ECLI:NL:RBNHO:2023:3549

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10388735
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in een civiele zaak over (pre)contractuele informatieplichten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. T. van Uden, heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vorderde een betaling van € 912,46, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook een veroordeling in de proceskosten.

De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft nagelaten om voldoende informatie te verstrekken over de totstandkoming van de overeenkomst en de wijze waarop aan de informatieplichten is voldaan. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen of de gedaagde partij op een duidelijke en begrijpelijke manier is geïnformeerd.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de eisende partij niet aan de eisen van de dagvaarding heeft voldaan, zoals gesteld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil zijn vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10388735 \ CV EXPL 23-1468
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],handelend onder de naam
[bedrijf]
gevestigd te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: mr. T. van Uden
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 912,46, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert hij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat hij heeft voldaan aan de op hem rustende (pre)contractuele informatieplichten. De eisende partij heeft namelijk nagelaten een concrete toelichting te geven op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst en hoe hij in die situatie heeft voldaan aan de op hem rustende informatieplichten. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen (op afstand, buiten de verkoopruimte of binnen de verkoopruimte) en of aan de gedaagde partij op duidelijke en begrijpelijke wijze de hiervoor bedoelde essentiële informatie is verstrekt.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om zijn vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat hij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter