ECLI:NL:RBNHO:2023:5723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
10389087 \ CV EXPL 23-850
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake vordering tot betaling van een bedrag uit hoofde van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, met betrekking tot precontractuele informatieplichten en opzegvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Budget Thuis B.V., Nutservices B.V. en Budgetenergie, hierna te noemen de eisende partij, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard en stelt dat deze uit hoofde van een tussen hen gesloten overeenkomst gehouden is om een bedrag van € 762,69 te voldoen. De eisende partij vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, maar beperkt haar vordering tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, gesloten buiten de verkoopruimte. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten is voldaan, ook al is er geen verweer gevoerd door de gedaagde partij.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op de gevorderde opzegvergoeding van € 125,00, omdat de gedaagde partij de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd. De totale toewijsbare hoofdsom bedraagt € 518,69, bestaande uit € 393,69 en de opzegvergoeding. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de eisende partij onvoldoende heeft aangetoond wanneer de aanmaning is verzonden. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10389087 \ CV EXPL 23-850
Uitspraakdatum: 6 april 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
BUDGET THUIS B.V., voorheen genaamd
NUTSSERVICES B.V., handelend onder de naam
BUDGETENERGIE
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij stelt dat de gedaagde partij uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomst gehouden is om een bedrag van € 762,69 te voldoen. Ook maakt de eisende partij aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. De totale vordering van de eisende partij bedraagt volgens haar dan ook € 895,05. De eisende partij beperkt – onder uitdrukkelijke reservering van haar rechten op het meerdere - haar vordering tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230t lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230t lid 1 BW.
2.4.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230t lid 2 BW) heeft de eisende partij ook voldoende gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen.
2.5.
De eisende partij heeft twee termijnbedragen (te weten van 1 december 2021 en van 1 februari 2022) ter hoogte van € 122,00 gevorderd en de eindnota ter hoogte van € 518,69. Uit de eindnota blijkt dat een aantal termijnbedragen op deze nota in mindering zijn gebracht, te weten de termijnbedragen over de maanden november 2021, december 2021, januari 2022 en februari 2022. Nu reeds de termijnbedragen over de maanden december 2021 en februari 2022 op deze factuur in mindering zijn gebracht, ligt dit deel van de vordering voor afwijzing gereed. Dit betekent dat (nog) een bedrag van € 393,69‬ voor toewijzing gereed ligt.
Opzegvergoeding
2.6.
Ten aanzien van de gevorderde opzegvergoeding van € 125,00 overweegt de kantonrechter als volgt. De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij deze vergoeding is verschuldigd, omdat hij de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd. Bij het aangaan van de overeenkomst is de gedaagde partij gewezen op de verschuldigdheid van
€ 125,00 per aansluiting van elektriciteit en/of gas bij voortijdige beëindiging, aldus de eisende partij. Ter onderbouwing verwijst de eisende partij naar de overeenkomst. De kantonrechter stelt vast dat de hoogte van deze vergoeding in overeenstemming is met hetgeen is bepaald in artikel 4 lid 2 van de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen van de NMA. Naar het oordeel van de kantonrechter is de gedaagde partij deze vergoeding dan ook verschuldigd. Daarom zal de vordering ten aanzien van de opzegvergoeding van
€ 125,00 worden toegewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.7.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 518,69‬‬‬ (€ 393,69‬ + € 125,00) aan hoofdsom toewijsbaar.
2.8.
De eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de eisende partij niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de eisende partij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan de gedaagde partij heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.9.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.10.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 109,26 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 80,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter