ECLI:NL:RBNHO:2023:473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
10219276 \ CV EXPL 22-4205
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten in consumentenovereenkomst en vordering tot betaling van achterstallige huurpenningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen PSA Financial Services Nederland B.V., handelende onder de naam PSA FINANCE, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 2.843,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een leaseovereenkomst voor een Citroën C1. De gedaagde partij was in gebreke gebleven met de betaling van de huurpenningen, wat leidde tot ontbinding van de overeenkomst door de eisende partij.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij voldeed aan de informatieplichten zoals vastgelegd in artikel 6:230l BW. De rechter oordeelde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat aan deze informatieplichten was voldaan. De vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen over de maanden juni tot en met oktober 2018 van € 458,39 werd toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht.

Echter, de vordering tot betaling van kosten van voortijdige beëindiging van de overeenkomst en de kosten van de autoveiling werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende had onderbouwd hoe deze bedragen waren opgebouwd en dat de bedingen in de algemene voorwaarden niet duidelijk waren. Uiteindelijk werd de vordering van de eisende partij afgewezen, maar de gedaagde partij werd wel veroordeeld in de proceskosten, omdat de eisende partij gedeeltelijk in het gelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10219276 \ CV EXPL 22-4205
Uitspraakdatum: 5 januari 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PSA Financial Services Nederland B.V., handelende onder de naam
PSA FINANCE
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigden: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [naam] , gemeente [gemeente]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 2.843,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij met de gedaagde partij een overeenkomst voor de lease van een Citroën C1 VTi 68 S&S LIVE met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) heeft gesloten. De gedaagde partij is herhaaldelijk met tijdige en/of volledige betaling van de huurpenningen in gebreke gebleken. De eisende partij heeft de overeenkomst als gevolg van de wanbetaling ontbonden. De eisende partij vordert zowel de achterstallige huurpenningen als de afrekening van de gereden kilometers en de kosten voor voortijdige beëindiging van de overeenkomst en voor de veiling van de auto.
Informatieplichten
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de eisende partij voldoende duidelijk toegelicht dat zij bij het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplichten van artikel 6:230l BW heeft voldaan.
Achterstallige huur
2.5.
De vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen over de maanden juni 2018 t/m oktober 2018 van € 458,39‬ zal worden toegewezen, omdat dit deel van de vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Kilometerafrekening
2.6.
De eisende partij heeft een bedrag van € 218,53 aan vergoeding van te veel gereden kilometers gevorderd. De eisende partij heeft toegelicht dat zij deze vordering heeft gebaseerd op artikel 15 van de Algemene voorwaarden Keurmerk Private Lease. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit beding in de gegeven omstandigheden niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. De eisende partij heeft er daarbij terecht op gewezen dat een vergoeding voor de teveel gereden kilometers redelijk is. Het gevorderde bedrag komt de kantonrechter bovendien niet onredelijk voor. Dit betekent dat de gedaagde partij aan de bepaling is gebonden, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Kosten van voortijdige beëindiging
2.7.
De eisende partij heeft toegelicht dat de vordering van de kosten van voortijdige beëindiging ter hoogte van € 2.770,74 is gebaseerd op de artikelen 51 en 47 van de Algemene voorwaarden Keurmerk Private Lease in samenhang met artikel 14 van de Aanvullende voorwaarden. Hierbij heeft de eisende partij gesteld dat deze bedingen eerlijk zijn. De bedingen voorzien volgens de eisende partij in een vergoeding van kosten en/of schades die niet vooraf konden worden verdisconteerd in de overeengekomen leaseprijs. De eisende partij was met de gedaagde partij een looptijd overeengekomen van 48 maanden. Indien de gedaagde partij deze looptijd had volgemaakt, dan was het boekwaardeverlies van de auto gedekt door hetgeen gedaagde partij zou hebben betaald. Bij voortijdige beëindiging is de reeds betaalde huur onvoldoende om de afschrijving van de auto te dekken, aldus de eisende partij.
2.8.
Uit de hiervoor genoemde bedingen volgt niet duidelijk hoe het bedrag is opgebouwd en met welk percentage rekening is gehouden. In artikel 51 in samenhang met artikel 47 van de Algemene Voorwaarden staat namelijk opgenomen dat de opzegvergoeding 50% bedraagt van de som van de nog resterende maandtermijnen. In artikel 14 van de Aanvullende Voorwaarden staat opgenomen dat de opzegvergoeding 20% bedraagt van de som van de nog resterende maandtermijnen. De eisende partij heeft onvoldoende toegelicht en onderbouwd aan de hand van welk percentage de opzegvergoeding is berekend. Bovendien vermeldt artikel 51 van de Algemene Voorwaarden dat in de Aanvullende Voorwaarden een afwijkende regeling kan zijn opgenomen, maar onduidelijk is of artikel 14 van de Aanvullende Voorwaarden de afwijkende regeling is. Hierbij dient mede in aanmerking te worden genomen dat artikel 14 van de Aanvullende Voorwaarden (alleen) van toepassing is in de situatie waarin de consument de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd. Gesteld noch gebleken is dat dit artikel ook van toepassing is in de situatie waarin de overeenkomst voortijdig door de handelaar is ontbonden. Daar komt bij dat, blijkens de Algemene Voorwaarden en de Aanvullende Voorwaarden, de opzegvergoeding beperkt is tot een bepaald maximum, maar onduidelijk is wat in het onderhavige geval het maximum is. Uit de overgelegde factuur kan het voornoemde eveneens niet worden afgeleid. Voorts strookt het voornoemde niet met hetgeen hierover in de dagvaarding is gesteld.
2.9.
Gelet op het voorgaande is onduidelijk hoe het bedrag is opgebouwd. Het beding is daarmee niet duidelijk en begrijpelijk opgesteld, zoals vereist volgens artikel 5 Richtlijn 93/13 EG. Gelet hierop wordt het beding als oneerlijk aangemerkt en daarom vernietigd. Het beding kan dus geen grondslag vormen voor de gevorderde kosten van voortijdige beëindiging. Omdat geen andere grondslag voor de hiervoor genoemde kosten is gesteld of gebleken, worden de kosten van voortijdige beëindiging ter hoogte van € 2.770,74 afgewezen.
Kosten autoveiling
2.10.
Voor wat betreft de vordering van de kosten van de autoveiling van € 346,70 heeft de eisende partij (eveneens) onvoldoende onderbouwd wat de grondslag is van dit deel van de vordering. De enkele stelling dat de eisende partij kosten heeft moeten maken om de auto te veilen en dat deze zijn veroorzaakt door de wanprestatie van de gedaagde partij is in elk geval onvoldoende. Daarbij speelt ook mee dat de eisende partij niet heeft toegelicht hoe dit bedrag is opgebouwd en ook niet wanneer de eisende partij deze kosten van de gedaagde partij heeft gevorderd. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen bij gebrek aan onderbouwing.
Conclusie en kosten
2.11.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 676,92‬ aan hoofdsom toewijsbaar.
2.12.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 101,54.
2.13.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend.
2.14.
De gedaagde partij heeft na de aanmaning van 12 juni 2020 een bedrag van € 1.600,00 voldaan. Gelet op de hoogte van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten heeft de eisende partij geen vordering meer op de gedaagde partij. De vordering van de eisende partij zal om die reden worden afgewezen, met dien verstande dat de gedaagde partij wel in de proceskosten zal worden veroordeeld. De eisende partij heeft de gedaagde partij immers (gedeeltelijk) terecht in rechte betrokken.
2.15.
De gedaagde partij heeft een bedrag van € 821,54‬ teveel betaald. Dit bedrag dient in mindering te strekken op de toewijsbare proceskosten.
2.16.
De gedaagde partij wordt (gedeeltelijk) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,07 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 187,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter