ECLI:NL:RBNHO:2024:2660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10872615 \ CV EXPL 24-107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden met betrekking tot oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 6 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de Stichting De Woonschakel Westfriesland en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 434,24, vermeerderd met wettelijke rente, en proceskosten, op basis van een huurovereenkomst. De gedaagde had de overeenkomst opgezegd per 31 juli 2023, maar had nog achterstallige huur en herstelkosten niet voldaan. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden getoetst op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:233 BW. De rechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals het huurprijswijzigingsbeding, niet oneerlijk zijn, terwijl andere, zoals het beding over buitengerechtelijke incassokosten, als oneerlijk zijn aangemerkt. Dit leidde tot de vernietiging van dat beding, waardoor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen. De rechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 368,72, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten, die zijn begroot op € 130,47 voor dagvaardingskosten, € 130,00 voor griffierecht en € 82,00 voor het salaris van de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl de vordering voor het overige werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10872615 \ CV EXPL 24-107
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting De Woonschakel Westfriesland
gevestigd te Medemblik
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder M.G. Lasonder
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 434,24, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij nog een bedrag moet betalen op grond van de huurovereenkomst tussen partijen. De gedaagde partij heeft die overeenkomst opgezegd tegen 31 juli 2023. De gedaagde partij moet nog een bedrag van € 221,02 aan achterstallige huur voldoen. Daarnaast moet hij een bedrag van € 140,00 aan herstelkosten betalen vanwege het niet repareren van een badkamerdeur. De gedaagde partij heeft voornoemde bedragen echter niet betaald.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden:Algemene huurvoorwaarden Zelfstandige woonruimte 1 oktober 2005
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of de eisende partij algemene voorwaarden hanteert en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
In de huurovereenkomst is een voetnoot opgenomen en daarin staat vermeld: “
De huurprijs wordt jaarlijks gewijzigd overeenkomstig de bij of krachtens de wet bepaalde wijze.”De kantonrechter stelt vast dat dit beding kwalificeert als een algemene voorwaarde.
3.6.
Daarnaast is in artikel 4.1 van de algemene voorwaarden een huurprijswijzigingsbeding opgenomen:
“1. De huurprijs kan worden gewijzigd overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regels; (…)”
3.7.
Omdat voornoemde bedingen verwijzen naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat deze bedingen niet als oneerlijk kunnen worden beschouwd.
Opleveringsbeding en schadebeding
3.8.
De eisende partij maakt aanspraak op een bedrag aan herstelkosten voor de badkamerdeur. Artikel 16 van de algemene voorwaarden bevat een beding over de oplevering bij het einde van de huur. Dat beding luidt als volgt:

Artikel 16 Oplevering van het gehuurde bij het einde van de huur
(…) 2. Bij de oplevering van het gehuurde geldt voorts ten aanzien van:
- (…)
- Schade: huurder alle schade aan het gehuurde waarvoor hij op grond van artikel 12 aansprakelijk is heeft hersteld; (…)
Artikel 12 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 12 Schade aan het gehuurde
1.
Huurder is aansprakelijk voor de schade die tijdens de huurtijd aan de binnenzijde en buitenzijde van het gehuurde (…) is ontstaan door een aan deze toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan. (…)
3.9.
De kantonrechter acht deze bedingen, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, niet oneerlijk. Deze blijven daarom in stand.
Buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten
3.8.
De kantonrechter stelt vast dat ook artikel 2.4 van de huurovereenkomst kwalificeert als een algemene voorwaarde. Dit artikel luidt als volgt:
“(…) 2.4. Alle ter uitvoering van deze overeenkomst gemaakte of te maken kosten waaronder begrepen administratiekosten, alsmede alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die verhuurder maakt in geval van niet nakoming van enige bepaling van deze overeenkomst zijn voor rekening van huurder, met uitzondering van de ingevolge een rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten.”
3.9.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 2.4 als oneerlijk moeten worden aangemerkt, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van een arrest van de Hoge Raad [2] is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk. De eisende partij heeft op grond van deze voorwaarde namelijk de vrije hand in het ongelimiteerd in rekening brengen van een bedrag aan incassokosten. De bedongen kosten zijn niet gespecificeerd. De eisende partij kan op grond van deze bedingen een door haar zelf te bepalen bedrag aan incassokosten op de consument verhalen als er als gevolg van een niet nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dit terwijl de consument op grond van de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Ook in zoverre is sprake van een oneerlijk beding, omdat de verplichting tot het versturen van een zogenaamde veertiendagenbrief ontbreekt. Uit de tekst van het beding volgt juist dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de consument een verplichting niet nakomt. De voorwaarde heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit vergoeding voor incassokosten in rekening mag worden gebracht en voldoet ook niet aan de daarin gestelde voorwaarden. Met het beding wordt het contractuele evenwicht tussen partijen dan ook onevenredig verstoord, ten nadele van de consument.
3.10.
Artikel 2.4 ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk.
Gevolgen van deze toetsing
3.11.
De eisende partij heeft zich in de dagvaarding geconformeerd aan de toetsing van de algemene voorwaarden door de kantonrechter en de eventuele gevolgen daarvan. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de eisende partij niet de gelegenheid wil krijgen om zich hier nog over uit te laten. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.9. vernietigt de kantonrechter artikel 2.4 van de huurovereenkomst, voor zover dat ziet op buitengerechtelijke incassokosten. Dat heeft tot gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Na vernietiging van een oneerlijk beding kan immers geen aanspraak worden gemaakt op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
3.12.
Alhoewel het proceskostenbeding oneerlijk is, heeft dit geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van artikel 237 in samenhang met artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie en proceskosten
3.13.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.14.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 368,72, vermeerderd met de wettelijke rente over € 361,02 vanaf 19 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 130,47 wegens dagvaardingskosten,
€ 130,00 wegens griffierecht en
€ 82,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.Hoge Raad 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4)