ECLI:NL:RBNHO:2023:5951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10521943 CV EXPL 23-1657
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten bij koop op afstand en gevolgen van schending

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 juni 2023 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de vennootschap Coeo Securitisation Ltd., gevestigd te Dublin, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 767,74, vermeerderd met rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst op afstand. De kantonrechter heeft ambtshalve de naleving van de wettelijke precontractuele informatieplichten beoordeeld, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft onvoldoende bewijs geleverd dat aan deze informatieplichten is voldaan, met name ontbrak informatie over het telefoonnummer en e-mailadres van de eisende partij in de bestelbevestiging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij de contractuele informatieplicht heeft geschonden, wat leidt tot de gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst voor 25% van de verschuldigde hoofdsom. De rechter heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad. De eisende partij heeft slechts een deel van de gevorderde hoofdsom onderbouwd, waardoor de kantonrechter heeft besloten dat een bedrag van € 451,34 toewijsbaar is. De vordering tot rente en buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze vorderingen.

De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10521943 CV EXPL 23-1657
Uitspraakdatum: 15 juni 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Coeo Securitisation Ltd.
gevestigd te Dublin (Ierland)
de eisende partij
gemachtigde: Janssen & Janssen Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 767,74, te vermeerderen met de rente van 0,0% over € 641,78. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.4.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Hetzelfde geldt voor de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar de overgelegde bestelbevestiging en facturen maar deze stukken bevatten niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Informatie over het telefoonnummer en het e-mailadres van de eisende partij ontbreekt. De stelling van de eisende partij dat de betreffende informatie (ook) is te raadplegen in het persoonlijke account van de gedaagde partij, is niet onderbouwd met stukken.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
In deze zaak heeft de eisende partij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.8.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten artikel 15 lid 4 van de Algemene Voorwaarden Thuiswinkel en artikel 3.3 van de Algemene voorwaarden van Zalando, zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
De eisende partij heeft van de gevorderde hoofdsom slechts een bedrag van € 601,79 met facturen onderbouwd. Bij gebreke van onderbouwing komt de rest van de vordering, te weten een bedrag van € 39,99, reeds om die reden niet voor toewijzing in aanmerking. De sanctie zal worden toegepast op de onderbouwde hoofdsom van € 601,79. Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 451,34 (€ 601,79 x 0,75) toewijsbaar.
2.10.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. Verder vordert de eisende partij rente van 0,0% per jaar over de hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding en daarmee feitelijk geen rente. Dat betekent dat er geen rente zal worden toegewezen.
2.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 Rv. Het overgelegde afschrift van de e-mail is niet voldoende, nu daarin de zogenoemde header ontbreekt, zodat niet kan worden vastgesteld of de e-mail is verstuurd en naar welk adres. De eisende partij heeft toegelicht dat de aanmaning is verstuurd vanuit een geautomatiseerd systeem. In het systeem zijn alle aan het mailadres van de gedaagde partij verzonden berichten te zien. Ter onderbouwing van die stelling heeft zij een schermafdruk van dit systeem overgelegd. De kantonrechter vindt dit niet voldoende. Uit de schermafdruk blijkt niet aan welk adres de aanmaning is verstuurd.
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 451,34;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 80,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter