Overwegingen
1. Op 19 november 2020, ontvangen door verweerder op 26 november 2020, heeft eiseres Bpm-aangifte gedaan ter registratie van een [auto]
, met een VIN-nummer eindigend op [#] (hierna: de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 11 mei 2016. De kilometerstand op het moment van aangifte bedraagt 70.285.
2. Eiseres heeft bij haar aangifte gebruik gemaakt van een in haar opdracht opgemaakt taxatierapport door [naam 3] van [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). De auto is volgens het taxatierapport van 19 november 2020, opgenomen op 23 juni 2020 van 14:30 tot 14:50 uur. De algehele staat van de auto is in het rapport als “goed” aangemerkt. In het taxatierapport is de historische nieuwprijs voor consumenten van de auto vastgesteld op € 38.050 en is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat bepaald op € 12.733 bij een norm kilometerstand van 135.900. De kilometerstand van de auto bevindt zich echter onder de norm zodat de taxateur een correctie van € 1.637 heeft toegepast. De taxateur van eiseres heeft daarom de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat bepaald op € 14.370. Rekening houdend met een totale schade (incl. btw) van € 13.981,42, is na aftrek van 95% van deze schade, de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat bepaald op € 1.090. De volgens de aangifte verschuldigde Bpm bedraagt € 348.
3. In het dossier bevindt zich geen aankoopfactuur van de auto, maar bevindt zich wel een pro forma factuur waarop een bedrag van € 5.000 ex Bpm, btw en transportkosten is vermeld. In het dossier bevinden zich ook enkele facturen en offertes voor onderdelen van een [merk] voor ongeveer € 1.100 en 175 Gbp.
4. Op 27 november 2020 is de auto op naam gesteld van eiseres.
5. Verweerder heeft eiseres verzocht de auto voor controle van de aangegeven waarden te tonen bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) op 3 december 2020. Op basis van deze controle heeft DRZ een onderzoeksrapport opgesteld dat op 4 december 2020 is ondertekend door [naam 4] . DRZ concludeert tot een historische nieuwprijs voor consumenten van € 38.895 en stelt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 11.489 op basis van de koerslijst Xray. DRZ heeft hierbij geen rekening gehouden met enige waardevermindering ten gevolge van schade, omdat DRZ op basis van de uitgevoerde schouw geen schade aan de auto heeft kunnen vaststellen. De kilometerstand is 70.299.
6. Met dagtekening 11 maart 2021 heeft verweerder de kennisgeving naheffingsaanslag Bpm verstuurd. Op 1 april 2021 heeft verweerder de mededeling naheffingsaanslag Bpm aan eiseres toegezonden.
7. Met dagtekening 23 april 2021 heeft verweerder de naheffingsaanslag Bpm opgelegd en vastgesteld op € 3.253.
8. Op 30 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de opgelegde naheffingsaanslag ontvangen. Eiseres heeft de bezwaargronden op 8 april 2021 aangevuld.
9. Op 20 december 2021 is een telefonisch hoorgesprek gehouden waarna verweerder uitspraak op bezwaar heeft gedaan op 21 januari 2022. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
10. Tot het dossier behoort e-mail correspondentie van 20 januari 2022 tussen DRZ en verweerder, waarin DRZ als volgt heeft verklaard:
“Het voertuig ( [merk] ) zoals getoond in de aangifte heeft essentiële gebreken (WOK). In deze staat kan en mag het voertuig niet de openbare weg op.
Voor zover ik het kan zien op de foto’s in de aangifte het gaat het om:
scherpe uitstekende delen
defecte verlichting
voorruit”
11. In het dossier bevindt zich de TMV Richtlijn 2008 en de brieven van d.d. 29 maart 2022 en 2 juni 2022 van Federatie TMV gericht aan het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst BPM waarin de TMV afstand neemt van de waardeverminderingen als opgenomen in de richtlijn.
12. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. Meer in het bijzonder is in onder andere geschil of rekening dient te worden gehouden met een waardevermindering wegens schade buiten die van normaal gebruik, of van de handelsinkoopwaarde op grond van het schadeverleden (ex-schade).
13. Eiseres stelt dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld en dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de werkelijke schade en het schadeverleden van de auto. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en verzoekt de rechtbank primair de uitspaak op bezwaar en de naheffingsaanslag te vernietigen, subsidiair de naheffingsaanslag te verlagen tot € 1.265 en verweerder te veroordelen in de (proces)kosten van bezwaar en beroep.
14. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht en eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. Verweerder beroept zich op interne compensatie voor het verschil. Voorts stelt verweerder dat het taxatierapport van eiseres niet bruikbaar is en dat er geen aanleiding is voor een waardevermindering wegens ex-schade. Eiseres heeft geen recht op (proces)kosten in bezwaar en in beroep. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
16. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de Wet Bpm is de belasting verschuldigd ter zake van de registratie van een personenauto, een motorrijwiel of een bestelauto in het kentekenregister.
17. Ingevolge artikel 10 van de Wet Bpm wordt met betrekking tot gebruikte personenauto’s de te betalen belasting verminderd met inachtneming van een vermindering (hierna: de afschrijving).
18. Het Bpm-stelsel kent naar keuze van de aangever drie methoden om de vermindering van Bpm (afschrijving) voor gebruikte auto’s te bepalen:
- Een afschrijving in procenten (‘de tabel’)
- Een afschrijving waarbij wordt uitgegaan van de handelsinkoopwaarde van een koerslijst (‘de koerslijst’), of
- Een afschrijving waarbij wordt uitgegaan van de taxatiewaarde (‘het taxatierapport’). Afschrijving met een taxatierapport mag uitsluitend toegepast worden indien de auto niet voorkomt op een koerslijst, of indien sprake is van meer dan normale gebruiksschade, maar het voertuig nog wel deugdelijk van bouw en inrichting is en dus gebruik mag maken van de weg (Wegenverkeerswet 1-1-u).
19. Voor de keuze om de afschrijving met een taxatierapport te berekenen, gelden de voorwaarden zoals gesteld in artikel 8 van de Uitvoeringsregeling Bpm (hierna: de UR). In het destijds geldende vierde lid van dat artikel staat dat het rapport “is opgemaakt ten hoogste een maand vóór het tijdstip dat de belasting ingevolge artikel 1 van de wet is verschuldigd, in de staat waarin het motorrijtuig op dat tijdstip verkeert”.
20. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de belastingplichtige die stelt recht te hebben op een vermindering van belasting, de daarvoor benodigde feiten moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken. De belastingplichtige die bij het vaststellen van de vermindering van bpm uitgaat van de handelsinkoopwaarde uit een koerslijst en stelt dat die handelsinkoopwaarde moet worden verminderd vanwege – niet in deze koerslijst verwerkte – beschadigingen aan de te registreren personenauto, draagt bij betwisting dan ook de last te bewijzen dat en in hoeverre beschadigingen een waardedaling ten opzichte van de uit die koerslijst volgende waarde tot gevolg hebben (zie Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:63). Waardevermindering wegens schade buiten normaal gebruik
21. Gelet op het bepaalde onder 20 dient eiseres tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat de schade meer dan normale gebruiksschade betreft en dat deze schade tot de door haar gestelde waardevermindering (van 95%) leidt.
22. Eiseres stelt primair dat voor de waardebepaling de toestand van de auto op de datum van de fysieke taxatie bepalend is. Indien de rechtbank meent dat de toestand waarin de auto zich bevond ten tijde van de aangifte bepalend is, stelt eiseres subsidiair dat de omvang van de schade ten tijde van de aangifte € 13.981,42 was. Dat wordt volgens eiseres onderbouwd met het taxatierapport dat minder dan één maand oud is, ook al was de schade ten tijde van de herkeuring door DRZ al gerepareerd. De auto had geen WOK1-status waardoor hij niet de weg op mocht, hoogstens een WOK2-status waarmee gewoon gereden mag worden. Verweerder heeft gesteld dat moet worden uitgegaan van de staat waarin de auto zich bevond ten tijde van de aangifte en verweerder betwist dat er sprake is van schade in de door eiseres genoemde omvang ten tijde van de aangifte. DRZ heeft geen schade aangetroffen bij de schouw die binnen zes dagen na de aangifte heeft plaatsgevonden, terwijl het voertuig in ongewijzigde staat diende te worden gehouden gelet op het bepaalde in artikel 8, achtste lid, van de UR. Als die schade er wel was, dan had de auto de weg niet op gemogen. Daarom moet worden uitgegaan van de waardevermindering wegens schade van nihil zoals door DRZ is vastgesteld, aldus verweerder.
23. De rechtbank overweegt als volgt. Het stelsel van de Bpm is zo vormgegeven dat de belastingplichtige het bedrag van de verschuldigde Bpm moet hebben bepaald aan de hand van de heffingsgrondslagen op het tijdstip waarop het belastbare feit, de tenaamstelling of het gebruik van de weg, zal plaatsvinden (zie Hoge Raad 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:415). Artikel 10, achtste lid, van de Wet Bpm gaat gelet op de tekst “indien sprakeisvan een auto met meer dan normale gebruiksschade” ook uit van de gedachte dat daarvan in die (beschadigde) staat aangifte wordt gedaan. Deze gedachte is onder meer terug te vinden in de bepaling dat auto na de aangifte nog zes dagen in ongewijzigde staat moet worden gehouden om deze te kunnen oproepen voor een hertaxatie in die staat bij DRZ. 24. Niettemin staat artikel 8 UR toe dat door de belastingplichtige bij het doen van aangifte gebruik wordt gemaakt van een taxatierapport dat tot een maand geleden is opgemaakt in de staat waarin de auto op dat tijdstip verkeerde. Het komt derhalve voor, zoals in dit geval, dat aangifte wordt gedaan van een schadeauto met een taxatierapport, terwijl deze schade bij het doen van de aangifte al is hersteld. Dit brengt dan mee dat de belastingplichtige zich in een nadeliger bewijspositie begeeft, omdat bij een eventuele oproep voor hertaxatie door DRZ de schade zoals deze was, niet meer kan worden vastgesteld. Het komt dan des te meer aan op de bewijskracht van de bij de aangifte overgelegde informatie, zoals het taxatierapport van de belastingplichtige, de inkoopfactuur en de nota’s van de reparaties.
25. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto dergelijke schade had op het moment van het belastbare feit. Het taxatierapport dateert wel van binnen een maand voordat de aangifte werd gedaan, maar de fysieke opname van de auto is maar liefst bijna vijf maanden eerder geweest. Dat het rapport en de waardebepaling op basis van die gestelde schade daarin zoveel later is opgemaakt, is niet alleen buiten de bedoeling van de hierboven genoemde Bpm-regels, maar roept ook gerede twijfel op over de aan het rapport toe te kennen bewijskracht. Verder heeft de taxateur van eiseres weliswaar foto’s waarop schade te zien is en een schadecalculatie van de door hem gestelde schade bijgevoegd van € 13.981,42 waardoor de waarde van de auto in die staat € 1.090 zou bedragen, maar de expertise van [bedrijf] heeft blijkbaar in 20 minuten plaatsgevonden en verder was de algehele indruk van de auto goed, wat beide niet te rijmen valt met een schadebedrag op alle genoemde onderdelen van bijna € 14.000. Ook roept de (pro forma) aankoopfactuur van € 5.000 vragen op, aangezien dit bedrag tezamen met de beweerdelijke herstelkosten en Bpm de onbeschadigde handelswaarde behoorlijk zou overschrijden. De overgelegde offertes/ facturen vallen ook allerminst te rijmen met de hoogte van de gestelde schade. Verder heeft eiseres de keuze gemaakt om de auto te herstellen voordat de beschikbaarheidstermijn voor hertaxatie verlopen was. Hierdoor heeft DRZ dus geen schade meer kunnen constateren. Los van de vraag of het overleggen van genoemde stukken verplicht is, of kan worden gesteld, en los van de vraag of de auto de weg op mocht, is dit alles naar het oordeel van de rechtbank in elk geval wel onvoldoende om de gestelde schade aannemelijk te maken.
Waardevermindering wegens ex-schade
26. Eiseres staat, in het geval zij geen waardevermindering voor de door haar verdedigde schadecalculatie krijgt, subsidiair een extra waardevermindering wegens het schadeverleden voor van € 2.000. Zij stelt dat een extra waardevermindering van de auto in aanmerking moet worden genomen omdat, als gevolg van omvangrijke schade in het verleden, de auto als zogenoemde “ex-schade-auto” in de markt minder gewild is en dat hiermee op grond van punt 3.3 van Bijlage I bij de UR rekening gehouden moet worden. Verweerder wijst erop dat dit bij de aangifte gesteld had moeten worden en dat de taxateur van eiseres geen aanleiding heeft gezien om met een dergelijke waardevermindering rekening te houden en ziet dat ook niet.
27. De rechtbank ziet geen aanleiding om aanvullend een bedrag als schade in aanmerking te nemen voor de omstandigheid dat sprake is van een ex-schade auto. Het is op zich natuurlijk mogelijk dat de aanwezigheid van een schadeverleden leidt tot een permanente waardevermindering van een auto, maar dat hoeft niet zo te zijn. Wanneer een schade volledig hersteld is, kan het ook goed zijn dat een auto weer een prima of zelfs zeer goede conditie heeft. Daarom is het niet voldoende om naar algemeenheden, zoals wettelijke regelingen of bepaalde richtlijnen die de mogelijkheid tot een waardevermindering bieden, te verwijzen, maar moet wel onderbouwd worden waarom het passend is om in een bepaald geval hiervoor een bepaald bedrag in aanmerking te nemen. De taxateur van eiseres heeft met een blijvende waardevermindering wegens ex-schade geen rekening gehouden, maar heeft alleen de toen bestaande schade getaxeerd. Ook DRZ heeft bij de hertaxatie van de inmiddels herstelde auto hiervoor geen aanleiding gezien. Er is verder geen specifieke onderbouwing gegeven. Gelet op de bij eiseres rustende bewijslast is dit onvoldoende.
28. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op basis van de koerslijst Xray bepaald op € 11.489. Verweerder stelt dat in deze koerslijsten, welke een afspiegeling vormen van auto’s in onbeschadigde staat, auto’s in een beschadigde staat en auto’s welke in het verleden schade hebben gehad, een eventueel schadeverleden is dus verdisconteerd waardoor dit niet nogmaals op de handelsinkoopwaarde in mindering kan worden gebracht. De rechtbank volgt verweerder hierin. Indien in de koerslijsten geen auto’s met een schadeverleden zijn opgenomen, is het juist aan eiseres om dit aannemelijk te maken. Eiseres heeft hiervan echter geen enkel bewijs overgelegd in de vorm van verklaring van de opsteller van de koerslijst of anderszins.
29. De stelling van eiseres dat, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de ex-schade onvoldoende is gemotiveerd door eiseres, de rechtbank de handelsinkoopwaarde in goede justitie kan vaststellen, volgt de rechtbank niet. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet is geslaagd in de bewijslast om schade, buiten de normale gebruiksschade, aannemelijk te maken. Het bepalen van een schadebedrag in goede justitie is dus niet aan de orde.
30. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
31. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.