ECLI:NL:RBNHO:2024:14105

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
HAA 22/1302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing van daghandelaar: winst uit onderneming of inkomen uit sparen en beleggen?

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, een daghandelaar, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had in 2018 een primitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij zijn inkomen uit werk en woning als winst uit onderneming werd aangemerkt. Eiser betwistte deze kwalificatie en stelde dat zijn handelsresultaat moest worden belast als inkomen uit sparen en beleggen. De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat het behaalde resultaat voortvloeide uit iets anders dan de koersbeweging van de effecten. De rechtbank concludeerde dat het door eiser behaalde voordeel niet redelijkerwijs te verwachten was en dat de werkzaamheden ten onrechte als belastbare winst uit onderneming waren aangemerkt. In plaats daarvan werd geoordeeld dat sprake was van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De rechtbank vernietigde de aanslag en de belastingrentebeschikkingen, en veroordeelde de Belastingdienst tot het vergoeden van de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de bron van inkomen en de verwachtingen van voordeel bij belastingheffing zorgvuldig te beoordelen.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/1302 en HAA 22/1303

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.J. Brouwer),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam , verweerder.

Procesverloop

HAA 22/1302
Verweerder heeft met dagtekening 4 juni 2021 aan eiser voor het jaar 2018 een primitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd (hierna: de aanslag IB/PVV 2018), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 110.688, geheel bestaande uit winst uit onderneming, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.539. Tevens heeft verweerder een bedrag van € 3.639 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij verminderingsbeschikking van 9 juni 2021 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2018 verminderd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is verminderd tot € 110.163. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is ongewijzigd gebleven. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 3.620.
HAA 22/1303
Verweerder heeft eveneens met dagtekening 4 juni 2021 aan eiser voor het jaar 2018 een primitieve aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd (hierna: de aanslag Zvw 2018), berekend naar een maximum bijdrage-inkomen van € 54.614. Tevens heeft verweerder een bedrag van € 221 aan belastingrente in rekening gebracht.
Beide zaken
Eiser heeft daartegen met dagtekening 28 juni 2021 bezwaar gemaakt.
Eiser heeft bij brief van 7 juli 2021 verweerder verzocht in te stemmen met prorogatie als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verweerder heeft dit verzoek bij brief van 29 juli 2021 afgewezen.
Verweerder heeft in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 24 december 2022 het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag IB/PVV 2018 verminderd. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is verminderd tot € 4.732. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is ongewijzigd gebleven. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 3.602. De aanslag Zvw 2018 en de daarmee samenhangende belastingrentebeschikking heeft verweerder gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 31 mei 2022 en 25 augustus 2022 heeft verweerder verzoeken als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan ten aanzien van de bijlagen 1 tot en met 22 en 39. Naar aanleiding van de verzoeken van verweerder heeft de rechtbank de zaak in handen gesteld van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft op 4 februari 2024 op de verzoeken beslist. Naar aanleiding van de beslissing van de geheimhoudingskamer heeft verweerder bij brief van 14 februari 2024 een deel van de bovengenoemde bijlagen alsnog ongeschoond overgelegd.
Partijen hebben voor de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2024 te Haarlem. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1] en [naam 2] , kantoorgenoten van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 3] , [naam 4] , mr. [naam 5] , mr. [naam 6] en [naam 7] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is geboren op 13 mei 1969 en is het hele jaar 2018 gehuwd.
2. In de periode 1 oktober 2002 tot en met 30 september 2013 is eiser in dienstbetrekking werkzaam bij [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ), een vennootschap die onderdeel uitmaakt van de [bedrijf 2] (hierna ook: de [bedrijf 2] ). De werkzaamheden van eiser bestaan uit het handelen in effecten (daytrading).
3. Met ingang van 1 oktober 2013 verricht eiser de werkzaamheden als daghandelaar in het kader van een samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 1] . Deze samenwerkingsovereenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“[…]
In aanmerking nemende dat :
[bedrijf 1] en [eiser] ("hierna gezamenlijk te noemen "Partijen") met elkaar een samenwerking (hierna te noemen “SAMENWERKING" of “De Samenwerking") wensen aan te gaan teneinde voor gezamenlijke rekening en onder gemeenschappelijke naam de handel in effecten, waardepapieren, optierechten, futures, commodities en dergelijke
uit te oefenen
- Partijen hun onderlinge verhoudingen middels deze samenwerkings overeenkomst (hierna te noemen "SAMENWERKING ") als volgt willen vastleggen
Zijn overeengekomen als volgt;

Artikel 1. Naam, doel en activiteiten

1. De samenwerking draagt de naam [bedrijf 1] [eiser] .
2. De SAMENWERKING heeft tot doel het behalen van gemeenschappelijk voordeel.
3. Tot het behalen van het gestelde doel oefent de SAMENWERKING twee activiteiten uit:
(1) het voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van een beurshandel omvattende: het verrichten van (met name) daghandel, over een of meerdere accounts van [bedrijf 1] of aan haar gelieerde ondernemingen, in aan beurzen genoteerde effecten, of anderszins via [bedrijf 1] electronische handelssysteem, waardepapieren, of andere door Partijen aan te geven financiële instrumenten, waarbij voor instrumenten met een slotprijs aan het einde van elke handelsdag van boven de 0.25 Euro de geopende posities dezelfde dag weer gesloten worden, hetgeen voor instrumenten met een lagere slotprijs niet het geval behoeft te zijn, hierna te noemen “Activiteit 1".
(2) en het op beperkte schaal voor gemeenschappelijke rekening uitoefenen van beurshandel, omvattende; handel anders dan handel waarbij de posities aan het eind van de dag gesloten worden, zijnde onder andere handel in derivaten, posities in instrumenten met een slotprijs aan het einde van elke handelsdag boven de 0.25 euro die na het slot nog in positie zijn, en óok tegen deze slotprijs gewaardeerd worden, hierna te noemen “Activiteit 2", dit alles binnen de nader tussen Partijen overeengekomen werkinstructies, reglementen en risicomanagementbepalingen.
4. De SAMENWERKING beperkt zicht tot de handelsaccount van [eiser] en de door hem
uitgevoerde transacties of door de Backuptrader ter sluiting van de posities van de
SAMENWERKING uitgevoerde transacties.
5. De idee is dat de door [bedrijf 1] [eiser] gegenereerde meeropbrengst, waarvan afgetrokken alle relevante (proportionele) kosten , uitgezonderd kantoorhuur, overhead en accountancy, onderling verdeeld worden volgens een in artikel 12 bepaalde sleutel.

Artikel 2. Ingangsdatum

1. De SAMENWERKING is met ingang van 1-10-2013 aangegaan. Zij is gevestigd te [plaats] maar kan elders kantoren hebben.
2. De SAMENWERKING is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3. Inbreng

1. [bedrijf 1] brengt in de SAMENWERKING in:
• een infrastructuur en daarbij behorende apparatuur die het mogelijk maakt om op Euronext en elders te handelen conform de doelstelling zoals vermeld in artikel 1.
• handelskapitaal tot een door haar vast te stellen bedrag in die orde van grootte dat de Samenwerking in staat is tot handelen op Euronext tot een maximaal negatieve Net.Liq van € 80.000,- of een maximaal Haircut risico van €.1.000.000 voor zover benodigd.
• kennis
• kantoorruimte, heden aan de [adres]
2. [eiser] brengt in de SAMENWERKING in:
• Arbeid, vlijt, deskundigheid en discipline , alle in voldoende mate.
• Een bedrag van € 50.000,- middels gehele storting of partiele stortingen, nader door Partijen te bepalen, op de bankrekening van [bedrijf 1] .
3. Slechts in onderling overleg kan de inbreng van [bedrijf 1] en/of [eiser] worden vermeerderd of verminderd.
4. Ter gelegenheid van enige inbreng zal geen rekening worden gehouden met eventuele goodwill en ter zake vindt ook geen uitbetaling plaats bij uittreden en/of beëindiging van de SAMENWERKING.
5. De Partijen zijn hoofdelijk verbonden voor alle verbintenissen betreffende de door de SAMENWERKING gedreven onderneming.
[…]

Artikel 5. Vordering

1. leder der Partijen wordt voor zijn inbreng van geld of goederen op zijn kapitaalrekening in de boeken der samenwerking gecrediteerd ten belope van het bedrag of de waarde ervan.
2. Op iedere balans van de samenwerking moet het kapitaal van beide Partijen worden opgenomen, bestaande uit ieders inbreng.
3. Het eigen vermogen van de SAMENWERKING zal nooit meer bedragen dan Euro 200.000,-; eventuele overtollige liquiditeiten zullen geacht worden terstond uitgekeerd te zijn.
4. Elke Partij krijgt voor zijn inbreng in geld en/of diensten een vordering op de SAMENWERKING ter grootte van het bedrag of de waarde. Hiervoor wordt hij op een te voeren kapitaalrekening gecrediteerd,
5. De verhaalbaarheid van [bedrijf 1] jegens [eiser] voortvloeiend uit een Net. Liq van onder de 80.000,- euro,- debet blijft beperkt tot de eigen inbreng tenzij sprake is van opzet of te kwader trouw handelen. [bedrijf 1] kan te allen tijde de maximale toegestane haircut , in geheel of per fonds, .verlagen indien wenselijk (zie ook artikel 9).
6. Iedere Partij ontvangt c.q. betaalt over het gemiddelde bedrag waarop hij op de kapitaalrekening is gecrediteerd c.q. gedebiteerd een jaarrente van 1 %.
7. Kapitaalinbrengmutaties kunnen plaatsvinden na wederzijdse goedkeuring

Artikel 6. Lidmaatschap en Clearingcontract

[bedrijf 1] zal gedurende de looptijd van de Samenwerking c.q. Overeenkomst (i) de handelsfaciliteit op Euronext en eventuele andere beurzen en (ii) de relevante clearingcontracten instandhouden, ofwel op andere wijze de handelsinfrastructuur faciliteren. [bedrijf 1] is in de onderlinge verhouding tussen de Partijen eindverantwoordelijk voor de gehele clearingaccount.

Artikel 7. Aandeel in de SAMENWERKING

[eiser] mag zijn aandeel in, of rechten op de SAMENWERKING niet vervreemden, verpanden of bezwaren, noch zich met derden daartoe associëren, tenzij na schriftelijke toestemming van de andere [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is toegestaan zijn aandeel in, of rechten op de SAMENWERKING over te dragen, te verpanden of anderszins te bezwaren indien dit geschiedt aan of ten behoeve van een gelieerde onderneming binnen de [bedrijf 2] .

Artikel 8. Bestuur en beheer

1. Het dagelijks beleggingsbeleid van de SAMENWERKING, uitsluitend binnen het tussen Partijen overeengekomen risicoprofiel, zal worden uitgevoerd door [eiser] . Hierbij kunnen de Partijen onderling werkafspraken maken, in een document "bijlage risicomanagement''. Het vaststellen van het risicoprofiel van de SAMENWERKING, zal door beide Partijen in onderling overleg geschieden. Desgewenst, in bijzondere gevallen , kan [bedrijf 1] posities sluiten, en/of nadere restricties stellen aan de haircut. Partijen zijn uitsluitend gezamenlijk bevoegd de Samenwerking te vertegenwoordigen bij verbintenissen die buiten de in artikel 1.3 onder 1 en 2 genoemde activiteiten vallen.
2. Handel van de Partij buiten deze overeenkomst zal slechts plaatsvinden in overeenstemming met alle geldende relevante (financiële )wet- en regelgeving, richtlijnen, verordeningen etc. waarvan Partij verklaart op de hoogte te zijn en zich op de hoogte zal blijven houden.

Artikel 9. Beleid en Werkzaamheden

1. De verdeling van de door Partijen te verrichten werkzaamheden, voor zover nog niet vastgelegd in deze Overeenkomst, zal in onderling overleg worden geregeld.
2. Voor zover Partijen een afwijkend beleid t.o.v. het in het verleden gevoerde beleid wensen te voeren zullen zij daarvoor een nieuw beleidsplan opstellen en overeenkomen.
3. Partijen zullen de richtlijnen zoals vastgelegd in een Bijlage Risico-Management en eventuele daarop van toepassing zijnde amendementen nakomen c.q. naleven, alsmede handelen in overeenstemming met alle reglementen van het bedrijf, van de beurzen, de wetten en regelgevingen en de toezichthouders en de betrokken (clearing-} banken
4. Onder haircut , een maat voor risico, zal verstaan worden de hoogste haircut zoals gedefinieerd door de relevante clearingpartij en [bedrijf 1] .
5. Partijen zullen elkaars goede naam niet aantasten. Tevens behelst dit dat (juridische) kosten ten behoeve van het tegenhouden van publicatie door een toezichthoudende instantie of een (voorgenomen) sanctie, geheel of gedeeltelijk als gevolg van handelingen van Partij, ten laste vallen van de SAMENWERKING, evenals daadwerkelijke boetes en daarmee verbandhoudende juridische kosten, tenzij partijen daar gezamenlijk van af wensen te zien. 6. Reeds bij een eerste brief van een toezichthoudende Instantie (niet zijnde een standaard informatieverzoek) zal een reservering gemaakt worden ten laste van het handelsaccount van de Samenwerking naar een aparte account om een eventuele boete en daarmee samenhangende juridische kosten te kunnen opvangen. [bedrijf 1] zal de hoogte van de reservering bepalen, deze zal standaard Euro 100.000,- zijn, maar afhankelijk van de inhoud van de brief kan de reservering ook hoger uitvallen. Zodra het boetedossier gesloten is valt de reservering vrij.
7. Indien op enig moment de Net Liq bij hel sluiten van dé beursdag onder de Euro minus 80.000 zakt zal [eiser] alle handelsactiviteiten staken en posities sluiten totdat Partijen, onder andere na een aangepast overeengekomen risicomanagement anders besluiten.
8. Overnight posities mogen maximaal op enig moment te samen een haircut hebben van Euro 1.000.000,-. Per positie mag de maximale haircut Euro 200.000 bedragen. Indien de overnight haircut van [eiser] hoger is dan Euro 500.000,- en [eiser] heeft hiervoor geen toestemming gekregen van de riskmanager van [bedrijf 1] , dan zal de eventueel behaalde winst voor het gedeelte boven de Euro 500.000,-, pro rata berekend, in zijn geheel voor [bedrijf 1] zijn.
9. Intraday, gedurende de handelssessie, zal de haircut in overleg bepaald worden, echter met een maximum van Euro 1.000.000,-. Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen kan [eiser] de riskmanager verzoeken gewenste aanpassingen te maken indien toepasselijk voor een betreffend aandeel.
10. ln het geval van een negatieve Net Liq zal de maximale haircut Euro 250.000 zijn en zullen geen overnight posities worden aangehouden, tenzij na nadrukkelijke toestemming van [bedrijf 1] .
11.Indien de verliezen Overnight volgens [bedrijf 1] substantieel zijn kan [bedrijf 1] besluiten tot nader order geen overnightposities te fiatteren, 12.Bij een eventuele negatieve Net Liq van Euro 40.000,- zal [eiser] zijn posities sluiten en overleggen met [bedrijf 1] over het voortzetten van de handelsactiviteiten, evenzo bij een eventuele debetstand van Euro 60.000 en uiteraard Euro 80.000. 13 Partijen zijn gerechtigd in onderling overleg zowel de maximum haircut als de haircut per fonds te wijzigen.

Artikel 10. Boekjaar en jaarrekening,

1. Het boekjaar Is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar loopt vanaf de ingangsdatum van deze overeenkomst tot en met 31 december 2013.
2. Jaarlijks, uiterlijk vier maanden na sluiting van het boekjaar wordt een jaarrekening opgemaakt door [bedrijf 1] c.q. haar accountant, overeenkomstig goed koopmansgebruik en relevante wet- en regelgeving.
3- De jaarrekening wordt door Partijen vastgesteld binnen vier maanden na het einde van het boekjaar. De winst wordt aan de Partijen uitgekeerd, overeenkomstig de in artikel 12 vastgelegde verdeling, binnen vier maanden na einde boekjaar.

Artikel 11. Definitie uitkeerbare winst

Definities:
A. Net.Liq. staat voor netto-liquidatiewaarde en is het winstsaldo na aftrek van: de handelskosten, zoals weergegeven op het individuele account bij de clearingbank en of de het daartoe bestemde gedeelte van een gezamenlijke rekening bij een clearingbank en de directe bedrijfskosten, toe te rekenen aan de Individuele account van [eiser] .
B. Netto jaarwinst is de winst bepaald als zijnde de Net.liq. per jaarultimo waarop in mindering worden gebracht alle reserves, voorzieningen, reserveringen, afschrijvingen, overige kosten , kosten voor infrastructuur en directe bedrijfskosten voor zover deze niet reeds in mindering zijn gebracht bij de vaststelling van de Net.Liq, uitgaande van geen (0) posities per jaarultimo.
C. Directe bedrijfskosten zijn alle direct aan de in artikel 1.3 genoemde activiteiten zoals de aan daghandel gerelateerde kosten, kosten voor het handelssysteem, informatievoorziening, eventuele door een Partij gemaakte declareerbare onkosten de aan de SAMENWERKING toe te rekenen beurslidmaatschapkosten, afdrachten en dergelijke bijvoorbeeld aan een of meerdere toezichthouders en met betrekking tot de daghandelactiviteiten relevante afschrijvingskosten op basis van goed koopmansgebruik. Deze kosten zullen zo mogelijk maandelijks worden verdeeld en naar rato toegerekend worden aan de SAMENWERKING.
D. Met reserves wordt bedoeld het nader door Partijen te bepalen gedeelte van de Netto jaarwinst dat jaarlijks of tussentijds wordt gereserveerd om de continuiteit van de SAMENWERKING te waarborgen en het risicoprofiel aanvaardbaar te houden.,
E. Overige kosten zijn alle andere kosten die direct of indirect voortvloeien uit of herleidbaar zijn tot handel van de SAMENWERKING of de handelaar van de SAMENWERKING, waaronder begrepen boetes, (na-) heffingen, rechtshulp voor de SAMENWERKING of voor haar vertegenwoordiging, [bedrijf 1] , bijvoorbeeld ter voorkoming van een publicatie, afdrachten aan instanties etc..
F. Voorzieningen zijn gelden die door [bedrijf 1] gereserveerd worden ten behoeve van de SAMENWERKING in verband met voorzienbare toekomstige kosten, o.a. uit ongerealiseerde posities en of mogelijk te voorziene afdrachten dan wel boetes en bijbehorende kosten.
G. De Uitkeerbare Winst is dat gedeelte van de door de SAMENWERKING gerealiseerde Netto Jaarwinst, dat is gegenereerd in overeenstemming met het risicomanagement. Op de winst van de SAMENWERKING wordt in mindering gebracht: A: de absolute waarde van het eventuele verlies uit activiteiten genoemd onder artikel 1 lid 3 sub 2 ("Activiteit 2") voor zover dit uitstijgt boven de € 20.000 debet, welke overschrijding aan [eiser] kenbaar gemaakt is waarna hij de activiteiten niet gestaakt zou hebben en B: eventuele (proportionele) winsten genoten uit handel niet in overeenstemming met de risicoparameters of voortvloeiend uit overschrijding van het risicoprofiel. Het eventuele verschil indien positief tussen de Netto Jaarwinst en de Uitkeerbare Winst komt dan ten goede aan [bedrijf 1] . Indien [eiser] signaleert dat een eventueel verlies uit activiteit 2 uitstijgt boven de 20.000 Euro zal hij direct het management daarvan in kennis stellen.

Artikel 12 verdeling uitkeerbare winst of verlies

1 uitgaande van de in artikel 9 genoemde werkzaamheden wordt de Uitkeerbare Winst als volgt genoten en verdeeld:
[bedrijf 1]
[eiser]
Uitkeerbare winst (x 1000 Euro)
0 %
100 %
<26,5
47,5 %
52,5 %
> 26,5
2 Indien het saldo uit de in artikel 1 lid 3 genoemde activiteiten 1 en 2 resulteren in een nettoverlies wordt deze door Partijen als volgt gedragen:
[bedrijf 1]
[eiser]
Toe te delen verlies (x 1000 Euro)
80 %
20 %
< 80
0 %
100 %
Over het meerdere verlies van 80
3 Voor zover er door de SAMENWERKING ten behoeve van één der Partijen uit de Nettojaarwinst over enig boekjaar Reserves en/of Voorzieningen zijn opgebouwd zullen verliezen van deze Partij voor zover mogelijk uit deze reserves worden voldaan, dan wel verrekend worden bij het verdelen van de uitkeerbare winst. Partijen kunnen overleggen over de modaliteiten.
4 Indien aan de SAMENWERKING clearingkortingen zijn verleend en [eiser] heeft steeds voldaan aan de risicoeisen en naar de mening van [bedrijf 1] voldoende dagen voldoende transacties heeft verricht zullen deze kortingen pro rato aan de SAMENWERKING worden toegerekend,
5 Verliezen van een Partij die niet uit voor hem opgebouwde Reserves en/of Voorzieningen kunnen worden voldaan, dienen binnen 3 maanden na vaststelling van de jaarrekening door Partij te worden aangezuiverd.
6 De Uitkeerbare Winst zal alleen uitgekeerd worden indien en voor zover deze winst op het moment van uitkeren nog aanwezig is.
7 Partijen zijn gerechtigd tot een voorschot op de Uitkeerbare Winst met wederzijdse goedkeuring.
8 A) Indien een of meerdere posities de oorzaak zijn van het verlies waarbij de Net Liq onder de € 80.000,- debet zakt en deze positiefs) was (waren) in overeenstemming met de haircutlimiet c.q. de bijlage risicomanagement bijvoorbeeld doordat het orderboek voortijdig gesloten is, dat het fonds op de dag zelf tussentijds niet handelbaar is of een (locale) flashcrash, dan zal dat verlies, indien dit zou leiden tot een verlies waarbij de Net liq onder €
80.000,- debet zakt, verrekend worden met toekomstige winsten uit maximaal de volgende verplichte 230 actieve handelsdagen. Is de netliq nog steeds lager dan € 80.000,- debet na 230 actieve werkdagen, dan wordt de netliq na deze 230 dagen op € 80.000,- debet gezet. Artikel 9 blijft te allen tijde van kracht.
B) Ook indien er verliezen zijn ontstaan door boetes of (juridische) kosten voortvloeiend uit boetes (of boete
voornemens), geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan [eiser] , waarbij de Net Liq onder de € 80.000,- debet zakt en waarbij [eiser] te goeder trouw heeft gehandeld en vooraf niet wist of redelijkerwijs niet kon vermoeden dat de handelingen tot een boete zouden kunnen leiden, dan zullen deze verliezen verrekend worden met toekomstige winsten uit maximaal de volgende 230 actieve handelsdagen. Is de netliq nog steeds lager dan € 80.000,- debet na 230 actieve werkdagen, dan wordt de netliq na deze verplichte 230 dagen op € 80.000,- debet gezet. [eiser] is op de hoogte van de regelgeving en de huisregels van de autoriteiten en van [eiser] wordt o.a. geacht bekend te zijn met de regels over voorkennis, cancellen, printen en het grootschalig beïnvloeden van een expiratieprijs.
9 [eiser] zal zich altijd op de hoogte stellen van alle kosten verband houdende met de handel, zijnde onder andere die van beurzen, clearingorganisaties, toezichthouders, overheden etc.. Door [bedrijf 1] betaalde kosten gelieerd aan de handel van [eiser] en of de handelaar [eiser] zullen altijd ten laste van het resultaat komen.
10 Vrijvallende reserves zullen verdeeld worden volgens de sleutel van het jaar waarin deze verdiend zijn.
11 Partijen zijn gerechtigd om de verdeling van uitkeerbare winst of verlies in onderling overleg te wijzigen.

Artikel 13. Aansprakelijkheid

Partijen zijn niet jegens elkaar aansprakelijk voor eventuele schulden of verliezen, als gevolg van het correct (zie ook 12.8) uitoefenen van het vastgestelde handelsbeleid, tenzij deze voortvloeien uit handelingen of nalatigheid waarvan de betreffende Partij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij een verlies c.q. schuld voor de SAMENWERKING zouden opleveren.
De Partijen zijn jegens elkaar volledig aansprakelijk voor verliezen of schulden welke zijn ontstaan als gevolg van het negeren van overeengekomen instructies/reglement van de SAMENWERKING of het strijdig handelen met de regels van risicomanagement, het wettelijk toezicht, de beursregels of de wet, dan wel het overschrijden van één of meerdere
overeengekomen limieten waaronder die ten aanzien van Buy In(s) of dergelijke, waarvan partij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij een verlies c.q. schuld aan de SAMENWERKING zouden kunnen opleveren. […]”
4. Per 1 december 2018 hebben eiser en [bedrijf 1] hun samenwerking voortgezet op basis van een nieuwe overeenkomst (hierna: de nieuwe samenwerkingsovereenkomst), waarbij de tot dan geldende overeenkomst is beëindigd. In de nieuwe samenwerkingsovereenkomst is een andere winst- en verliesverdeling opgenomen dan in de samenwerkingsovereenkomst die gold van 1 oktober 2013 tot 1 december 2018 (hierna: de oude samenwerkingsovereenkomst). Vanaf 1 december 2018 komen alle winsten en verliezen van de samenwerking voor rekening van eiser. De nieuwe samenwerkingsovereenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“[…]
Artikel 1. Activiteiten
Het uitoefenen van een beurshandel door [eiser] , via het electronische handelssysteem van [bedrijf 1] of aan haar gelieerde ondernemingen. Hel CONTRACT beperkt zich uitsluitend tot het handelsaccount van [eiser] en de door hem uitgevoerde transacties.

Artikel 2. Ingangsdatum

1. Het CONTRACT is met ingang van 1-12-2018 aangegaan.

Artikel 3. Verplichtingen van partijen

[eiser] zorgt voor een bedrag van € 80.000 middels gehele storting of partiële stortingen, nader door Partijen te bepalen, op het ACCOUNT [eiser] , alsmede het saldo van winst en verlies.
[bedrijf 1] zorgt voor handelsinfrastructuur en intraday leverage indien van toepassing, administratie en backoffice.

Artikel 4. Werkplek

[eiser] maakt gebruik van de handelsfaciliteiten, backoffice en support van [bedrijf 1] en betaalt hiervoor een bedrag van Euro 2000 per maand. Externe faciliteiten kunnen in onderling overleg toegevoegd worden.

Artikel 5. Handel

1. [eiser] heeft de mogelijkheid te handelen m.b.v. de infrastructuur van [bedrijf 1] , conform de vereisten van de toezichthouders.
2. Winsten en verliezen zijn voor 100% voor [eiser]
Het account van [eiser] wordt met externe kosten voor de handel belast,
3 [eiser] heeft real time inzage In zijn effectenportefeuille en de waardering daarvan inclusief zijn gestorte saldo op het ACCOUNT [eiser]
4 [bedrijf 1] kan kennis nemen van de orders van [eiser] en heeft de mogelijkheid per financieel instrument een gelijksoortige order mee te sturen, uitsluitend voor een account van [bedrijf 1] .
5 [bedrijf 1] fourneert extra gelden Indien zij dit opportuun acht, en kan deze ook terugtrekken indien zij daartoe aanleiding ziet. Dit kan betekenen dat [eiser] zijn effectenportefeuille moet reduceren. Het gemiddelde overnight leverage is maximaal zes, de Intraday leverage wordt beperkt door de haircut. Alle handel vindt plaats binnen de door het handelssysteem gegeven risicoparameters.
6 Handel van [eiser] buiten en binnen dit CONTRACT zal slechts plaatsvinden in
overeenstemming met alle geldende relevante (financiële) wet- en regelgeving, richtlijnen,
verordeningen etc. waarvan Partijen verklaren op de hoogte te zijn en zich op de hoogte te
blijven houden.
7 Risicomanagement en risicosysteem van [bedrijf 1] zal bij te goeder trouw handelsgedrag
zorgdragen voor het sluiten van de posities bij een Netliq van minus Euro 20.000
8 Partijen kunnen gezamenlijk nadere afspraken maken

Artikel 6. Aansprakelijkheid

Partijen zijn niet jegens elkaar aansprakelijk voor eventuele schulden of verliezen, tenzij deze voortvloeien uit handelingen of nalatigheid waarvan de betreffende Partij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij een verlies c.q. schuld voor het CONTRACT zouden opleveren.
De Partijen zijn Jegens elkaar volledig aansprakelijk voor verliezen of schulden welke zijn ontstaan als gevolg van het strijdig handelen met de regels van het wettelijk toezicht, de beursregels of de wet, dan wel waarvan Partij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij een verlies c.q. schuld aan het CONTRACT zouden kunnen opleveren. […]”
5. Op grond van de samenwerkingsovereenkomsten fungeert [bedrijf 1] als tussenpersoon die de handel faciliteert (ook wel: broker). Eiser handelt door middel van een subaccount van [bedrijf 1] via het handelsplatform Instinet, waarmee [bedrijf 1] een overeenkomst heeft gesloten. [bedrijf 1] heeft de mogelijkheid kennis te nemen van de orders van eiser en heeft de mogelijkheid per effect een gelijksoortige order mee te sturen, voor haar eigen rekening en risico. Daarnaast beschikt eiser over toegang tot de informatie van de nieuwsdiensten Reuters en Bloomberg. Deze abonnementen zitten in het faciliteitenpakket van [bedrijf 1] .
6. Eiser betaalt in 2018 aan [bedrijf 1] voor het gebruik van het subaccount bij Instinet en het faciliteitenpakket een fee van in totaal € 4.225 per maand, waarbij € 2.000 in rekening wordt gebracht voor gebruik van het Instinet-account en het restbedrag bestaat uit kosten voor de externe faciliteiten.
7. Eiser handelt vrijwel uitsluitend in aandelen die op Europese effectenbeurzen worden verhandeld. Hij heeft in de jaren 2016 tot en met 2023 met de handel in effecten en andere vermogenstitels – na toepassing van de verdeling met [bedrijf 1] – de volgende resultaten behaald:
2016: € 361.985;
2017: € 415.044;
2018: € 137.500;
2019: € 429.425;
2020: € 598.849;
2021: € 642.068;
2022: € 824.284;
2023: € 536.820.
8. In het jaar 2018 heeft eiser gemiddeld 138 aan- c.q. verkooporders per handelsdag (vijf dagen per week) gedaan, met een netto positief resultaat van € 137.500 (€ 445.798,15 (handelsresultaat) -/- € 308.298,15 (handelskosten)). Op weekbasis is het resultaat van eiser doorgaans positief, af en toe negatief.
9. Eiser oefent gedurende het jaar 2018 geen andere (betaalde) werkzaamheden uit en houdt zich fulltime bezig met de daghandel op grond van de samenwerkingsovereenkomst(en) met [bedrijf 1] .
10. Eiser heeft op 13 augustus 2024 bij zijn nadere stuk een bijlage overgelegd, waarin recente resultaten van andere met [bedrijf 1] samenwerkende (dag-)handelaren over de periode augustus 2022 tot augustus 2023 zijn opgenomen:
“Bijlage 2 – Recente resultaten van de met [bedrijf 1] samenwerkende handelaren

Overzicht handelaren Resultaat 2023

De heer [naam 8] € 68.836,10
De heer [naam 9] € -210.782,00
De heer [eiser] € 536.820,00
De heer [naam 10] € -114.056,00
De heer [naam 11] € 61.193,80
De heer [naam 12] € 75.470,00
De heer [naam 13] € 112.918,00
De heer [naam 14] € -178.882,00
De heer [naam 15] € - 27.754,96”
Andere handelaren
11. Een andere belastingplichtige (hierna: handelaar 1) is vanaf september 2008 voor eigen rekening en risico buiten een samenwerkingsverband werkzaam als daghandelaar. Op 7 januari 2011 informeert verweerder handelaar 1 dat zijn resultaten uit de handelsactiviteiten in 2009 niet als winst uit onderneming worden aangemerkt vanwege het ontbreken van een objectieve voordeelverwachting. Het aangegeven verlies uit onderneming 2009 bedroeg € 32.526. Het behaalde resultaat op de effectenposities was in 2009 negatief
€ 2.110. De aanslag is overeenkomstig de kennisgeving opgelegd.
12. Een tweede belastingplichtige (hierna: handelaar 2) die met ingang van 1 juli 2013 een met die van eiser vergelijkbare samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 1] heeft gesloten, heeft verweerder op 6 november 2013 verzocht te bevestigen dat zijn resultaat uit beurshandel, uit hoofde van zijn samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 1] , in box 3 wordt belast.
13. Op 17 december 2013 deelt verweerder schriftelijk aan handelaar 2 mee dat, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ2071), in het algemeen resultaten uit het voor eigen rekening en risico handelen in effecten door natuurlijke personen niet worden belast in box 1 maar in box 3.
14. Verweerder heeft bij brief van 21 januari 2014 aan handelaar 2 bevestigd dat het aan hem toe te rekenen resultaat dat hij uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst heeft genoten, belastbaar is in box 3.
15. Een derde belastingplichtige (hierna: handelaar 3) heeft verweerder bij brief van 21 november 2014 verzocht te bevestigen dat, in navolging van de bevestiging aan handelaar 2, het resultaat uit hoofde van zijn samenwerking met [bedrijf 1] eveneens in box 3 wordt belast.
16. Verweerder deelt op 26 juni 2015 mee aan handelaar 3 dat niet automatisch eenzelfde beschikking kan worden afgegeven. Op 26 oktober 2015 is tijdens een bespreking tussen verweerder en handelaar 3 nadere informatie uitgewisseld om vast te stellen of sprake is van een voorsprongpositie.
16. Op 11 november 2015 geeft verweerder aan bedenkingen te hebben bij de vraag of het arrest van de Hoge Raad uit 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ2071) op handelaar 3 van toepassing kan zijn. Verweerder stelt dat handelaar 3 door de door [bedrijf 1] ontwikkelde computerprogramma's en analyses een voorsprongpositie heeft en het voordeel voorzienbaar is.
18. Bij brief van 7 december 2015 weerspreekt [bedrijf 1] de door verweerder veronderstelde kennisvoorsprong. Ook wordt aangegeven dat de risicomanagementbijlage niet is gemaakt en dus geen onderdeel van de overeenkomst uitmaakt. Hierna staakt de communicatie tussen verweerder en handelaar 3.
19. In zijn brief met dagtekening 15 november 2017 informeert verweerder de gemachtigde van de betreffende handelaren dat de resultaten van de natuurlijke personen werkzaam in samenwerkingsverband met [bedrijf 1] kwalificeren als winst uit onderneming in box 1 van de inkomstenbelasting. Verweerder heeft daarbij het vertrouwen dat de eerder gedane toezeggingen eventueel gewekt zouden kunnen hebben, met ingang van 1 januari 2018 opgezegd. In de brief is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“Voor zover er ten aanzien van de andere personen binnen de [bedrijf 1] vertrouwen zou zijn gewekt door de brief [van 21 januari 2014] inzake het samenwerkingsverband in combinatie met het 'stilzitten' van de Belastingdienst inzake het verzoek voor [handelaar 3], zeg ik dit vertrouwen met onmiddellijke ingang op. Vanaf 1 januari 2018 dienen de resultaten van alle samenwerkingsverbanden van de [bedrijf 1] voor de natuurlijk personen als winst uit onderneming in box 1 te worden aangegeven."
Op 16 november 2017 informeert verweerder [bedrijf 1] en handelaar 2 dienovereenkomstig.
De aanslagen IB/PVV en Zvw
20. Eiser heeft op 15 januari 2020 de aangifte IB/PVV 2018 ingediend.
21. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar op bezwaar heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2018 en de aanslag Zvw 2018 gehandhaafd, met uitzondering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, dat verweerder heeft verminderd, en onder toekenning van een forfaitair bepaalde proceskostenvergoeding.
22. Na van de gemachtigde van eiser informatie ontvangen te hebben over de gewenste toerekening aan eiser en aan zijn partner van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2018 van eiser dienovereenkomstig verder verminderd.
Geschil
23. In geschil is of het resultaat van de effectenhandel dat eiser uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomsten met [bedrijf 1] heeft behaald moet worden gekwalificeerd als winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden enerzijds, dan wel inkomen uit sparen en beleggen anderzijds. Meer specifiek is in geschil of redelijkerwijs kon worden verwacht dat met de activiteiten van eiser voordeel kon worden behaald. Subsidiair is in geschil of verweerder bij eiser het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat het resultaat belast is als inkomen uit sparen en beleggen (box 3), en, als dit het geval is, of verweerder dit vertrouwen per 1 januari 2018 rechtsgeldig heeft opgezegd. Tot slot is in geschil of eiser in aanmerking komt voor een integrale proceskostenvergoeding.
24. Eiser stelt zich op het standpunt dat het handelsresultaat belastbaar is als inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Voorts beroept eiser zich op het vertrouwensbeginsel en betoogt dat verweerder het in rechte te honoreren vertrouwen niet rechtsgeldig heeft kunnen opzeggen. Vanwege de lange doorlooptijd van de procedure en (vermeende) schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft eiser verzocht om een integrale proceskostenvergoeding.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vermindering van de belastingaanslagen en de daarbij behorende rentebeschikkingen en veroordeling van verweerder in de proceskosten.
25. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het handelsresultaat van eiser belastbaar is als inkomen uit werk en woning (box 1), primair als winst uit onderneming, subsidiair als resultaat uit overige werkzaamheden. Voorts stelt verweerder dat hij geen gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt ten aanzien van eiser en subsidiair dat hij een eventueel gerechtvaardigd vertrouwen per 1 januari 2018 rechtsgeldig heeft opgezegd. Naar mening van verweerder komt eiser niet in aanmerking voor een integrale proceskostenvergoeding.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
Een bron van inkomen?
26. Een door een belastingplichtige behaald voordeel kan slechts belastbaar inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet IB 2001 opleveren indien aan dat voordeel een bron van inkomen ten grondslag ligt. Volgens vaste rechtspraak worden als uitgangspunt drie algemene voorwaarden gesteld aan een zodanige bron: i) deelname aan het economische verkeer, ii) het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen en iii) de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. Om voordelen uit een bron van inkomen te kunnen aanmerken als belastbare winst uit onderneming of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden moet verder sprake zijn van het (niet in dienstbetrekking) verrichten van arbeid, dat normaal actief vermogensbeheer te boven gaat. Er moet dus sprake zijn van werkzaamheden die in het economische verkeer zijn verricht en zijn gericht op het behalen van een geldelijk voordeel. Dit voordeel moet dan door de belastingplichtige zijn beoogd (subjectief) en – naar maatschappelijke opvattingen – redelijkerwijs kunnen worden verwacht (objectief). Bij de toets of aan alle bronvoorwaarden voor het in aanmerking nemen van een belastbare winst uit onderneming of een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden is voldaan, moeten deze voorwaarden in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Dat wil zeggen dat het beoogde en redelijkerwijs te verwachten resultaat dat is behaald in het economische verkeer het gevolg is van de door de belastingplichtige verrichte arbeid. Of aan deze bronvoorwaarden is voldaan, moet overigens worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen op die situatie licht werpen.
27. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser met de handel in effecten deelneemt aan het economische verkeer en dat hij daarmee beoogt voordeel te behalen. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of daarmee redelijkerwijs voordeel valt te verwachten.
28. De toets of van bepaalde werkzaamheden redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze positieve opbrengsten opleveren, is van belang bij de afbakening van belaste transacties tegenover louter speculatieve transacties. Deze toets wordt aangelegd indien werkzaamheden, zoals in het onderhavige geval, een voordeel hebben opgeleverd en de vraag rijst of dat voordeel aan heffing van inkomstenbelasting is onderworpen. Belaste transactievoordelen onderscheiden zich van (onbelaste) speculatievoordelen, doordat belaste transactievoordelen het gevolg zijn van beïnvloeding door de arbeid van een belastingplichtige en speculatiewinsten niet.
29. Nu verweerder het door eiser behaalde voordeel in de heffing in box 1 wenst te betrekken, is het aan hem om te bewijzen dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.
30. Volgens verweerder is in het geval van eiser sprake van een objectieve voordeelsverwachting op basis van de volgende omstandigheden. Verweerder stelt allereerst dat eiser beschikt over bijzondere deskundigheid. Eiser is door [bedrijf 1] geselecteerd op basis van bepaalde competenties en is daarna verder opgeleid bij [bedrijf 1] . Het feit dat [bedrijf 1] vervolgens een samenwerkingsovereenkomst heeft geïnitieerd waarmee hoge bedragen zijn gemoeid, geeft aan dat er niet alleen een subjectieve voordeelsverwachting is van eiser, maar dat ook een objectief te verwachten voordeel bestaat. Verweerder stelt dat de voordeelsverwachting bij eiser anders is dan bij een particuliere handelaar of speculant die zonder enige samenwerking op de beurs handelt. Door de samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 1] heeft eiser (tegen lage kosten) toegang tot informatievoorziening en een handelsplatform waarvan particuliere beleggers feitelijk – vanwege de hoge kosten – geen gebruik kunnen maken. Het feit dat eiser bereid is een maandelijks bedrag aan [bedrijf 1] te betalen voor die informatievoorziening, geeft volgens verweerder aan dat die informatievoorziening eiser in een betere positie brengt om voordeel te behalen. De samenwerking die eiser heeft met [bedrijf 1] brengt verder mee dat, los van de eigen kennis, ervaring en deskundigheid van eiser, ook de kennis, ervaring en deskundigheid van de professionele organisatie die [bedrijf 1] is, in ogenschouw dient te worden genomen. In een zuivere speculatieve markt zal de kans op voordeel voor een niet-aangesloten handelaar op 50% liggen. Eiser heeft in artikel 12 van de oude samenwerkingsovereenkomst afgesproken dat 100% van de uitkeerbare winst tot € 26.500 toekomt aan eiser en van de winst boven deze grens 52,5%. Een verlies tot € 80.000 komt slechts voor 20% voor rekening van eiser en voor 80% voor rekening van [bedrijf 1] . Een verlies hoger dan € 80.000 wordt voor 100% door eiser gedragen. De kans van eiser op voordeel is zodoende hoger dan 50%, terwijl zijn kans op verlies lager is dan 50%. In vergelijking met een andere – niet bij [bedrijf 1] aangesloten – handelaar of speculant is de objectieve voordeelsverwachting voor eiser hoger, aldus verweerder. Verweerder wijst er voorts op dat eiser posities inneemt voor een korte periode (doorgaans een dag, en op beperkte schaal voor een of enkele dagen, de zogenoemde overnightposities), met als doel hier winst mee te behalen. Dat is volgens verweerder een fundamenteel andere werkzaamheid dan beleggen in effecten of andere vermogenstitels. Ook het databestand en de omvang van het databestand (het aantal transacties) wijzen er volgens verweerder op dat eiser meer dan normaal (actief) vermogensbeheer uitoefent. Ten slotte wijst verweerder erop dat de feitelijke resultaten die eiser heeft behaald en het feit dat hij daarmee al jaren kan voorzien in zijn levensonderhoud, in samenhang bezien met alle andere omstandigheden, maken dat de handel voor eiser een bron van inkomen vormt.
31. Eiser betwist dat met de effectenhandel objectief en redelijkerwijs een voordeel valt te verwachten en betwist dat hij door de samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 1] in een voorrangspositie verkeert ten opzichte van andere particuliere beleggers. Hij stelt dat hij niet beschikt over voorgefilterde informatie zoals verweerder stelt, maar dat hij tot nu toe goede resultaten heeft behaald met het maken van (achteraf bezien) de juiste keuzes op het juiste moment, en dat hij van tevoren niet weet hoe de koers van een aandeel zich zal ontwikkelen en of de uitkomst van zijn beslissing voor hem tot een gunstig resultaat zal leiden. Als een dergelijke wetenschap wel zou bestaan, zouden de overige handelaren bij [bedrijf 1] net zo succesvol moeten zijn als eiser, maar dat is – zoals blijkt uit de overgelegde informatie – niet het geval. Daaruit blijkt namelijk dat deze andere met [bedrijf 1] samenwerkende handelaren zeer wisselende resultaten over de jaren behalen en dat er ook met [bedrijf 1] samenwerkende handelaren zijn die verlies maken. Wat betreft de gebruikte software fungeert [bedrijf 1] voor eiser als tussenpersoon die eiser toegang biedt tot de beurs (de broker). Die toegang wordt verleend via de software van Instinet, via welke software eiser orders kan inleggen. De details van de orderboeken zijn identiek aan die van andere brokers zoals Binck en DeGiro. Het enige softwarematige verschil is dat bij [bedrijf 1] de front-end (interface) van de software zo is ingericht dat de orderboeken van verschillende individuele aandelen tegelijkertijd kunnen worden weergegeven op het beeldscherm. Er is geen sprake van het gebruik van een tradingbot, een geautomatiseerd handelsprogramma of anderszins veredelde informatie. Eiser betwist dat de nieuwsdiensten Reuters en Bloomberg (feitelijk) niet toegankelijk zijn voor particuliere beleggers. Die platforms zijn volgens eiser voor iedereen toegankelijk, mits men bereid is ervoor te betalen. Volgens eiser is het een keuze van elke investeerder of en van welk platform hij gebruik wil maken. Voor eiser wegen de kosten op tegen het gemak dat eiser ervaart door het gebruik van de nieuwsdiensten, die volgens eiser enkel online beschikbare informatie verzamelen en per aandeel weergeven. Ook betwist eiser het standpunt van verweerder dat hij in de organisatie van [bedrijf 1] is ingebed. Eiser stelt dat hij niet werkt bij [bedrijf 1] , maar slechts gebruikmaakt van de infrastructuur, het effectenkrediet, de nieuwsdiensten en soms IT-hulp, en dat hij daarvoor ook een vergoeding betaalt.
32. Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, waaronder hetgeen door eiser is gesteld en niet of onvoldoende door verweerder is weersproken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
33. Naar het oordeel van de rechtbank is een resultaat uit aan- en verkopen van aandelen, ook als dit vele transacties op een dag betreft waarbij aandelen gedurende een korte periode in portefeuille worden gehouden, zoals in het geval van eiser, in het algemeen louter speculatief van aard. Immers, de aan- en verkoop van de aandelen vindt plaats op een open markt en het koersverloop van aandelen is naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs niet te voorspellen. De aard van de transacties brengt ook mee dat de (hoeveelheid) verrichte arbeid geen enkele invloed heeft op het koersverloop van de aandelen. Dit is slechts anders indien zou komen vast te staan dat deskundigheid, ervaring en relaties eiser in staat zouden stellen het resultaat van zijn transacties te voorspellen of beïnvloeden (vgl. HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:BQ2071).
34. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet aannemelijk is geworden dat het resultaat dat eiser heeft behaald met het beleggen in (c.q. aan- en verkopen van) effecten voortvloeit uit iets anders dan de koersbeweging van de effecten tussen de momenten van aan- en verkoop daarvan. Vaststaat dat eiser een substantiële hoeveelheid arbeid heeft verricht en dat hij beschikt over deskundigheid en ervaring, maar niet vast is komen te staan dat dit meebrengt dat objectief naar maatschappelijke opvattingen beoordeeld, eiser het koersverloop van de effecten heeft kunnen voorspellen of beïnvloeden en daardoor een hoger beleggings-/handelsresultaat heeft behaald. De omstandigheid dat eiser vanaf 2016 tot en met heden met het totaal aan transacties ieder jaar een positief resultaat heeft behaald, doet ook niet af aan het speculatieve karakter van eisers activiteiten.
35. Dat eiser een (informatie)voorsprong had op andere beleggers, waardoor voor hem het behaalde voordeel redelijkerwijze te verwachten was, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Eiser bevindt zich weliswaar door de samenwerking met [bedrijf 1] in een andere positie dan een louter individueel opererende belegger – zo beschikt eiser over een ‘
leverage’ waardoor hij meer transacties of transacties van grotere omvang kan verrichten dan wanneer hij buiten het samenwerkingsverband zou beleggen, kan eiser gebruik maken van de infrastructuur van [bedrijf 1] wat hem onder andere in staat stelt om informatie over aangehouden of aan te kopen aandelen op één beeldscherm weer te geven, en is tussen hem en [bedrijf 1] een winst- en verliesverdeling afgesproken. Al deze omstandigheden maken echter niet dat eiser daarmee in staat wordt gesteld de koersbeweging van de effecten op transactie- of orderniveau te voorzien. Ook de omvang van en het aantal orders en de gemaakte afspraken over de winst- en verliesdeling in de oude samenwerkingsovereenkomst maken niet dat het voordeel op zichzelf voorzienbaar was. Gesteld noch gebleken is dat eiser transacties van zodanige omvang verrichte dat deze een markt beïnvloedende werking zouden hebben. Voorts is, gelet op hetgeen beide partijen over en weer hebben gesteld en onderbouwd, niet aannemelijk geworden dat eiser door de samenwerking met [bedrijf 1] kon handelen tegen lagere transactiekosten en/of hogere transactiesnelheden, waardoor hij een grotere kans zou hebben op positieve beleggingsresultaten. De uiteenlopende (waaronder negatieve) resultaten van de andere handelaren die op basis van vergelijkbare overeenkomsten met [bedrijf 1] handelden in effecten, vormen bovendien een contra-indicatie ten opzichte van het standpunt van verweerder dat het samenwerkingsverband eiser een zodanige voorsprong oplevert.
36. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd ook niet te kunnen verklaren waardoor eiser vanaf 2016 en ook in 2018 de resultaten heeft kunnen behalen die hij heeft behaald, maar heeft gesteld dat dit “het geheim van de smid” is. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aan zijn bewijslast voldaan. Niet aannemelijk is geworden dat eiser door zijn deskundigheid of door het samenwerkingsverband met [bedrijf 1] over specifieke (voor)kennis of voordelen beschikte, welke kennis of voordelen hem in staat zouden stellen om resultaten te behalen die andere beleggers – wegens het ontbreken van die voordelen en kennis – niet zouden kunnen behalen. Met andere woorden, de arbeid die eiser heeft verricht in uitvoering van het samenwerkingsverband met [bedrijf 1] verklaart niet het resultaat dat hij heeft behaald met de effectenhandel. Dit resultaat is slechts te danken aan de niet te voorspellen koersbewegingen van de aandelen. Hieruit volgt dat objectief naar maatschappelijke opvattingen gezien het door eiser behaalde voordeel niet redelijkerwijs was te verwachten.
37. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de hierboven beschreven werkzaamheden ten onrechte door verweerder zijn aangemerkt als belastbare winst uit onderneming c.q. resultaat uit overige werkzaamheden, maar dat, overeenkomstig eisers standpunt, sprake is van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De beroepen dienen daarom gegrond te worden verklaard, de aanslag IB/PVV 2018 dient te worden verminderd overeenkomstig de aangifte IB/PVV 2018 en de aanslag Zvw 2018 dient te worden vernietigd.
38. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeven de subsidiaire standpunten van eiser geen behandeling meer.
Belastingrente
39. Tegen de belastingrente zijn geen afzonderlijke grieven aangevoerd. Nu de aanslag IB/PVV 2018 wordt verminderd en de aanslag Zvw 2018 wordt vernietigd, dienen de daarbij vastgestelde beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig te worden verminderd respectievelijk vernietigd.
Proceskostenvergoeding
40. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een integrale kostenvergoeding ter hoogte van de door zijn gemachtigde in rekening gebrachte kosten voor de verrichte werkzaamheden met betrekking tot deze procedure. De facturen heeft eiser ter zitting overgelegd.
41. Ter onderbouwing van zijn standpunt voert eiser aan dat sprake is van volharding aan de zijde van verweerder, omdat de argumentatie van eiser nooit serieus is behandeld en onvoldoende beargumenteerd wordt weersproken. Ook vindt de argumentatie van verweerder volgens eiser geen grond in wet, jurisprudentie of regelgeving, zodat deze niet 'pleitbaar’ is. Het volharden in een niet pleitbaar standpunt geeft volgens eiser aanleiding tot een vergoeding van de door eiser in bezwaar en beroep gemaakte kosten. Daarnaast heeft verweerder – ook na daartoe gesommeerd te zijn door deze rechtbank – volgens eiser onvoldoende voortvarend gehandeld. De lange doorlooptijd leidt bij eiser tot rechtsonzekerheid en hoge kosten. Voorts voert eiser aan dat verweerder het ‘fair play'-beginsel heeft geschonden, omdat het verzoek van eiser tot rechtstreeks beroep bij de rechtbank (prorogatie) als onderdeel van het bezwaarschrift is afgewezen door de ambtenaar die reeds betrokken was bij de aanslagfase van eiser. Eiser verwijst daarbij naar artikel 10:3 van de Awb en Hoge Raad 8 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9084.
42. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor een integrale proceskostenvergoeding geen aanleiding bestaat. Van in verregaande mate onzorgvuldig handelen is volgens hem geen sprake. Volgens verweerder zijn de aanslagen en de uitspraken op bezwaar voldoende gemotiveerd en bestaat tussen verweerder en eiser een interpretatieverschil. Er wordt niet tegen beter weten in geprocedeerd en er is geen sprake van fiscale grensverkenning. Verweerder wijst er voorts op dat uit de door eiser overgelegde facturen niet blijkt of en in hoeverre de kosten zijn doorbelast aan eiser en op hem hebben gedrukt.
43. De rechtbank overweegt dat een vergoeding van de werkelijke kosten alleen kan worden toegekend als sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarvan is sprake indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een uitspraak doet, terwijl op dat moment duidelijk is dat die uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden. Voorts is dit mogelijk indien sprake is van (ernstige) schendingen van het zorgvuldigheidsbeginsel. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich in het onderhavige geval geen van deze situaties voor. De omstandigheid dat verweerder ten aanzien van de voorlopige aanslagen in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (zie Rechtbank Noord-Holland 8 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:1809), is geen grond voor de conclusie dat ook ten aanzien van de procedure tegen de definitieve aanslagen een bovenforfaitaire kostenvergoeding op zijn plaats is. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de feiten en een geschil bestaat over de toepassing van het recht. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan derhalve niet worden gezegd dat verweerder kan worden verweten het beroep op prorogatie te hebben afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige procedure geen sprake van tegen beter weten procederen dan wel van in verregaande mate onzorgvuldig handelen van verweerder. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding.
44. Wel zal verweerder worden veroordeeld in de op forfaitaire wijze vast te stellen proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). Deze kosten stelt de rechtbank voor beide (samenhangende en gelijktijdig behandelde) zaken op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in totaal vast op € 2.998‬ (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 624, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1). Bij deze vaststelling heeft de rechtbank rekening gehouden met de uitspraak van de Hoge Raad van 12 juli 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1060). Bij de vaststelling van de vergoeding van proceskosten is punt 1 van onderdeel B2 van de Bijlage bij het Besluit buiten toepassing gelaten. De vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase is vastgesteld, met toepassing van punt 2 van onderdeel B2 van de Bijlage bij het besluit. Indien de bij de uitspraken op bezwaar toegekende kostenvergoeding al aan eiser is uitbetaald, komt deze in mindering op de (nog) door verweerder te betalen kostenvergoeding.
45. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb vloeit voort dat verweerder tevens het door eiser betaalde griffierecht van in totaal € 50 dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.703;
- vermindert de gelijktijdig met de aanslag IB/PVV 2018 opgelegde belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de aanslag Zvw 2018;
- vernietigt de gelijktijdig met de aanslag Zvw 2018 opgelegde belastingrentebeschikking;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.998; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Snitker, voorzitter, en mr. G.H. de Soeten en
mr. C. Huisman, leden, in aanwezigheid van mr. I. Kroesemeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam .
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).