ECLI:NL:RBNHO:2024:2263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10738625 \ CV EXPL 23-3435
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met toetsing van algemene voorwaarden en oneerlijk beding

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen de stichting Woningstichting Rochdale, gevestigd te Amsterdam, als eisende partij, en twee gedaagde partijen die niet verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding en ontruiming van het gehuurde, alsook hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van huurachterstand en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 14 december 2023 de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij stelde dat de gedaagde partijen tekortschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, wat ontbinding en ontruiming rechtvaardigde.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de huurachterstand van € 104,42, die na betaling door de gedaagde partijen op 17 oktober 2023 resteerde, te gering was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden oneerlijk werd geacht. Dit was gebaseerd op de overweging dat het beding afweek van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten, wat in strijd is met de bescherming van consumenten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 104,42, vermeerderd met wettelijke rente, en hen in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10738625 \ CV EXPL 23-3435
Uitspraakdatum: 29 februari 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Woningstichting Rochdale
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 14 december 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden [1] van de eisende partij. Dit heeft zij gedaan bij akte van 11 januari 2024 (hierna: de akte).

1.De vordering

1.1.
De eisende partij vordert na vermindering van eis – samengevat – ontbinding en ontruiming van het gehuurde en hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot hoofdelijke betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de huur vanaf de maand oktober 2023 tot de dag van ontbinding, een schadevergoeding voor iedere maand dat de gedaagde partijen na ontbinding van de huurovereenkomst het gehuurde in gebruik houden en de proceskosten.
1.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partijen tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

2.De verdere beoordeling

Buitengerechtelijke incassokosten
2.1.
De eisende partij stelt dat boven artikel 17.2 in de algemene voorwaarden per abuis het kopje ‘
buitengerechtelijke incassokosten’ is geplaatst en dat het hier om een verschrijving gaat. Uit het artikel valt duidelijk te herleiden dat dit betrekking heeft op kosten van een gerechtelijke procedure en niet op incassokosten, aldus de eisende partij.
2.2.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. Het kan zijn dat het hierboven in r.o. 2.1. geciteerde kopje boven artikel 17.2 een verschrijving is, maar dit betekent nog niet dat dit redelijkerwijs kenbaar is voor een huurder die dit artikel inclusief het daarboven geplaatste kopje leest. Geoordeeld wordt dat het hier niet gaat om een kennelijke verschrijving. Dat geldt temeer omdat in de Toelichting op de algemene voorwaarden onder het kopje ‘Buitengerechtelijke incassokosten’ is toegelicht wat dat voor kosten zijn. Die toelichting zou zinledig zijn zonder bepaling in de algemene voorwaarden over buitengerechtelijke incassokosten. Een andere bepaling over buitengerechtelijke incassokosten dan die in artikel 17.2 is er niet.
2.3.
Uitgaande van de letterlijke tekst van artikel 17.2 inclusief de kop ‘buitengerechtelijke kosten’ wordt geoordeeld dat het beding oneerlijk is, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk. Op grond van het bepaalde in artikel 17.2 kunnen gerechtelijke maatregelen onder de noemer van buitengerechtelijke incassokosten op de consument worden verhaald. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Het beding heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de wet en het Besluit incassokosten in rekening mag worden gebracht. Het beding is daarom oneerlijk en zal daarom worden vernietigd.
2.4.
Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Huurachterstand, ontbinding, ontruiming en gebruiksvergoeding
2.5.
De eisende partij noemt in de dagvaarding verschillende bedragen aan hoofdsom (de kantonrechter gaat daar verder op in bij de beoordeling van de gevorderde rente). Zowel uit de kop ‘
Hoofdsom vordering’in de dagvaarding als uit de overgelegde specificatie (productie 2) blijkt echter dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding op 21 september 2023 sprake was van een huurachterstand van € 2.904,42. Dat neemt de kantonrechter dan ook als uitgangspunt. Die achterstand betreft bijna vijf maanden. De gedaagde partijen hebben echter op 17 oktober 2023 € 2.800,00 betaald en de eisende partij heeft op 18 oktober 2023 haar vordering met dat bedrag verminderd, dit alles nog voor de eerste roldatum van 19 oktober 2023. Dat betekent dat de huurachterstand op de eerste roldatum nog maar € 104,42 bedroeg en daarmee minder is dan drie maanden. Hoewel de gedaagde partijen eerder tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de huurprijs niet telkens tijdig en bij vooruitbetaling te voldoen, is de huidige huurachterstand dusdanig gering dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee het belang van de gedaagde partijen bij het voortduren van de huurovereenkomst (Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). De gevorderde ontbinding, ontruiming en veroordeling tot betaling van een gebruiksvergoeding zullen daarom worden afgewezen.
2.6.
De huurachterstand van € 104,42 is toewijsbaar.
Rente
2.7.
De gevorderde vervallen rente zal worden afgewezen, omdat het de kantonrechter niet duidelijk is over welk bedrag de rente is berekend. Doordat de eisende partij verschillende bedragen aan hoofdsom heeft genoemd, kan de juistheid van de vervallen rente niet worden gecontroleerd. Het al genoemde bedrag aan huurachterstand van € 2.904,02 tot en met september 2023 zoals genoemd in de dagvaarding onder de kop ‘
Hoofdsom vordering’komt namelijk niet overeen met de bedragen die ook in de dagvaarding zijn genoemd onder de kop ‘
Specificatie van de vordering’. Daarin wordt als hoofdsom een bedrag van € 2.670,56 genoemd en daarnaast een bedrag van € 3.069,14 aan vervallen termijnen tot en met september 2023. Geen van die bedragen komt terug in de specificatie van productie 2, zodat niet van de juistheid daarvan kan worden uitgegaan. Bij een dergelijk onduidelijke hoofdsom kan de gestelde vervallen rente niet worden toegewezen. De rente zal daarom worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.
2.8.
De gedaagde partijen worden in het ongelijk gesteld en zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt, de andere partij zal zijn bevrijd, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 104,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2023 tot de dag van algehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, zoals hiervoor is toegelicht, in de proceskosten van de eisende partij tot op heden begroot op:
€ 130,57 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 40,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden 2009 Woningstichting Rochdale