ECLI:NL:RBNHO:2023:3560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/15/330978 / HA ZA 22-502
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade en de toepassing van het Bouwbesluit 2012

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vordert eiser, h.o.d.n. "RBS RECLAME" en "WRAP DESTINATION", schadevergoeding van Cosmo Plaza B.V. en Buijtenhek Beheer B.V. naar aanleiding van een brand die op 13 mei 2022 ontstond op het terrein van Buijtenhek Beheer. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de loods in aanbouw van eiser en de opslag van cosmetica- en drogisterijproducten van Cosmo Plaza. Eiser stelt dat Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door brandgevaarlijke stoffen in de nabijheid van zijn perceel op te slaan, in strijd met de artikelen van het Bouwbesluit 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorzaak van de brand niet kon worden vastgesteld en dat er geen overtredingen van het Bouwbesluit zijn aangetoond. Eiser heeft niet kunnen bewijzen dat er meer dan de toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen aanwezig was en dat er sprake was van een gevaarzettende toestand. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330978 / HA ZA 22-502
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van
[eiser], h.o.d.n. “RBS RECLAME” en “WRAP DESTINATION”,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.N. Mense te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COSMO PLAZA B.V.,
gevestigd te Zandvoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUIJTENHEK BEHEER B.V.,
gevestigd te Zandvoort,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Cosmo Plaza c.s. worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk Cosmo Plaza, Buijtenhek Beheer en [eiser] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 november 2022;
  • de akte depot zijdens [eiser] met als omschrijving depotstukken: “Gegevensdrager, de drager bevat video- en fotomateriaal van de brand”;
  • de mondelinge behandeling van 19 januari 2023, waarbij [eiser] gebruik heeft gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel [adres]. Op het perceel was in mei 2022 een loods in aanbouw.
2.2.
[eiser] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van Buijtenhek Beheer, die op haar beurt enig bestuurder en enig aandeelhouder is van Cosmo Plaza.
2.3.
Cosmo Plaza drijft een groothandel in parfums en cosmetica. Zij is gevestigd op het perceel [adres], waarvan Buijtenhek Beheer de eigenaar is. Op het perceel stond een loods, waarin producten van Cosmo Plaza waren opgeslagen.
2.4.
Op 13 mei 2022 is een brand ontstaan op het buitenterrein van Buijtenhek Beheer aan de [adres]. Op dat buitenterrein stonden op dat moment (ongeveer) 20 pallets met kartonnen displays met cosmetica- en drogisterijproducten van Cosmo Plaza, waaronder flessen badschuim en spuitbussen met deodorant en scheerschuim. De loods waarin de producten van Cosmo Plaza waren opgeslagen, is hierdoor afgebrand.
2.5.
De brand is vanaf het buitenterrein overgeslagen naar het naastgelegen perceel aan de [adres], waarbij de loods die [eiser] in aanbouw had zwaar is beschadigd. De loods in aanbouw was (nog) niet verzekerd.
2.6.
Achmea, de verzekeraar van Cosmo Plaza c.s., heeft na de brand een onderzoek uitgevoerd. In het op 20 oktober 2022 opgemaakte “Rapport toedrachtonderzoek” staat onder meer het volgende:
“(…)
1. Aanleiding onderzoek
Op 13 mei 2022 ontstond er brand in een rij pallets met drogisterij-artikelen op het terrein van het bedrijfspand van de verzekerde. Door de brand is het bedrijfspand van de verzekerde totaal verwoest en is ernstige schade aan het buurpand [de rechtbank: de loods in aanbouw van [eiser]] ontstaan. De oorzaak van de brand was niet bekend. Tijdens de brand zijn veel spuitbussen/drukhouders met een drijfgas geëxplodeerd.
(…)

2.Samenvatting

Aan de hand van de ontvangen camerabeelden is vastgesteld dat er eerst sprake was van een vlammende brand en dat door deze brand de spuitbussen/drukhouders, die op de pallets stonden, zijn ontploft waarna de door de ontploffingen vrijgekomen drijfgassen explosief tot ontbranding zijn gekomen.
Uit het ingestelde onderzoek is komen vast te staan, dat de oorzaak van de brand in technische zin niet meer kon worden vastgesteld. Het is niet bekend geworden hoe de pallets met drogisterij-artikelen in brand zijn geraakt.
(…)

7.Tactisch onderzoek

(…)
Analyse camerabeelden
(…)
Uit de camerabeelden blijkt dat de brand al gaande is achter de pallets voordat de eerste vlammen zichtbaar zijn achter de pallet displays met 750 ml badschuim van het merk Dove (de pallet op de hoek van het pand van de wederpartij). Ook blijkt uit de camerabeelden dat de eerst hoorbare en zichtbare explosie van een spuitbus/drukhouder 27 seconden
laterplaats vindt dan het voor het eerst zichtbaar worden van de vlammen.
(…)”
2.7.
Voor het onderzoek naar de oorzaak van de brand heeft Achmea BMT Netherlands B.V. ingeschakeld. Het rapport genaamd “Brandonderzoek” van 19 oktober 2022 houdt onder meer het volgende in:
“(…)
1. Inleiding
1.1
Algemeen
Deze rapportage betreft een onderzoek naar het ontstaan van brand op het buitenterrein van het bedrijfsgebouw voor cosmetica- en drogisterijproducten van verzekerde. Als gevolg van de brand, de blussing en de sloopwerkzaamheden tijdens de blussing is het bedrijfsgebouw van verzekerde verloren gegaan. Tevens heeft een naastgelegen bedrijfsgebouw in aanbouw (van RBS Reclame / Wrap Destination (hierna RBS genoemd) [de rechtbank: de loods in aanbouw van [eiser]], gelegen op het adres [adres]) brandschade opgelopen.
(…)

7.Bevindingen

7.1
Samenvatting onderzoeksbevindingen van 18 en 25 mei 2022
(…)
Op basis van de aangetroffen brandrestanten van de europallets op het buitenterrein van verzekerde werd vastgesteld dat deze zich op ongeveer 40 centimeter vanaf de zijgevel en de erfafscheiding (een hekwerk) van het bedrijfsgebouw van RBS waren gesitueerd. Volgens verzekerde waren er op de dag van de brand, in de ochtend en begin van de middag, ongeveer 19 europallets met producten achter elkaar geplaatst op het buitenterrein van verzekerde.
Tussen de brandrestanten op het buitenterrein van verzekerde werden onder andere de verbrande restanten van houten europallets, stukjes karton en kunststof omsnoeringsbanden, diverse merken deorollers, potjes Nivea crème, Labello lipbalsem, diverse merken aluminium deodorant spuitbussen, diverse merken kunststof shampooflessen e.d. aangetroffen. Er werden tussen deze brandrestanten geen materialen aangetroffen die spontaan tot ontbranding konden komen (broei), dan wel van de elektrische installatie van het bedrijfsgebouw. (…) Volgens verzekerde zouden er vanaf de achterzijde van het buitenterrein richting de voorzijde van het buitenterrein twee pallets met spuitbussen Nivea deodorant, twee pallets met andere Nivea producten, twee pallets met Dove deorollers, drie pallets met Dove badschuim, twee pallets met Nivea Style producten, twee pallets met Rexona / Dove producten, twee pallets met Rexona producten en vier pallets met Axe producten hebben gestaan. Deze volgorde kwam grotendeels overeen met de aangetroffen brandrestanten op het buitenterrein van verzekerde.
(…)
7.3
Samenvatting bevindingen veldtest
(…)
Op basis van deze testen en de informatie van de FEA is het dan ook niet aannemelijk dat één van de spuitbussen op het buitenterrein van verzekerde spontaan is gaan lekken of gebarsten als gevolg van de heersende weersomstandigheden op de dag van de brand. Tevens is er uit het technisch onderzoek niet gebleken dat één van de spuitbussen op het buitenterrein van verzekerde spontaan is gaan lekken of gebarsten tijdens het verwerken van de order. Zelfs al zou één van de spuitbussen op het buitenterrein van verzekerde spontaan zijn gaan lekken of gebarsten, dan dient er wel een ontstekingsbron aanwezig te zijn om de inhoud van een lekkende of gebarsten spuitbus te doen ontsteken. Een ontstekingsbron is echter technisch niet aantoonbaar vastgesteld op het buitenterrein van verzekerde.
Verder zal het ontsteken van de inhoud van een spuitbus in het algemeen gepaard gaan met een explosieve verbranding waarbij een soort van vuurbal ontstaat. Zoals uit de beelden van de bewakingscamera (…) blijkt, vinden er pas explosieve verbrandingen plaats nadat de eerste verschijnselen van een brand in de nabijheid van de europallets worden waargenomen. Het is dan ook aannemelijk dat deze explosieve verbrandingen het gevolg zijn van een al bestaande brand waarbij de spuitbussen door warmteoverdracht voldoende heet waren geworden om uit elkaar te klappen en de inhoud explosief kon verbranden.

8.Vaststellen ontstaansgebied van de brand

(…)
Op basis van de verkregen informatie en de algehele situatie wordt gesteld dat het ontstaansgebied van de brand is gelegen in de nabijheid van de europallets die op het buitenterrein van verzekerde stonden voor overslag. Op basis van de beelden van de bewakingscamera (…) lijkt de brand niet in de nabijheid van de eerste vier europallets, gezien vanaf de straatzijde, te zijn ontstaan. (…)

9.Conclusie analyse oorzaak van de brand

(…)
Echter, gelet op de resultaten van het technisch onderzoek, de experimentele veldtesten en de ontvangen / verstrekte informatie wordt gesteld dat de oorzaak van de brand, dan wel een geschikte ontstekingsbron, op het buitenterrein van verzekerde technisch niet aantoonbaar meer kon worden vastgesteld. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Cosmo Plaza c.s. hoofdelijk te veroordelen tot afgifte van inkooporders, inkoopfacturen, vrachtbrieven, pakbonnen en voorraadadministratie, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per week met een maximum van twintig weken, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom en maximum;
II. voor recht te verklaren dat Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser];
III. Cosmo Plaza c.s. hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat;
IV. Cosmo Plaza c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten en te vermeerderen met rente.
3.2.
Cosmo Plaza c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser], uitvoerbaar bij voorraad, in de (na)kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat de brand is ontstaan op het buitenterrein van [adres] en vanaf daar is overgeslagen naar de loods in aanbouw op het aangrenzende perceel van [eiser]. Uit het in opdracht van de verzekeraar van Cosmo Plaza c.s. uitgevoerde brandonderzoek blijkt dat de oorzaak van de brand niet bekend is. Nader onderzoek naar (het ontstaan van) de brand is niet aan de orde.
Standpunten van partijen
4.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld, omdat er een grote hoeveelheid brandbare en ontploffingsgevaarlijke zaken, waaronder spuitbussen, waren opgeslagen op het perceel [adres], zowel in het bedrijfsgebouw als buiten in de zon tegen de gevel van de loods aan de [adres] aan. Het zodanig opslaan van zaken tegen een (buiten)gevel levert volgens [eiser] een onrechtmatige toestand op in de verhouding met de eigenaar van het gebouw waar de gevel onderdeel van uitmaakt, omdat die toestand een onnodig extra brandgevaar (gevaarzettende toestand) in het leven roept. [eiser] stelt dat Cosmo Plaza c.s. bovendien in strijd hebben gehandeld met de artikelen 7.6, 7.7 en 7.10 van het Bouwbesluit 2012 (hierna: “het Bouwbesluit”), welke regels strekken tot voorkoming of beperking van de schade die in dit geval is ontstaan. Op het terrein van Cosmo Plaza c.s. waren brandgevaarlijke zaken aanwezig in het bedrijfsgebouw en buiten tegen de gevel van de loods van [eiser] aan, terwijl de hoofdregel van artikel 7.10 van het Bouwbesluit is dat er in, op of nabij een bouwwerk geen brandgevaarlijke stof aanwezig is. Uit de overgelegde nieuwsberichten en filmbeelden is volgens [eiser] ook aannemelijk geworden dat er meer dan de in artikel 7.6 van het Bouwbesluit genoemde maximaal toegestane hoeveelheid van 50 kilogram/liter aan brandgevaarlijke stoffen aanwezig moet zijn geweest, zowel in totaliteit als buiten tegen de gevel. Door overtreding van de artikelen van het Bouwbesluit hebben Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig tegenover hem gehandeld, aldus [eiser].
4.3.
Cosmo Plaza c.s. betwisten dat sprake was van onrechtmatige gevaarzetting en ook dat het Bouwbesluit is overtreden. Volgens Cosmo Plaza c.s. waren er niet meer dan 50 kilogram/liter brandgevaarlijke stoffen aanwezig op het buitenterrein en is artikel 7.6 van het Bouwbesluit bovendien niet van toepassing, omdat dat alleen geldt voor huishoudelijke opslag. Cosmo Plaza c.s. beschikken over de benodigde vergunningen op grond van de Wet Milieubeheer en hebben daarmee niet in strijd gehandeld, aldus Cosmo Plaza c.s. Artikel 7.7 van het Bouwbesluit ziet niet op de opslag van spuitbussen en bovendien was geen sprake van opslag. De pallets met artikelen waren na een bestelling van een klant op het buitenterrein gezet om te worden opgehaald. Artikel 7.10 van het Bouwbesluit is ook niet overtreden, omdat de enkele omstandigheid dat een brand zich kan uitbreiden tot naastgelegen gebouwen op zichzelf geen gevaarlijke situatie is als bedoeld in dit artikel, aldus Cosmo Plaza c.s.
Overtreding Bouwbesluit?
4.4.
[eiser] baseert zijn stelling dat Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld voornamelijk op overtreding van een aantal artikelen van het Bouwbesluit die zien op brandveiligheid. Indien in totaal meer dan 50 kilogram of liter brandgevaarlijke stoffen in de loods of op het buitenterrein van Cosmo Plaza c.s. aanwezig waren, staat volgens [eiser] vast dat artikel 7.6 van het Bouwbesluit is overtreden en dat Cosmo Plaza c.s. dus onrechtmatig tegenover hem hebben gehandeld. De rechtbank volgt [eiser] daarin niet. Uit de nota van toelichting bij artikel 7.6 van het Bouwbesluit blijkt dat het artikel is beperkt tot huishoudelijke opslag van brandgevaarlijke stoffen, waarmee bedoeld wordt hoeveelheden van minder dan 50 kilogram/liter die voor de goede bedrijfsvoering als werkvoorraad mogen worden beschouwd. Voorschriften voor opslag van brand- en milieugevaarlijke stoffen boven de grens van 50 kilogram/liter vallen niet onder het Bouwbesluit, maar onder de milieuregelgeving. Cosmo Plaza c.s. hebben onweersproken gesteld dat zij hebben voldaan aan alle vereisten van de vergunning die is verleend op grond van de Wet Milieubeheer. Cosmo Plaza c.s. kunnen artikel 7.6 van het Bouwbesluit dus niet hebben overtreden op de wijze zoals [eiser] stelt. Bij aanwezigheid van minder dan 50 kilogram/liter is immers voldaan aan de uitzondering in lid 2 van genoemd artikel en bij aanwezigheid van meer dan 50 kilogram/liter is het artikel niet van toepassing.
4.5.
[eiser] vordert op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) afgifte van (kopieën van) inkooporders, inkoopfacturen, vrachtbrieven, pakbonnen en voorraadadministratie. Uit zijn toelichting blijkt dat hij die documenten wil hebben om te kunnen aantonen dat er ten tijde van de brand meer dan 50 kilogram/liter brandgevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 7.6 van het Bouwbesluit op het perceel van Cosmo Plaza c.s. aanwezig waren. Gelet op wat de rechtbank in alinea 4.4 heeft overwogen, heeft [eiser] bij die vordering geen belang. De vordering tot afgifte van de documenten zal daarom worden afgewezen.
4.6.
Volgens [eiser] is ook artikel 7.7 van het Bouwbesluit overtreden. In het eerste lid van dat artikel wordt de eis gesteld dat de bedrijfsmatige opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen in een bouwwerk of in de open lucht zodanig moet zijn dat bij brand geen onaanvaardbaar risico ontstaat voor percelen die zijn gelegen naast het perceel waar die opslag plaatsvindt. Het gaat dus niet om het beperken van elk risico voor naastgelegen percelen, maar om het beperken van
onaanvaardbarerisico’s. De voorschriften van het Bouwbesluit zijn gericht op het beperken van de kans op brandoverslag en niet op het volledig uitsluiten daarvan (Raad van State 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1451). Het onaanvaardbare risico bestaat er – zo begrijpt de
rechtbank – volgens [eiser] uit dat Cosmo Plaza c.s. in direct zonlicht en tegen zijn gevel brandgevaarlijke zaken hebben opgeslagen die deels bestonden uit spuitbussen/drukhouders, waarvan algemeen bekend is dat die bij oververhitting kunnen ontploffen. Artikel 7.7 van het Bouwbesluit ziet echter niet op spuitbussen, want die vallen onder brand- en milieugevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 7.6 van het Bouwbesluit. [eiser] heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de overige drogisterijproducten op het buitenterrein of in het bedrijfsgebouw van Cosmo Plaza c.s. een onaanvaardbaar risico voor zijn perceel vormden. De enkele omstandigheid dat de drogisterijproducten op korte afstand (volgens het Brandonderzoek: op ongeveer 40 centimeter) van de gevel van [eiser] stonden, is daarvoor onvoldoende. Overtreding van artikel 7.7 van het Bouwbesluit door Cosmo Plaza c.s. kan dan ook niet worden vastgesteld.
4.7.
Tot slot stelt [eiser] dat Cosmo Plaza c.s. artikel 7.10 van het Bouwbesluit hebben overtreden. Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen of stoffen in, op, aan of nabij een bouwwerk, waardoor brandgevaar wordt veroorzaakt of bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt. Uit de nota van toelichting bij dit artikel blijkt dat deze algemene verbodsbepaling (“kapstokartikel”) betrekking heeft op brandveilig gebruik, waarin niet is voorzien door de andere voorschriften van het Bouwbesluit. Het is bedoeld om het bevoegd gezag een “kapstok” te geven om in een specifiek geval in te grijpen wanneer het brandveilig gebruik onvoldoende gewaarborgd is. Dat sprake was van brandgevaar of een bij brand gevaarlijke situatie waarin de artikelen 7.6 en 7.7 van het Bouwbesluit niet voorzien, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd gesteld. De enkele omstandigheid bovendien dat er brand is ontstaan en dat die brand kon overslaan naar het perceel van [eiser] wil nog niet zeggen dat sprake was van een gevaarlijke situatie als bedoeld in artikel 7.10 van het Bouwbesluit (vergelijk Raad van State 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1451).
4.8.
De conclusie van het voorgaande is dat niet is aangetoond dat Cosmo Plaza c.s. de door [eiser] genoemde artikelen van het Bouwbesluit hebben overtreden en daarom onrechtmatig tegenover [eiser] hebben gehandeld. Dat betekent dat de vorderingen op deze grondslag niet kunnen slagen.
Gevaarzetting?
4.9.
[eiser] grondt zijn vordering ook op de stelling dat sprake was van gevaarzetting en dus van schending van een zorgvuldigheidsnorm. Ook aan deze stelling legt [eiser] ten grondslag dat Cosmo Plaza c.s. een gevaarzettende toestand in het leven hebben geroepen door brandgevaarlijke zaken in direct zonlicht op te slaan tegen de gevel van de loods van [eiser]. Cosmo Plaza c.s. hadden deze gevaarzettende toestand volgens [eiser] kunnen voorkomen door i) niet meer (brandgevaarlijke) zaken aanwezig te hebben dan in overeenstemming was met de brandveiligheidseisen of dan inpandig bewaard konden worden, ii) brandgevaarlijke zaken op te slaan in een apart brandveilig dan wel brandwerend compartiment en iii) de (brandgevaarlijke) zaken niet tegen de gevel van [eiser] aan te zetten.
4.10.
In alinea’s 4.4 tot en met 4.8 heeft de rechtbank al uiteen gezet dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat Cosmo Plaza c.s. meer brandgevaarlijke zaken aanwezig hadden dan volgens de brandveiligheidseisen was toegestaan. Daarbij merkt de rechtbank op dat [eiser] met uitzondering van de spuitbussen ook niet heeft onderbouwd dat de aanwezige zaken brandgevaarlijk waren. Dat zaken ‘brandbaar’ zijn wil immers nog niet zeggen dat ze ‘brandgevaarlijk’ zijn. Wat [eiser] bedoelt met niet meer brandgevaarlijke zaken aanwezig hebben dan inpandig bewaard konden worden is de rechtbank niet duidelijk. [eiser] heeft dat niet nader toegelicht en heeft ter zitting bovendien opgemerkt dat niet alleen de zaken die op het buitenterrein stonden, maar ook de zaken die opgeslagen waren in de loods hebben bijgedragen aan de brand. De stelling dat brandgevaarlijke zaken hadden moeten worden opgeslagen in een brandveilig of brandwerend compartiment is ook niet nader toegelicht, terwijl Cosmo Plaza c.s. onweersproken hebben gesteld dat zij aan alle vergunningeisen hebben voldaan. Het gestelde onder (i) en (ii) faalt dus.
4.11.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [eiser] onder (iii). Om aansprakelijkheid aan te kunnen nemen, moet vaststaan dat er een zorgvuldigheidsnorm is overtreden. Aan het enkele feit dat er spuitbussen en andere drogisterijproducten op korte afstand van de gevel van [eiser] stonden waarin brand is ontstaan, valt dat echter niet af te leiden. Niet elk gevaar dat zich verwezenlijkt betekent immers dat een zorgvuldigheidsnorm is overtreden. Om tot die conclusie te kunnen komen, had [eiser] meer moeten stellen en onderbouwen dan hij in de summiere dagvaarding en ter zitting heeft gedaan. Aan het bewijsaanbod dat de brand het gevolg is van het onzorgvuldig bewaren van zaken door Cosmo Plaza c.s. wordt bij die stand van zaken niet toegekomen.
4.12.
Nu overtreding van het Bouwbesluit en gevaarzetting allebei niet zijn komen vast te staan, kan ook niet worden vastgesteld dat Cosmo Plaza c.s. onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser]. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht en de veroordeling tot betaling van de schade zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Cosmo Plaza c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.196,00(2 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 1.872,00
4.14.
Cosmo Plaza c.s. vorderen daarnaast veroordeling in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten (voor zover nakosten worden gemaakt). De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Cosmo Plaza c.s. tot op heden begroot op € 1.872,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 977