In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 januari 2023 uitspraak gedaan in een consumentenzaken waarbij de eisende partij, een maatschap, de gedaagde partij had gedagvaard. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor er verstek is verleend. De eisende partij vorderde een betaling van € 1.589,24, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook een veroordeling in de proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij diende te voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Er was geen concrete toelichting gegeven over de totstandkoming van de overeenkomst en hoe de informatieplichten waren nageleefd. Dit is van belang, omdat de kantonrechter ambtshalve moet toezien op de naleving van deze voorschriften, ook als er geen verweer is gevoerd door de gedaagde partij. De eisende partij heeft niet voldaan aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die vereisen dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt, en artikel 21 Rv, dat de eisende partij verplicht om relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aan te voeren.
Aangezien de eisende partij niet aan deze eisen heeft voldaan, heeft de kantonrechter de vordering afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die ongelijk heeft gekregen, en zijn vastgesteld op nihil voor de gedaagde partij. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.