In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, wordt een huurovereenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden van de Stichting Wooncompagnie getoetst. De eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde L.V. Snijder, heeft de gedaagde partij gedagvaard wegens huurachterstand. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of de algemene voorwaarden oneerlijke bedingen bevatten, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:233 BW.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbedingen in de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, omdat ze verwijzen naar de wettelijke regels omtrent huurprijswijzigingen. Echter, het beding in artikel 2.4 van de huurovereenkomst, dat de huurder verplicht om alle kosten, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, te vergoeden, wordt als oneerlijk aangemerkt. Dit omdat het de huurder kan belasten met onredelijk hoge kosten die niet in overeenstemming zijn met de wettelijke regeling. De kantonrechter oordeelt dat dit beding vernietigd moet worden en geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
De beslissing over de huurachterstand wordt aangehouden, omdat de gedaagde partij deelbetalingen heeft gedaan en de hoogte van de achterstand nog niet kan worden vastgesteld. De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol op 17 april 2024, zodat de eisende partij zich kan uitlaten over het oordeel omtrent de oneerlijkheid van het beding.