:2023:2247

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
10347255
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake overeenkomst op afstand en schending van informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 8 maart 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Kinderdagverblijf en Buitenschoolse Opvang Anna Paulowna B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 6.093,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst die volgens hen tot stand was gekomen via e-mail. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst op afstand, zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij had echter niet voldoende aangetoond dat zij voldaan had aan de wettelijke informatieplichten die gelden bij dergelijke overeenkomsten.

De kantonrechter stelde vast dat de eisende partij de gedaagde partij niet had geïnformeerd over het herroepingsrecht en de kosten van de kinderopvang, wat een schending van de informatieplichten met zich meebracht. Hierdoor werd de herroepingstermijn verlengd, maar de gedaagde partij had geen verzoek tot herroeping gedaan. De kantonrechter besloot dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden, met als gevolg dat 25% van de hoofdsom van de gedaagde partij werd kwijtgescholden. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 3.685,07, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die in totaal op € 876,43 werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de (pre)contractuele informatieplichten bij overeenkomsten op afstand en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De kantonrechter heeft de eisende partij in het ongelijk gesteld en de gedaagde partij grotendeels in het gelijk, wat resulteerde in een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst en een veroordeling tot betaling van een aangepast bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10347255 \ CV EXPL 23-855
Uitspraakdatum: 8 maart 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Kinderdagverblijf en Buitenschoolse Opvang Anna Paulowna B.V.,mede handelende onder de namen
Kappioen
Kappio Gastouderbureau
gevestigd te Anna Paulowna
de eisende partij
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Vermeer Schutte & Musen B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 6.093,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.611,44 vanaf 8 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij een inschrijf- en machtigingsformulier heeft ingevuld, dat dit inschrijfformulier vervolgens per e-mail door een contactpersoon aan de eisende partij is verzonden en dat daarmee de overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens de eisende partij is geen sprake van een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW of van een overeenkomst buiten de verkoopruimte als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub f BW. Aangezien sprake is van een overeenkomst die anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte is gesloten, is het een overeenkomst in de zin van artikel 6:230l BW, aldus de eisende partij.
2.4.
Anders dan de eisende partij is de kantonrechter van oordeel dat de overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van de eisende partij dat de overeenkomst met het elektronisch versturen van het inschrijfformulier door de gedaagde partij tot stand is gekomen. Het versturen van het inschrijfformulier geldt daarom als de aanvaarding van het aanbod van de eisende partij. De eisende partij heeft niet toegelicht op welke wijze zij een aanbod heeft gedaan. Uit de stellingen van de eisende partij maakt de kantonrechter op dat vanaf het moment van het aanbod tot en met het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten uitsluitend gebruik is gemaakt van één of meer middelen voor communicatie op afstand, namelijk e-mail. Gelet daarop concludeert de kantonrechter dat sprake is van een overeenkomst op afstand in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dit betekent dat de eisende partij gemotiveerd moet stellen en onderbouwen dat is voldaan aan de bepalingen van artikel 6:230m lid 1 en artikel 6:230v BW.
De (pre)contractuele informatieplichten
2.5.
De eisende partij heeft het ingevulde inschrijf- en machtigingsformulier voorzien van een toelichting overgelegd.
2.6.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub e en sub h heeft voldaan. Er is niet gebleken dat de eisende partij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht en de kosten van de kinderopvang. Weliswaar heeft de eisende partij gesteld dat de totale prijs niet vooraf berekend kan worden, maar dit bevrijdt haar niet van de verplichting om de gedaagde partij te informeren over de prijs per uur en/of per kind. De kantonrechter begrijpt dat het inschrijfformulier ook heeft te gelden als overeenkomst, zodat evenmin aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW is voldaan.
Welke sancties horen hierbij?
2.7.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de in overweging 2.9. te noemen sanctie verbinden.
2.8.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.9.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht(en) zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder e en h BW geschonden. Daarnaast heeft zij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.10.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 8.611,44, een bedrag van € 6.458,58 (€ 8.611,44 x 0.75) toewijsbaar.
2.11.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 844,49 (inclusief btw).
2.12.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.13.
De gedaagde partij heeft een bedrag van € 3.618,00 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering op de buitengerechtelijke kosten. De buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom zijn dus reeds voldaan. De huidige vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
2.14.
Na aftrek van de buitengerechtelijke incassokosten van € 844,49 resteert van de deelbetaling nog € 2.773,51 voor de betaling van de hoofdsom. Dit bedrag komt in mindering op de thans toewijsbare hoofdsom van € 6.458,58, zodat nu nog kan worden toegewezen een bedrag van € 3.685,07‬ aan hoofdsom.
2.15.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 3.685,07, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 130,43 wegens dagvaardingskosten,
€ 514,00 wegens griffierecht en
€ 232,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter