ECLI:NL:RBNHO:2023:7966

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
329906 22-419
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van besluiten van de VNV inzake Martinair-cao en KLM-werknemers

In deze zaak vorderen (ex-)werknemers van Martinair, die als vrachtvlieger werkzaam zijn, de vernietiging van besluiten van de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) met betrekking tot de Martinair-cao en de toelating van KLM als partij bij deze cao. De rechtbank Noord-Holland heeft eerder in een arrest van het gerechtshof Den Haag op 8 juni 2021 bepaald dat deze werknemers per 1 januari 2014 van rechtswege in dienst zijn van KLM, wat hen bepaalde rechten en plichten verleent. De eisers stellen dat de besluiten van VNV, die zijn genomen zonder de vereiste goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering, hen benadelen en in strijd zijn met de wet en de goede zeden. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, oordelend dat VNV niet in strijd heeft gehandeld met de statuten en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank concludeert dat de besluiten van VNV rechtmatig zijn genomen en dat de belangen van de eisers niet zijn geschaad. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt de eisers in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/329906 / HA ZA 22-419
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser3],
wonende te [woonplaats],
4.
[eiser4],
wonende te [woonplaats],
5.
[eiser5],
wonende te [woonplaats],
6.
[eiser6],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de vereniging
VERENIGING NEDERLANDSE VERKEERSVLIEGERS (VNV),
gevestigd te Badhoevedorp,
gedaagde,
advocaat: mr. J.W. Stam te Utrecht.
Partijen zullen hierna de Vliegers en VNV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 december 2022 waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
  • de door de Vliegers in het geding gebrachte aanvullende producties 25 tot en met 32;
  • de door VNV in het geding gebrachte aanvullende producties A en B;
  • de mondelinge behandeling van 30 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

VNV

2.1.
VNV is een vakbond voor de vliegers van onder meer Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (hierna: KLM) en Martinair Holland N.V (hierna: Martinair).
2.2.
De VNV heeft verschillende organen:
  • de algemene vergadering;
  • het bestuur;
  • de afdelingen;
  • de afdelingsledenraden (gekozen door en vanuit de leden van VNV in dienst van een burgerluchtvaartbedrijf);
  • de vliegervergaderingen (organen voor vliegers in dienst van een burgerluchtvaartbedrijf, waarvoor geen afdelingsledenraad bestaat, waarin de vliegers een direct stemrecht hebben over de in de statuten bepaalde onderwerpen).
2.3.
Voor de vliegers van Martinair die lid waren van VNV bestond tot 2015 een afdelingsledenraad. Daarna zijn de Martinair-vliegers binnen VNV vertegenwoordigd in de Martinair-vliegersvergadering.
2.4.
In de statuten is verder onder meer het volgende bepaald:

23 Bevoegdheids- en bestuursbeperkingen
23.2
De voorafgaande goedkeuring van de betreffende afdelingsledenraad dan wel
vliegervergadering is vereist voor de besluiten van het bestuur betreffende de
belangen van een betreffende afdeling ten aanzien van:
(a) het aangaan of wijzigen van cao’s, arbeidsovereenkomsten en/of regelingen en overeenkomsten welke onderwerpen bevatten die in een cao of arbeidsovereenkomst thuishoren dan wel met de aanvang of beëindiging daarvan samenhangen;
(…)
23.3
Voor zover niet anders is bepaald, is het bestuur bevoegd in bijzondere gevallen
af te wijken van alle in artikel 23.2 (a) opgesomde regelingen en overeenkomsten, onder de verplichting daarvan zo spoedig mogelijk mededeling te doen aan de betreffende afdelingsledenraad dan wel vliegervergadering. (…).”
Eisers
2.5.
De Vliegers zijn allen (ex-)werknemers van Martinair, in de functie van vrachtvlieger.
Martinair-cao’s
2.6.
Bij Martinair gold van 1 januari 2012 tot 31 december 2013 de Martinair-cao. Vanaf 1 januari 2017 zijn steeds nieuwe (opvolgende) Martinair-cao’s tot stand gekomen tussen Martinair en VNV, door middel van zogenaamde protocollen. Dit zijn overeenkomsten waarin de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande cao worden overeengekomen, onder instandhouding van de bestaande cao voor het overige.
2.7.
Laatstelijk op 4 februari 2021 is het protocol ‘cao Martinair vliegers 2021’ gesloten tussen Martinair en VNV. Voor de totstandkoming daarvan heeft het bestuur van VNV aan de Martinair-vliegervergadering goedkeuring gevraagd en die goedkeuring ook verkregen.
2.8.
In de opvolgende Martinair-cao’s stond in artikel 1.15 de volgende definitie van het begrip ‘werknemer’: “
De vlieger als zodanig in dienst zijnde van werkgever, niet zijnde freelance kracht.”
KLM-cao
2.9.
Ook KLM heeft cao’s gesloten met VNV, waaronder de “
CAO voor KLM-vliegers op vleugelvliegtuigen” (hierna: de KLM-cao). Het begrip ‘vlieger’, dat het toepassingsbereik van de KLM-cao bepaalt, is in de KLM-cao als volgt gedefinieerd: ‘
De vlieger op vleugelvliegtuigen, als zodanig in dienst van de KLM en tewerkgesteld bij de KLM of KLM Cityhopper.’
Het arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 juni 2021
2.10.
Tussen 116 Martinair-vrachtvliegers enerzijds, en KLM en VNV anderzijds, is geprocedeerd over de vraag of sprake is (geweest) van een overgang van onderneming in de zin van de artikelen 7:663 e.v. BW van de vrachtvliegers van Martinair naar KLM.
2.11.
Na verwijzing door de Hoge Raad, heeft het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) op 8 juni 2021 een arrest gewezen, dat tussen partijen gezag van gewijsde heeft gekregen (hierna: het arrest). In het arrest is – voor zover hier relevant – het volgende beslist:
“Het hof:
Ten aanzien van KLM
- verklaart voor recht dat de vrachtvliegers met ingang van 1 januari 2014 op de voet van art. 7:663 BW van rechtswege in dienst zijn van KLM en dat alle per de datum van overgang van onderneming uit de arbeidsovereenkomst tussen de vrachtvliegers en Martinair voortvloeiende rechten en plichten zijn overgegaan op KLM;
- veroordeelt KLM om de vrachtvliegers binnen twintig dagen na betekening van het arrest schriftelijk aan te bieden om binnen uiterlijk zes maanden na het aanbod tewerkgesteld te worden bij of ten behoeve van KLM met behoud van de laatstelijk bij Martinair vervulde functie en het bestaande functieniveau;
- veroordeelt KLM om in het hiervoor bedoelde schriftelijke aanbod de in art. 7:655 lid 1 sub a t/m m BW genoemde gegevens op te nemen;
- verklaart voor recht dat KLM in strijd met de normen van art. 7:611 BW en art. 6:162 BW heeft gehandeld door vóór en ná de datum van overgang van onderneming (jegens de vrachtvliegers) te handelen alsof geen overgang van onderneming van Martinair naar KLM heeft plaatsgevonden en na te laten de vrachtvliegers tijdig, voldoende en juist te informeren over hun rechten in het kader van die overgang, en te bepalen dat KLM aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade, op te maken bij staat;
Ten aanzien van VNV
- veroordeelt VNV om de gevolgen van de toewijzing van de vorderingen jegens KLM te gehengen en te gedogen; (…)”
2.12.
In rechtsoverweging 4.37 van het arrest is verder het volgende overwogen:

4.37 Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de senioriteit van de vrachtvliegers, dat wil zeggen de plaats op de senioriteitslijst van Martinair die bestond onmiddellijk voorafgaand aan de overgang van onderneming, geen aan anciënniteit gekoppeld financieel recht is dat overgaat bij de overgang van onderneming. De vrachtvliegers hebben dan ook geen recht op plaatsing op de senioriteitslijst van KLM hoger dan de positie die ontstaat vanwege de indiensttreding per 1 januari 2014, dat wil zeggen onderaan de senioriteitslijst per die datum. Voor zover de plaats op de senioriteitslijst een kans op toekomstige promotie inhoudt bij de verkrijger valt niet in te zien dat die promotiekansen voor de vrachtvliegers vergroot zouden moeten worden bij overgang van onderneming. Het doel van de Richtlijn[Richtlijn 77/187/EEG inzake overgang van onderneming, toevoeging rb]
is immers een ongewijzigde voortzetting van de arbeidsovereenkomst en om te verzekeren dat de werknemers niet uitsluitend ten gevolge van de overgang in een minder gunstige positie komen te verkeren, niet een positieverbetering. (…)
2.13.
Het arrest is op 23 juni 2021 betekend aan KLM en VNV.
Correspondentie na het arrest
2.14.
In een “Nieuwsflits” van 8 juni 2021 heeft VNV onder meer het volgende vermeld:
“De vrachtvliegers[van Martinair, toevoeging rechtbank]
worden per door het hof vastgestelde datum van overgang van onderneming (1 januari 2014), dus hun datum van indiensttreding bij KLM, onderaan de senioriteitslijst van KLM geplaatst.”
2.15.
KLM heeft in een brief van 8 juli 2021 het volgende geschreven aan het bestuur van VNV:

KLM zal met ingang van 1 januari 2014 (de datum dat de Vrachtvliegers bij haar in dienst zijn gekomen) als partij toetreden tot de cao Martinair;
In art. 1.15 van de cao Martinair wordt met ingang van 1 januari 2014 aangegeven dat werknemer is: ‘de vlieger in dienst bij KLM of Martinair, tewerkgesteld bij Martinair Holland N.V., niet zijnde freelance kracht.’”
2.16.
Per brief van 8 juli 2021 (die volgens VNV pas is verstuurd op 9 juli 2021) heeft VNV KLM bericht dat zij het eens is met de constateringen van KLM in haar brief van 8 juli 2021.
Het besluit van de VNV
2.17.
Het dagelijks bestuur van VNV (in het citaat aangeduid met ‘DB’) van VNV heeft op 9 juli 2021 het volgende besluit genomen (waarbij ‘OVO’ staat voor overgang van onderneming):

Het DB heeft kennisgenomen van de werkwijze van KLM naar aanleiding van het OVO-arrest zoals uiteengezet in de brief van 8 juli 2021 (AMS/HA.21.027) en besluit zich niet tegen deze werkwijze te verzetten en zal meewerken aan de implementatie waar noodzakelijk.
Toelichting
(…)
De opname van KLM als werkgever in de Martinair-cao volgt van rechtswege en mocht VNV hierover toch beslissingsbevoegd blijken, dan passen we op dit punt art 23.3 statuten toe.”
Tewerkstellingsaanbod van KLM en communicatie door VNV
2.18.
Op 12 juli 2021 heeft KLM aan de voormalige Martinair vrachtvliegers een aanbieding tewerkstelling gedaan, inhoudende dat de vlieger in dienst is bij KLM en tewerkgesteld wordt ‘bij Martinair’, en dat de Martinair-cao van toepassing is.
De vrachtvliegers die voorheen in dienst waren bij Martinair en door de overgang van onderneming in dienst zijn bij KLM, zullen in het navolgende kortheidshalve nog worden aangeduid als de Martinair vrachtvliegers.
2.19.
In een “Airmail extra” van 12 juli 2021 heeft de VNV het volgende geschreven:

KLM biedt een voortzetting van de tewerkstelling aan bij Martinair op de full freighter, vanuit een dienstverband bij KLM. Een deel van de vliegers is momenteel reeds actief in deze functie en voor een ander deel maakt dit terugkeer in hun oude functie mogelijk. De op de full freight toepasselijke arbeidsvoorwaarden zet KLM ongewijzigd voort. Dat is effectief ook in de afgelopen zeven jaar sinds de (met terugwerkende kracht) vastgestelde OvO gebeurd. Dat betekent dat de Martinair-cao toegepast blijft op de full freighter operatie bij Martinair, en dat KLM partij is geworden in de Martinair vlieger-Cao.
Volgens het vonnis dient de VNV de gevolgen van de uitspraak te gehengen en gedogen. De implementatie hiervan is passend voor onze leden en in lijn met het uitgangspunt van OvO waarbij arbeidsvoorwaarden bij de nieuwe werkgever worden voortgezet. Daarom zal de VNV bovenstaande moeten accepteren en heeft het bestuur dit aan KLM en Martinair bevestigd. In de komende tijd zullen wij met KLM en Martinair spreken over het vervolg hiervan want er zijn nog diverse zaken te regelen voor de Martinair collega’s. (…)”
Aanmelding Martinair-cao 2021
2.20.
Op 13 juli 2021 is een Martinair-cao, met gelding van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, aangemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarbij zijn niet alleen Martinair en de VNV partij, maar ook KLM. Verder is daarin in artikel 1.15 (de definitie van het begrip ‘Werknemer’) het volgende vermeld:

De vlieger als zodanig in dienst bij KLM of Martinair en tewerkgesteld bij Martinair Holland N.V, niet zijnde freelance kracht.”
Kort geding, bewijsbeslag en Amsterdamse procedure
2.21.
Bij vonnis van 28 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in kort geding de door de Stichting MAC Vliegers tegen KLM en VNV gevorderde voorzieningen, onder meer strekkende tot vernietiging van het besluit van VNV tot aanpassing van de Martinair-cao, afgewezen, (onder meer) vanwege het constitutieve karakter van de gevorderde voorzieningen.
2.22.
Na daartoe verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, hebben diverse Martinair vrachtvliegers conservatoir bewijsbeslag gelegd ten laste van VNV.
2.23.
Gelijktijdig met het starten van de onderhavige procedure, hebben diverse Martinair vrachtvliegers KLM en VNV gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de Amsterdamse procedure). Daarin is (onder andere en kort samengevat) gevorderd dat KLM wordt veroordeeld om de eisers te plaatsen in de onderneming van KLM en voor recht te verklaren dat KLM jegens de eisers geen beroep kan doen op de Martinair-cao, maar dat de van tijd tot tijd geldende KLM-cao exclusief en onverkort van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van eisers vanaf 1 januari 2014.

3.Het geschil

3.1.
De Vliegers vorderen samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair, nietig verklaart de besluiten:
tot het aangaan van de Martinair-cao 2021 (in afwijking van het kort daarvoor overeengekomen protocol);
tot toelating van KLM met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 bij de reeds beëindigde Martinair-cao’s, onder gelijktijdige aanpassing van o.a. de werkingssfeerbepaling van die (reeds beëindigde) cao’s;
II. subsidiair: de hiervoor onder I genoemde besluiten vernietigt;
III. meer subsidiair: voor recht verklaart dat VNV misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door uitvoering te (doen) geven aan de onder I genoemde besluiten;
met veroordeling van VNV in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
De Vliegers leggen aan hun vorderingen - samengevat - ten grondslag dat de besluiten van de VNV tot het aangaan van de nieuwe Martinair-cao en tot wijziging van de eerdere Martinair-cao’s:
  • nietig zijn op grond van artikel 2:14 lid 1 BW jo. 3:40 BW, omdat zij in strijd zijn met de wet en de goede zeden, nu de besluiten zijn genomen met de kennelijke bedoeling de Martinair vrachtvliegers te benadelen en de vereiste voorafgaande goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering (op grond van artikel 23.2 van de statuten) ontbreekt;
  • vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW, omdat zij in strijd zijn met een wettelijke of statutaire bepaling die de totstandkoming van een besluit regelt, nu de vereiste voorafgaande goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering (op grond van artikel 23.2 van de statuten) ontbreekt;
  • vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW, omdat zij in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW;
  • niet door de VNV kunnen worden ingeroepen, omdat sprake is van misbruik van bevoegdheid (artikel 3:13 BW).
3.3.
VNV betoogt (samengevat) dat het bestuur met het besluit van 9 juli 2021 gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid die is geregeld in artikel 23.3 van de statuten, zodat de goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering (die op dat moment al niet meer bestond) niet vereist was. Van (een bedoeling tot) benadeling van de Vliegers of misleiding van de Vliegers is bovendien geen sprake geweest, zodat ook de overige nietigheids- en vernietigingsgronden niet kunnen slagen en evenmin sprake is van misbruik van bevoegdheid, aldus het betoog van VNV.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afbakening van het geschil

4.1.
De Vliegers vechten in deze procedure de rechtsgeldigheid aan van het besluit van VNV, althans de besluiten van VNV, die tot gevolg hebben dat in alle Martinair-cao’s vanaf 1 januari 2014:
  • KLM als werkgever is toegetreden;
  • de werkingssfeer is verruimd door aanpassing van de definitie van het begrip werknemer, zodat ook vliegers die in dienst zijn bij KLM en tewerkgesteld bij Martinair daaronder vallen.
Dit besluit, althans deze besluiten, is/zijn vastgelegd in het besluit van VNV van 9 juli 2021 (aangehaald in 2.17 van dit vonnis) en wordt/worden hierna kortheidshalve aangeduid als ‘het besluit van 9 juli 2021’. In deze procedure ligt uitsluitend de rechtsgeldigheid van het besluit van 9 juli 2021 voor.
4.2.
De overige geschilpunten, waaronder de vraag of KLM heeft voldaan aan de veroordelingen in het arrest en of de KLM-cao van toepassing is op de arbeidsovereenkomsten van de Martinair vrachtvliegers, maken uitdrukkelijk geen onderdeel uit van deze procedure.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de Vliegers moeten worden afgewezen. Dit oordeel zal in het navolgende worden toegelicht, waarbij de navolgende onderwerpen achtereenvolgens zullen worden besproken:
  • schending wettelijke/statutaire totstandkomingsvereisten?
  • benadeling van de Vliegers?
  • strijd met de redelijkheid en billijkheid / misbruik van bevoegdheid?
Schending wettelijke/statutaire totstandkomingsvereisten?
4.4.
De Vliegers voeren aan dat, op grond van artikel 23.2 van de statuten van VNV, de voorafgaande goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering is vereist voor de besluiten van het bestuur ten aanzien van het aangaan of wijzigen van de Martinair-cao’s. Die goedkeuring is ten onrechte niet gevraagd en verkregen voor het besluit van 9 juli 2021, aldus de Vliegers.
4.5.
VNV heeft daartegen (onder meer) aangevoerd dat het bestuur zelfstandig, dus zonder voorafgaande goedkeuring van de vliegervergadering, in bijzondere gevallen bevoegd was tot het aangaan of aanpassen van de Martinair-cao’s, op grond van artikel 23.3 van de statuten. Daarvan was volgens VNV sprake.
4.6.
De Vliegers betwisten dat een beroep kan worden gedaan op artikel 23.3 van de statuten, omdat:
  • geen sprake is van bijzondere omstandigheden (noodsituatie);
  • artikel 23.3 uitsluitend bevoegdheid geeft tot het (tijdelijk) afwijken van een cao;
  • aan de verplichte mededeling van het gebruik van de bevoegdheid niet is voldaan;
  • geen sprake is van medewerking van de voorzitter van de betreffende vliegervergadering.
‘Bijzondere gevallen’?
4.7.
In de eerste plaats ligt ter beoordeling voor of sprake is van een bijzonder geval in de zin van artikel 23.3 van de statuten.
4.8.
Het komt hierbij aan op de uitleg van de statuten van VNV. Gelet op het bijzondere karakter van statuten, die naar hun aard bestemd zijn de rechtspositie van derden te beïnvloeden, moeten de statuten in beginsel naar objectieve maatstaven worden uitgelegd. Daarbij is van belang hetgeen redelijk oordelende mensen onder de bewoordingen van de statuten mogen verstaan, gezien de context waarin deze bewoordingen zijn gebezigd en gelet op de totale inrichting van de rechtspersoon zoals uit de wet en de statuten blijkt.
4.9.
De rechtbank volgt de Vliegers niet in hun betoog dat de gebruikte formulering in artikel 23.3 van de statuten “
in bijzondere gevallen” betekent dat van die bevoegdheid enkel gebruik kan worden gemaakt in noodsituaties. De Vliegers hebben onvoldoende toegelicht waarom van een dergelijke uitleg, die afwijkt van de letterlijke tekst van de statuten, in dit geval moet worden uitgegaan. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. De rechtbank zal daarom toetsen of sprake is van een ‘bijzonder geval’ en niet of sprake is van een ‘noodsituatie’.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een bijzonder geval zal de rechtbank wel betrekken het betoog van de Vliegers dat de inspraakbevoegdheden van de vliegersvergadering de kern raken van een vakbond zoals de VNV. Dit betekent dat het begrip ‘bijzondere gevallen’ niet extensief moet worden uitgelegd.
4.10.
Volgens VNV was sprake van een bijzonder geval omdat KLM binnen 20 dagen na betekening van het arrest een schriftelijk aanbod tot tewerkstelling moest hebben gedaan, waarin tevens zou worden vermeld welke cao van toepassing is. Bovendien was volgens VNV door het arrest de Martinair-vliegervergadering opgehouden te bestaan, aangezien de Martinair vrachtvliegers per direct overgingen naar de KLM-afdeling van VNV.
4.11.
De Vliegers hebben hiertegen aangevoerd dat tussen het arrest en het besluit van 9 juli 2021 31 dagen zijn verstreken en dat voor het oproepen van de vliegervergadering slechts een termijn van één week geldt. In dringende gevallen kan zelfs een kortere termijn worden gehanteerd en ook digitale raadpleging was mogelijk geweest. Volgens de Vliegers was het bestuur van de Martinair-vliegervergadering (“BA-MP”, de heer P. Daniëls) nog gewoon actief in de periode juni-juli 2021. De Martinair-vliegervergadering heeft ook na het arrest bestaansrecht gehouden, aldus het betoog van de Vliegers.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat VNV voldoende heeft toegelicht dat sprake was van een ‘bijzondere geval’. Vast staat dat geen sprake is geweest van reguliere cao-onderhandelingen. VNV heeft voldoende toegelicht dat haar besluit een direct gevolg was van het arrest, omdat na het arrest een lacune dreigde te ontstaan. In het arrest was namelijk bepaald dat de Martinair vrachtvliegers er niet op achteruit mochten gaan en hun arbeidsvoorwaarden behielden. De Martinair-cao’s waren echter steeds gesloten door Martinair, terwijl in werkelijkheid vanaf 1 januari 2014 KLM de werkgever was, waardoor niet verzekerd was dat de eigen arbeidsvoorwaarden van de Martinair vrachtvliegers behouden zouden blijven.
4.13.
De rechtbank begrijpt het betoog van VNV aldus dat zij zich door het arrest van het hof gedwongen voelde het besluit van 9 juli 2021 te nemen. Daarom ligt het ook in de rede dat zij daarvoor niet de goedkeuring van de vliegervergadering heeft gevraagd. Van belang acht de rechtbank daarbij dat met het besluit van 9 juli 2021 inhoudelijk geen wijzigingen zijn aangebracht in de Martinair-cao’s (en dus ook niet in de arbeidsvoorwaarden), maar uitsluitend is bewerkstelligd dat de Martinair-cao’s ook ná de overgang van onderneming ongewijzigd van kracht bleven voor de arbeidsovereenkomsten van de Martinair-vrachtvliegers.
4.14.
Of VNV inderdaad (juridisch) gedwongen was tot het nemen van dit besluit, hetgeen de Vliegers betwisten, kan in dit kader in het midden blijven. Van een noodsituatie hoeft immers volgens de tekst van de statuten geen sprake te zijn. Voldoende is dat sprake was van een ‘bijzonder geval’.
4.15.
Vast staat ook dat er bij de besluitvorming van 9 juli 2021 een tijdsfactor speelde. De vraag of het onmogelijk was om in de gegeven tijd de vliegervergadering te raadplegen kan eveneens onbeantwoord blijven. In de tekst van artikel 23.3 van de statuten is de bevoegdheid van het bestuur namelijk niet beperkt tot dergelijke situaties waarin tijd een beperkende factor is.
4.16.
Bij het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een bijzonder geval in de zin van artikel 23.3, speelt ook een rol dat door de gevolgen van het arrest (tenminste) onzekerheid bestond over de vraag aan wie het bestuur goedkeuring moest vragen. De Martinair-vliegervergadering leek immers met het arrest inderdaad formeel niet meer te bestaan.
Het betoog van de Vliegers dat de vliegervergadering van Martinair nog wel bestaansrecht had, doet daar niet aan af, want dat loste het praktische probleem van VNV (aan wie moet goedkeuring worden gevraagd?) niet op korte termijn op. Ook de stelling dat de voorzitter van de vliegervergadering (P. Daniëls) nog ‘gewoon’ in functie was in juli 2021 baat de Vliegers niet. De voorzitter van de vliegervergadering was immers niet het orgaan dat de goedkeuring kon verlenen.
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank VNV volgt in haar betoog dat sprake was van een bijzonder geval in de zin van artikel 23.3 van de statuten.
Bevoegdheid ‘af te wijken van’ de cao?
4.18.
De Vliegers hebben aangevoerd dat artikel 23.3 het bestuur uitsluitend de bevoegdheid geeft om tijdelijk van de cao af te wijken, bijvoorbeeld door tijdelijk andere arbeids- en rusttijden te hanteren. De formulering “af te wijken” impliceert dat de regeling (in dit geval: de cao) wel blijft bestaan, aldus de Vliegers.
4.19.
De rechtbank volgt de Vliegers hierin niet. De tekst van artikel 23.3 van de statuten bevat niet de toevoeging “tijdelijk”, die de Vliegers daarin lezen. Ook is de tekst van artikel 23.3 niet beperkt tot het door de Vliegers genoemde voorbeeld over arbeids- en rusttijden. De gebruikte formulering “af te wijken” impliceert naar het oordeel van de rechtbank niet dat de cao
ongewijzigdblijft bestaan. De woordkeuze wijst er juist (letterlijk) op dat kan worden afgeweken van (onder meer) de cao. Het besluit van de VNV van 9 juli 2021 valt naar het oordeel van de rechtbank daarom binnen de bevoegdheid van het bestuur op grond van artikel 23.3 van de statuten.
4.20.
Hierbij is van belang dat met het besluit van 9 juli 2021 van de Martinair-cao’s uitsluitend in die zin is afgeweken, dat KLM daarbij partij is geworden en dat de tekst van artikel 1.15 is aangepast, zodat ook de vliegers die in dienst zijn bij KLM en geplaatst zijn ‘bij Martinair’, daaronder vallen. Andere wijzigingen zijn niet gemaakt ten opzichte van het laatste protocol van 4 februari 2021, zoals dat was aangegaan met goedkeuring van de Martinair-vliegervergadering. De rechtbank volgt de Vliegers daarom niet in hun betoog dat VNV met het besluit van 9 juli 2021 een nieuwe cao is aangegaan. Dat het protocol van 4 februari 2021 pas na die aanpassing op 13 juli 2021 (kennelijk voor het eerst) is aangemeld bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid brengt daarin geen verandering. Het antwoord op de vraag of artikel 23.3 het bestuur van VNV ook de bevoegdheid geeft om zonder goedkeuring van de vliegervergadering een geheel nieuwe cao aan te gaan, kan daarom in het midden blijven.
Mededeling aan de vliegervergadering
4.21.
De Vliegers hebben zich er op beroepen dat artikel 23.3 als constitutief vereiste stelt dat van gebruik van die bevoegdheid mededeling wordt gedaan aan de vliegervergadering. De Vliegers stellen dat daaraan niet is voldaan en dat nooit aan de Martinair-vliegervergadering is gemeld dat het bestuur van VNV de bevoegdheid van artikel 23.3 heeft gebruikt.
4.22.
VNV voert aan dat zij over haar werkwijze niet geheimzinnig heeft gedaan en dat zij de leden van haar besluitvorming op de hoogte heeft gebracht.
4.23.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende mededeling is gedaan van een en ander. Weliswaar is niet de vliegervergadering als zodanig op de hoogte gebracht, maar VNV heeft voldoende toegelicht dat dat orgaan formeel niet meer bestond. Wel heeft VNV al haar leden, onder wie dus ook de leden die onderdeel uitmaakten van de (opgeheven) Martinair-vliegervergadering, in de ‘Airmail Extra’ van 12 juli 2021 gemeld dat “
de Martinair-caotoegepast blijftop de full freighter operatie bij Martinair, en dat KLM partij is gewordenin de Martinair vlieger-Cao. (…). Daarom zal de VNV bovenstaande moeten accepteren en heeft het bestuur dit aan KLM en Martinair bevestigd” (onderstreping door de rechtbank). Daarin is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk de inhoud van het besluit van 9 juli 2021 medegedeeld.
4.24.
VNV heeft daarbij niet vermeld dat zij de bevoegdheid van artikel 23.3 van de statuten heeft toegepast en dus dat het bestuur geen goedkeuring heeft van de vliegervergadering. Overwogen wordt dat de tekst van artikel 23.3 van de statuten die eis niet stelt. Bovendien zal voor de vliegers wie het betreft zonder meer duidelijk zijn dat er geen goedkeuring is gevraagd en verkregen voor dit besluit. Zij weten immers zelf dat zij niet zijn geraadpleegd door het bestuur. VNV hoefde dat dus niet nogmaals uitdrukkelijk te vermelden in haar mededeling.
4.25.
Daarbij komt dat VNV heeft toegelicht dat eerder (in 2018, bij het wijzigen van een pensioenregeling) ook op deze wijze mededeling is gedaan van een besluit dat was genomen op grond van artikel 23.3 van de statuten (en dat sprake is van een bestendige gedragslijn, omdat dit al circa vijf maal eerder is gebeurd). De Vliegers hebben dit niet weersproken, zodat de rechtbank daarvan uit gaat.
Medewerking van de voorzitter van de vliegervergadering (art. 34.2 van de statuten)
4.26.
De Vliegers hebben zich beroepen op artikel 34.2 van de statuten. Daarin is bepaald dat de vereiste goedkeuring van de vliegervergadering tegenover derden moet blijken uit de medewerking van de voorzitter van de vliegersvergadering.
4.27.
De rechtbank constateert echter dat, omdat bij toepassing van artikel 23.3 geen goedkeuring van de vliegervergadering vereist is, aan het vereiste van artikel 34.2 geen zelfstandige betekenis toekomt. De rechtbank gaat hieraan daarom verder voorbij.
Slotsom
4.28.
Het voorgaande betekent dat het beroep van VNV op artikel 23.3 van de statuten slaagt. Er was daarom geen goedkeuring vereist van de Martinair-vliegervergadering. Het beroep op schending van de artikelen 46.5 (bedoeld zal zijn: 47.5), 47.6 en 49 van de statuten slaagt evenmin, omdat die bepalingen betrekking hebben op de goedkeuring van de vliegervergadering en dus niet van toepassing zijn. Van een schending van een totstandkomingsvereiste is daarom geen sprake. Het beroep op artikel 2:15 lid 1 sub a BW faalt om die reden. Het beroep op artikel 2:14 BW dat is gebaseerd op het niet-raadplegen van de Martinair-vliegervergadering (schending van een wettelijke verplichting), wordt om dezelfde reden niet gevolgd.
Benadeling van de Vliegers?
Het standpunt van de Vliegers
4.29.
De Vliegers hebben aangevoerd dat VNV het besluit van 9 juli 2021 heeft genomen met de uitsluitende bedoeling de Martinair vrachtvliegers te benadelen, althans dat met het besluit in elk geval mogelijk is gemaakt de Martinair vrachtvliegers achter te stellen. Volgens de Vliegers beoogt VNV met het besluit van 9 juli 2021 de Martinair vrachtvliegers buiten de KLM-organisatie te houden en de toepasselijkheid van de KLM-cao op hun arbeidsovereenkomsten te voorkomen. Uit het eerder in 2011 tussen KLM, Martinair en de VNV overeengekomen Ringvaartakkoord (hierna: RVA) blijkt volgens de Vliegers duidelijk dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de Martinair vrachtvliegers die in dienst komen van KLM, onder de KLM-cao vallen.
4.30.
Er is volgens de Vliegers bovendien geen objectieve rechtvaardiging voor het besluit van VNV. Er waren namelijk ook andere manieren mogelijk om te bereiken dat het behoud van de arbeidsvoorwaarden van de Martinair vrachtvliegers was verzekerd. Bijvoorbeeld had KLM kunnen aanbieden de Martinair-cao’s toe te passen (zonder daarbij partij te worden). Tenminste had VNV het voorbehoud moeten maken dat de gunstigere bepalingen uit de KLM-cao zouden prevaleren, aldus de Vliegers.
4.31.
De Vliegers hebben verder toegelicht dat binnen de VNV sprake is van een tegenstrijdig belang en dat de belangen van de “rode vliegers” (de Martinair vrachtvliegers) binnen VNV stelselmatig worden achtergesteld bij de belangen van de “blauwe vliegers” (de KLM vliegers). Dat is ook bij het besluit van 9 juli 2021 duidelijk het geval, aldus de Vliegers. Gelet op de snelle besluitvorming binnen VNV (volgens de Vliegers is wat dat betreft sprake van een novum binnen VNV) heeft kennelijk vooroverleg plaatsgevonden tussen VNV en KLM. In plaats van te gehengen en gedogen, waartoe VNV in het arrest was veroordeeld, heeft VNV dus actief meegewerkt aan een constructie die tot doel had de belangen van de “blauwe vliegers” te laten prevaleren boven de belangen van de “rode vliegers”, aldus nog steeds het betoog van de Vliegers.
4.32.
Gelet op het voorgaande betogen de Vliegers dat het besluit (door inhoud of strekking) in strijd is met de goede zeden en daardoor nietig ex artikel 3:40 BW.
4.33.
VNV heeft betwist dat sprake is van benadeling of achterstelling van de Vliegers.
Toetsingskader strijd met goede zeden
4.34.
De rechtbank neemt, net zoals de Vliegers zelf ook hebben gedaan, bij het beroep op artikel 3:40 BW als uitgangspunt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon in strijd met de goede zeden kan worden geacht, indien het is genomen met de uitsluitende bedoeling de rechtspersoon of andere (rechts)personen te benadelen. De bedoelde onzedelijkheid moet voor de wederpartij kenbaar zijn en moet worden getoetst op het moment waarop de rechtshandeling wordt verricht. Het beroep van de Vliegers kan daarom alleen slagen als komt vast te staan dat toen VNV het besluit nam, zij daarmee geen ander doel had dan om, zoals de Vliegers betogen, hen te benadelen door te bewerkstelligen dat uitsluitend de Martinair-cao’s op hen van toepassing zijn en hen hoe dan ook buiten de KLM-cao te houden.
4.35.
Bij deze beoordeling geldt verder de beslissing van het hof in het arrest van 8 juni 2021 als uitgangspunt. Daarin is overwogen dat het doel is een ongewijzigde voortzetting van de arbeidsovereenkomst van de Martinair vrachtvliegers, en om te verzekeren dat de Martinair vrachtvliegers niet uitsluitend ten gevolge van de overgang in een minder gunstige positie komen te verkeren, niet een positieverbetering (vgl. rechtsoverweging 4.37 van het arrest, aangehaald in 2.12 van dit vonnis).
Geen ander doel dan benadeling – toepasselijkheid Martinair-cao’s / KLM cao?
4.36.
De Vliegers voeren aan dat zij door het besluit van 9 juli 2021 worden benadeeld, en dat VNV die benadeling ook heeft beoogd, omdat door het besluit de KLM-cao niet van toepassing is op hun arbeidsovereenkomsten. De Vliegers veronderstellen in dit betoog dat de KLM-cao van toepassing is (althans, zou moeten zijn). De Vliegers baseren zich op het RVA. Daarbij miskennen de Vliegers dat het RVA in 2013 door de VNV is opgezegd. Daarom neemt de rechtbank niet het RVA, maar het arrest van het hof tot uitgangspunt.
4.37.
Uit het arrest van het hof volgt slechts dat de Martinair vrachtvliegers niet in een minder gunstige positie mogen komen te verkeren dan vóór de overgang van onderneming. Over de toepasselijkheid van de KLM-cao is daarin niet beslist. Partijen verschillen daarover van mening en hebben (onder meer) daarover de Amsterdamse procedure aanhangig gemaakt, waarin nog geen (eind)uitspraak is gedaan. Dat betekent dat over de vraag of het besluit de eventuele toepassing van de KLM-cao op de Vliegers verhindert, ook nog niet is beslist. Daarmee staat dus ook niet vast dat het besluit, toen het werd genomen, met geen ander doel is genomen dan de Vliegers te benadelen. Daar komt bij dat, zoals VNV steeds heeft betoogd, zij bij het nemen van het besluit de belangen van de Vliegers heeft willen dienen, althans daarmee rekening heeft willen houden: door het besluit waren de Vliegers er in ieder geval zeker van dat hun arbeidsvoorwaarden ongewijzigd bleven. Daarbij ging VNV er blijkens het besluit vanuit dat die cao op grond van artikel 14a Wet op de CAO toch al van toepassing zou zijn. Voor zover haar medewerking toch noodzakelijk zou zijn, werd deze ingegeven door de gedachte dat de betreffende vliegers dan in ieder geval hun arbeidsvoorwaarden die zij vóór de overgang van de onderneming hadden, behielden. Ze hielden dus wat ze hadden en kwamen voor wat betreft hun arbeidsvoorwaarden niet in een minder gunstige positie dan vóór de overgang van onderneming. Daarmee vormt het besluit van 9 juli 2021 tot medewerking aan de implementatie van het besluit van KLM van 8 juli 2021 (aangehaald in 2.15 van dit vonnis) in deze zin een uitvoering van het arrest van 8 juni 2021.
Geen ander doel dan benadeling – actieve medewerking aan de ‘constructie’ van KLM?
4.38.
Aan de stelling dat VNV, kennelijk na vooroverleg met KLM, op stel en sprong heeft meegewerkt aan de onderhavige ‘constructie’ (te weten: het met terugwerkende kracht laten toetreden van KLM tot de Martinair-cao’s en de aanpassing van het toepassingsbereik van de Martinair-cao’s), kent de rechtbank geen zelfstandige betekenis toe. Als vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen VNV en KLM maakt dit niet dat om die reden sprake is van (een oogmerk tot) benadeling.
4.39.
Voor zover de door de Vliegers gestelde benadeling er voorts uit bestaat dat de Martinair-vrachtvliegers door KLM tewerkgesteld worden ‘bij Martinair’ (en niet bij KLM), is dat niet het gevolg van het besluit van VNV van 9 juli 2021, maar van een beslissing van KLM. VNV heeft daarover geen besluit genomen. Zij heeft alleen meegewerkt aan de acceptatie van KLM als werkgever in de Martinair-cao’s en de aanpassing van het toepassingsbereik daarvan. In het voorgaande (alinea 4.37) is al toegelicht dat onvoldoende vaststaat dat die medewerking is verleend met geen ander doel dan de Vliegers te benadelen.
4.40.
Wat de Vliegers verder bedoelen met hun betoog dat zij “buiten de KLM-organisatie” worden gehouden door VNV, is niet nader toegelicht, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaan.
4.41.
De Vliegers voeren verder aan dat VNV de veroordeling in het arrest om de gevolgen van de toewijzing van de vorderingen jegens KLM te gehengen en te gedogen heeft overtreden.
De rechtbank legt de veroordeling van VNV in het arrest aldus uit dat VNV de gevolgen van het arrest niet mag tegenwerken, maar juist moet faciliteren. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 9 juli 2021 niet onbegrijpelijk is, is geen sprake van overtreding van de veroordeling in het arrest. Dat betekent dat ook dit verwijt aan VNV niet kan slagen.
Slotsom
4.42.
