ECLI:NL:RBNHO:2023:3697

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10410108 \ CV EXPL 23-1710
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van (pre)contractuele informatieplichten in een vordering tussen een handelaar en een consument met sanctie wegens schending van artikel 6:230v lid 7 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 19 april 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Coeo Securitisation Ltd, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 144,69, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten getoetst, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij heeft voldoende aangetoond dat aan de precontractuele informatieplichten is voldaan, maar heeft nagelaten te voldoen aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden, met een vermindering van 25% van de verschuldigde hoofdsom. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 77,13, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten vastgesteld op € 274,32. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en de vordering tot vergoeding van verschenen rente zijn afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10410108 \ CV EXPL 23-1710
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Ltd
gevestigd te Dublin
de eisende partij
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 144,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 102,84. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.4.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar de overgelegde bestelbevestiging en factuur maar deze stukken bevatten niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Informatie over het telefoonnummer en het e-mailadres van de eisende partij ontbreekt. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden). Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Wat is toewijsbaar?
2.8.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 102,84, een bedrag van € 77,13 (€ 102,84 x 0.75) toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.9.
Het beding dat voor de beoordeling van de vordering relevant is, te weten artikel 15 lid 4, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 Rv. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres. De eisende partij heeft toegelicht dat de aanmaning is verstuurd vanuit een geautomatiseerd systeem. In het systeem zijn alle aan het mailadres van de gedaagde partij verzonden berichten te zien. Ter onderbouwing van die stelling heeft zij een schermafdruk van dit systeem overgelegd. De kantonrechter vindt dit niet voldoende. Uit de schermafdruk blijkt niet aan welk adres de aanmaning is verstuurd.
2.11.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 77,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,32 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter