In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een betrokkene die onterecht was onderworpen aan verplichte zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere beschikking tot voortzetting van de crisismaatregel, die op 31 augustus 2022 was verleend, door de Hoge Raad op 21 april 2023 was vernietigd. Hierdoor ontbrak een rechtsgeldige titel voor de verleende verplichte zorg. De rechtbank kende de betrokkene een immateriële schadevergoeding toe van € 1.750,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 mei 2023, voor de periode waarin hij onterecht was opgenomen en zorg had ondergaan zonder geldige titel. De rechtbank wees de verzoeken om materiële schadevergoeding af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de Staat der Nederlanden verantwoordelijk was voor de schadevergoeding, aangezien GGZ NHN en Arkin hadden gehandeld op basis van de vernietigde beschikking. De rechtbank benadrukte dat de rechtszekerheid voor zorgverleners niet in het geding mocht komen door de vernietiging van de beschikking. De zaak benadrukt de belangrijke rol van rechtsgeldigheid bij het verlenen van verplichte zorg en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.