De slotsom van het voorgaande is dat de rechtbank de Vliegers niet volgt in hun betoog dat het besluit, toen het werd genomen, met geen ander doel is genomen dan de Vliegers te benadelen.
4.43.
Gelet daarop is de door de Vliegers opgeworpen vraag of voor het besluit van 9 juli 2021 een objectieve rechtvaardigingsgrond bestond en of er andere mogelijkheden waren om te borgen dat de arbeidsvoorwaarden van de Martinair vrachtvliegers werden behouden, niet relevant.
4.44.
Dit betekent dat van strijd met de goede zeden (artikel 2:14 jo. 3:40 BW) niet is gebleken.
Strijd met de redelijkheid en billijkheid, misbruik van bevoegdheid
Het standpunt van de Vliegers
4.45.
Verder betogen de Vliegers dat het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigbaar is omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW van een rechtspersoon wordt geëist, in dit verband van de VNV jegens haar leden. Zij voeren daartoe aan dat het besluit van 9 juli 2021 is genomen zonder raadpleging van de vliegervergadering, dat met het met terugwerkende kracht ‘openbreken van de Martinair-cao’s de rechtszekerheid is geschonden en dat VNV onvoldoende transparant heeft gehandeld en sprake is van (actieve) misleiding van de Vliegers.
Toetsingskader strijd met redelijkheid en billijkheid, misbruik van bevoegdheid
4.46.
Voor wat betreft het beroep op artikel 2:15 lid 1 sub b BW geldt dat moet worden getoetst of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van de in artikel 2:8 BW bedoelde personen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Bij deze beoordeling moet de rechter de nodige terughoudendheid betrachten en kan hij niet te snel tot overschrijding van bedoelde norm besluiten.
4.47.
Van misbruik van bevoegdheid ex artikel 3:13 BW is sprake als de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Ook hierbij ligt het voor de hand dat de rechter de nodige terughoudendheid betracht.
Niet raadplegen vliegervergadering
4.48.
Gelet op voormeld criterium gaat het betoog dat het niet raadplegen van de vliegervergadering in strijd met de redelijkheid en billijkheid is of misbruik van bevoegdheid oplevert, niet op. De statuten bieden een grondslag voor besluitvorming zonder raadpleging van de vliegervergadering. Hiervoor is al toegelicht dat VNV gegeven de bijzondere omstandigheden, van die bevoegdheid gebruik kon en mocht maken. Tevens volgt uit het voorgaande al dat in ieder geval op het moment waarop het besluit werd genomen, niet is komen vast te staan dat sprake was van een zodanige onevenredigheid tussen het belang bij uitoefening bij de bevoegdheid en het belang dat daardoor mogelijk zou kunnen worden geschaad.
Met terugwerkende kracht ‘openbreken’ Martinair-cao’s
4.49.
Ook het met terugwerkende kracht ‘openbreken’ van de Martinair-cao’s waardoor volgens de Vliegers de rechtszekerheid is geschonden kan niet tot vernietiging wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid of wegens misbruik van bevoegdheid leiden. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen aangebracht in de Martinair-cao’s of de arbeidsvoorwaarden van de Martinair vrachtvliegers. Het besluit heeft slechts tot gevolg dat de Martinair-cao’s ongewijzigd van toepassing blijven na de overgang van de onderneming. Daarmee is de rechtszekerheid niet geschonden, integendeel.
Transparantie
4.50.
De Vliegers stellen dat VNV onvoldoende transparant heeft gehandeld en sprake is van (actieve) misleiding van de Vliegers, doordat:
  • VNV vlak na het arrest, op 8 juni 2021, heeft medegedeeld dat de Martinair vrachtvliegers op de senioriteitslijst van KLM geplaatst zouden worden met ingang van 1 januari 2014, waaruit blijkt dat VNV meende dat de KLM-cao van toepassing was;
  • in het aanbod tot tewerkstelling van KLM ten onrechte is vermeld dat de Martinair vrachtvliegers ‘bij Martinair’ tewerkgesteld zouden worden, terwijl Martinair geen activiteiten meer heeft, waaruit blijkt dat VNV de overgang van onderneming nog steeds niet erkent;
  • in het aanbod tot tewerkstelling niet is vermeldt dat de Martinair-cao’s zijn aangepast en dat KLM daarbij partij is geworden.
4.51.
VNV heeft toegelicht dat zij met de eerstgenoemde nieuwsflits op 8 juni 2021 niet heeft bedoeld de Martinair vrachtvliegers te misleiden, maar dat zij de gevolgen van het arrest nog moest analyseren. De rechtbank ziet herin geen misleiding van de Martinair vrachtvliegers.
De rechtbank constateert dat de overige stellingen uitsluitend betrekking hebben op gestelde misleiding door KLM (niet door VNV). Daarbij komt dat de rechtbank van oordeel is dat VNV (in ieder geval) in de eerder besproken Airmail Extra van 12 juli 2021 de Martinair vrachtvliegers voldoende heeft geïnformeerd. Ook het beroep van de Vliegers op het ontbreken van transparantie slaagt dus niet.
Slotsom redelijkheid en billijkheid en misbruik van bevoegdheid
4.52.
De overige omstandigheden die de Vliegers aanvoeren om hun beroep op strijd met de redelijkheid en billijkheid en misbruik van bevoegdheid te onderbouwen, zijn reeds besproken in het voorgaande en kunnen het betoog van de Vliegers niet dragen. Ook deze grondslagen falen daarom.
Slotsom
4.53.
De vorderingen van de Vliegers zullen worden afgewezen. Zij zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van VNV worden begroot op € 1.872,-, waarvan € 676,- aan griffierecht en € 1.169,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 598,-). De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.54.
VNV vordert daarnaast veroordeling van de Vliegers in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Vliegers in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van VNV begroot op € 1.872,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, mr. J.J. Dijk en mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1538