ECLI:NL:RBNHO:2023:9106

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10652970 \ CV EXPL 23-2697
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake betalingsverplichting en vernietiging overeenkomst door onduidelijke bestelknop

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 322,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook vergoeding van proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument, waarbij de eisende partij stelde dat de gedaagde partij niet had voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij aan de informatieplichten had voldaan, met name met betrekking tot de bestelknop die de consument moest aanklikken om de bestelling te bevestigen. De rechter oordeelde dat de tekst op de bestelknop, "Aanmelden bij Greenchoice", niet duidelijk genoeg was om de consument te informeren over de betalingsverplichting die met de bestelling gepaard ging. Hierdoor was de overeenkomst vernietigbaar, en de gedaagde partij was niet verplicht om de gevorderde hoofdsom te betalen.

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en de eisende partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde partij op nihil zijn vastgesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10652970 \ CV EXPL 23-2697
Uitspraakdatum: 14 september 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: LegalSteps B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 322,05, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
Artikel 6:230v lid 3 BW is toegesneden op overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. In dit artikellid is als bijzondere verplichting bepaald dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
2.4.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden
opde bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces.
2.5.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Aanmelden bij Greenchoice” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Het feit dat boven de knop de tekst staat “
Met het verzenden van dit formulier ga je een betalingsverplichting aan. (…)”en dat de consument zich niet kan aanmelden als hij niet in een hokje daarboven een vinkje zet om akkoord te gaan met betaling via automatische incasso maakt dat niet anders. Er moet immers alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Als gevolg daarvan is de overeenkomst vernietigbaar.
2.6.
De overeenkomst wordt vernietigd voor wat betreft de betalingsverplichting van de gedaagde partij. Immers, op grond van artikel 8 lid 2 van de Richtlijn consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU) is (alleen) de consument niet gebonden aan de overeenkomst of bestelling als de bestelknop niet volstaat. De gedaagde partij is de gevorderde hoofdsom daarom niet verschuldigd. De eisende partij zal niet meer in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op deze gedeeltelijke vernietiging. Het gebrek aan de bestelknop kan namelijk niet worden gerepareerd en de kantonrechter ziet geen ruimte voor een andere sanctie. Aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten komt de kantonrechter niet toe.
2.7.
De eisende partij stelt (subsidiair) in de dagvaarding dat zij de vordering baseert op onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 jo. 6:210 lid 2 BW. Volgens de eisende partij heeft zij zonder rechtsgrond gepresteerd, namelijk energie geleverd. Dit betoog gaat niet op. Vast staat namelijk dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, zodat sprake was van een rechtsgrond voor de levering van de energie. Meer subsidiair beroept de eisende partij zich op ongerechtvaardigde verrijking. Ook dat betoog gaat niet op. De overeenkomst rechtvaardigt immers de verrijking aan de zijde van de gedaagde partij.
2.8.
De vordering wordt afgewezen, waarbij overigens wordt opgemerkt dat de eisende partij haar verplichtingen uit de overeenkomst nog wel moet nakomen.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter